krijgt mijn eeuwige haat. Diegene die domweg mijn eigen vrouw neerschiet, krijgt mijn eeuwige doem, enz., enz.
Wat kunnen wij doen?, zingen nu pop-groepen.
What can I do?
De koetsen werden van de krijgers afgenomen.
En als kiekenskoten gebruikt. Sommige rijkere boeren hadden nog de levende witte Russische paarden. En hielden die. En reden 's zondags met de gestolen zwarte koets rond door hun velden.
Van alle bloed ontdaan met Spic & Span.
Het paardevlees zat in miljoenen tonnen in hun duizenden kelders. En werd zwart. Als lappen vergane stof. De mensen waren hele compagnies beesten geworden. Met lange tanden en lange tongen. Zij vraten wat er te vreten viel. Van de paarden aten ze reeds de oren af. De ogen wierpen ze weg als waren het oude verdroomde knikkers.
De hoeven haalden ze eraf en sloegen die op de hoeven van hun eigen paarden. Om te kunnen ploegen. De lederen riemen spanden ze rond hun buiken als bloemenkransen rondom een renner. Zij stonden achteraf naar de koers te kijken net op dezelfde mensen als die waarop ze keken naar het vuurspuwen van de Canadese tanks op een luttel groepje arme Duitse boeren opgesloten in de kringloop van een grote en een kleine stroom.
Waarvoor de officier de moed opbracht de groet te brengen. Denkelijk de groet aan de vuurtongen.
Om te zeggen: Hou ermee op. AUB. Hou ermee op. Wij hebben het allemaal door! Het is tijd ermee op te houden. Begrijp ons. Zoals Indianen groeten brachten die nooit begrepen werden. Nooit. Nooit.
Groeten van tussen het struikgewas. Groeten met rookwolken. Met tapijten. Met hoeden. Met al de klederen die ze nog bezaten, Nooit, nooit, hebben zij het begrepen!
Werner VERSTRAETEN