Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 26
(1973)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift–
[pagina 1035]
| |
VIIIDe decadentie kan beschouwd worden als een [schouw]spel dat zichzelf ernstig opneemt. Het decor neemt de overhand; het gebaar wordt tegenover de daad gesteld. Ludwig was een typisch produkt van zijn tijd, een slachtoffer van de Duitse droom. Zijn diffuus wereldbeeld - zijn Weltanschauung - was sterk beïnvloed door de Heidelberger Romantiek, een eigenaardige vermenging van Renaissance, Aufklärung en bewondering voor de middeleeuwen - een potpourri van de Europese cultuurontwikkeling. Zo bepalen o.m. de gebroeders Grimm, met hun ‘Deutschen Sagen’, Ludwig Tieck met ‘Franz Sternbalds Wanderungen’ en Achim von Arnim met ‘Des Knaben Wunderhorn’ Ludwigs culturele horizont. Tiecks romantische koning [‘Prinz Zerbino’] die de werkelijkheid van het leven veracht en met loden soldaatjes speelt, vertoont opmerkelijke gelijkenissen met de Zwaankoning. Maar vooral Tiecks ‘Die Verkehrte Welt’ geeft als het ware een prefiguratie van de decadentistische esthetica: ‘Seht, Leute, wir sitzen als Zuschauer und sehen ein Stück, in jenem Stück sitzen wieder Zuschauer und sehen ein Stück, und in jenem dritten Stück wird jenen dritten Akteurs wieder ein Stück vorgespielt’. Een voorafschaduwing ook van de pirandelliaanse spiegeleffecten en van de sartriaanse ‘dialectique des tourniquets’.
Voor de decadente estheet is de wereld een schouwspel, een theater. Nietzsche schreef een gloeiende kritiek op dit nihilisme dat het einde van de kunst verwezenlijkt door ze met het decor, het theater en de irrealiteit gelijk te stellen. In ‘Der Fall Wagner’ luidt het plastisch en beeldrijk: ‘Wir kennen die Massen, wir kennen das Theater. Das Beste, was darin sitzt, deutsche Jünglinge, gehörnte Siegfriede und andre Wagnerianer, bedarf des Erhabenen, des Tiefen, des Ueberwältigenden. So viel vermögen wir noch. Und das andre, das auch noch darin sitzt, die Bildungs-Kretins, die kleinen Blasierten, die Ewig-Weiblichen, die Glücklich-Verdauenden, kurz das Volk - bedarf ebenfalls der Erhabenen, des Tiefen, des Ueberwältigenden’. | |
IXDe kritiek van Nietzsche op Wagner raakt diepe gronden. Het gaat hier immers om een kritiek op de musische mens, op de eigenlijk wel typisch Duitse opvatting over de esoterische krachten die de muziek losmaakt of bevrijdt, aldus merkwaardige verbanden leggend tussen de zichtbare en de onzichtbare wereld. Het betreft hier een antiek thema, duidelijk terug te brengen tot de Griekse Oudheid - en met name tot Pythagoras en het pythagoreïsme - en dat heel de Middeleeuwen door naspeelt, alvorens het door de opkomst van het beperkende rationalisme tot ondergrondse stroming werd herleid. Bij Beda Venerabilis en Guido van Arezzo lezen we dat de hemelse muziek van de hoogste naar de nederigste vormen overvloeit, dat wiskunde aan de grondslag ligt van de | |
[pagina 1036]
| |
muziek en dat er een verband bestaat tussen de hemelse muziek, de muziek der sferen, en het aardse bestel. Absalom von Springiersbach spreekt van God als opperste muzikant. Deze geheimzinnige verbanden en analogieën houden uiteraard ook verband met de opvattingen van onder meer Johannes Scotus Eriugena, die de wereld als een metafoor beschouwt, en van Hugo de Saint-Victor die de lectuur van een boek vergelijkt met de lectuur van de wereld.
Deze gedachtenwereld die verbanden legt tussen het zichtbare en het onzichtbare, heeft ongetwijfeld ook een grote invloed uitgeoefend op Ludwig - en niet alleen via Wagner. De feitelijke omstandigheden mogen dan nog toevallig lijken, maar de merkwaardige lijn die van Ludwig over Wagner, Cosima en Stewart Houston Chamberlain naar Hitler loopt, deze stroming van sympathie en analogie die Bayreuth met Nürnberg verbindt en de hyperbeschaafde decadentie met bloedige barbaarsheid, zou wel eens een pregnantere betekenis kunnen hebben dan men oppervlakkig bereid is er aan te schenken.
Volgende uitspraak uit Hitlers Tafelgesprekken klinkt dan wel heel revelerend: ‘Wanneer ik naar Wagner luister, komt het mij voor dat ik de ritmen hoor van een vroegere wereld. Ik stel me voor dat de wetenschap eens in de door Rheingold in beweging gebrachte golven, geheime verbanden zal ontdekken met de wereldorde’.
In zijn in de Nürnberger gevangenis geschreven ‘Letzte Aufzeichnungen’ verbond Alfred Rosenberg het zwartste gelaat van het nationaal-socialisme met de musische mens: ‘Huidig resultaat is wel de volledige ineenstorting van het Rijk zoals nooit voorheen beleefd, onze vlaggen wapperden nog voor korte tijd van de Pyreneeën tot aan de Noordkaap, van de Wolga tot aan de grenzen van Egypte. Nu liggen ze verscheurd en onder puinhopen, en het vreselijkste is wel dat ze volledig bezoedeld zijn door diegenen waarmee Hitler zich in de beslissende jaren had omgeven, die zich niet gehouden hebben aan zelfbeheersing en aan eerbiedwaardige soldateske normen, maar integendeel het hierop aanlegden het theatrale “musische”, dweperige, individuele “ikbetrachten” te versterken.’ | |
XLe vertige du suicide De onduidelijke omstandigheden van Ludwigs dood boden alle variatiemogelijkheden voor een romantische legendevorming.
Hier volgt dan een chronologische reconstructie aan de hand van kranteberichten.
[Woensdag, 9 juni 1886.]
Men verzekert dat het manifest, waardoor het regentschap van Prins Luitpold van Beieren aan de hoven van Europa wordt aangekondigd, gereed ligt om te worden verzonden. De jongste weken heeft men onloochenbare bewijzen verzameld van 's Konings zinneloosheid. Dit blijkt overduidelijk, o.a. ook uit berichten van de eerbiedwaardige en ernstige Vossische Zeitung, als uit soortgelijke mededelingen in het Wiener Fremdenblatt. | |
[pagina 1037]
| |
[Zaterdag, 12 juni 1886.]
De dagbladen zeggen dat een delegatie van de Staat bij de Koning werd gezonden. Ze werd echter niet ontvangen. Ludwig bevindt zich nu afgezonderd in het kasteel van Hohenschwangau. Prins Luitpold tekent reeds de stukken als ‘Des Königreichs Bayern Verweser’. Volgens de Kölnische Zeitung kwam de commissie woensdagavond, 9 juni, te Hohenschwangau aan en bleef er overnachten met het inzicht om donderdag in de vroege morgen de Koning te verrassen. Omstreeks vijf uur 's morgens, donderdag, had de Koning doen inspannen en de bedienden waren reeds bezig met de uitvoering van zijn bevel, toen graaf Holnstein, een van de leiders van de conspiratie, tussenbeide kwam en het inspannen verbood. De bedienden dreven de spot met hem, en verklaarden slechts aan de bevelen van de Koning te zullen gehoorzamen. Nadat de graaf geantwoord had dat de Koning niets meer te bevelen had en Prins Luitpold alleen meester was, liep de koetsier naar de Koning om hem hiervan op de hoogte te stellen. Ludwig gaf onmiddellijk het bevel niemand meer op het kasteel toe te laten, liet de wacht wapenen en eiste de brandweerkorpsen uit de omgeving op, die kort nadien het slot binnenrukten.
De deputatie werd door het garnizoen, versterkt met de omwonende bevolking, die zeer aan de koning gehecht was, gevangen genomen. De Koning liet de geboeide gevangenen voor zich komen. Tegenover de opgewonden bevolking beriepen de ministers zich tevergeefs op de afkondiging van het regentschap. De bevelhebber van de slotwacht en de Landrat van het district verklaarden slechts aan de bevelen van hun wettige Koning te zullen gehoorzamen. Uiteindelijk kon de deputatie, met de medeplichtigheid van goedgezinde districtsambtenaren, langs omwegen ontvluchten.
Intussen werden militairen vanuit München ter bescherming van de commissie uitgezonden. Hohenschwangau werd door een militair cordon ingesloten. De poging om zich bij verrassing van de persoon van de Koning meester te maken, was dus volkomen mislukt. Anderzijds kon de van de buitenwereld afgesloten Ludwig geen vluchtpoging meer ondernemen.
Een persagentschapbericht, kennelijk geïnspireerd door de Beierse regering, luidt: ‘Te München heerst volkomen rust. Dat de Koning een proclamatie tot zijn volk zou uitvaardigen, wordt thans, na de rondom Hohenschwangau genomen maatregelen, niet meer geducht. Volgens de verklaring der geneesheren zou overigens de Koning, wegens zijn geestestoestand, daartoe niet meer in staat zijn.’
[Maandag, 14 juni 1886.]
Door tussenkomst van de militaire overheid is de ongelukkige Koning van Beieren thans in handen van de commissie geraakt en naar Schloss Berg am Starnberg vervoerd. Alle gevaar voor ordeverstoringen is geweken.
Zaterdag te twee uur 's namiddags kwam de vorst in zijn nieuw verblijf aan, waar hij spoedig werd bezocht door Freiherr von Washington, één van zijn oudste vrienden, die zijn getrouwe bewaker zal worden. Men heeft aan de geneeskundige hulp een begin kunnen maken en de Koning bericht kunnen geven over het regentschap.
Talrijke persberichten verwijzen, bij nadere analyse, naar de sfeer van geheimzinnigheid en van komplot die deze gebeurtenissen omringt: | |
[pagina 1038]
| |
- De aanstelling van Prins Luitpold zal in de Beierse Landdag, wegens de droevige en bijzondere omstandigheden, met gesloten deuren verhandeld worden. - Het blijkt dat de ex-Koningin Isabella een der grootste schuldeisers is van de Koning. - De vleugel-adjudant van de vorst, graaf Dürckheim, die voorgesteld had te vluchten en de hulp van de Kaiser had ingeroepen, werd op 12 juni op zijn kasteel aangehouden en naar de gevangenis van München overgebracht. - Te München zelf heerst een grote beroering tussen de volksklas, die geen enkel geloof hecht aan de ziekte van de Koning.
Steeds op 14 juni publiceert Het Handelsblad in extremis een ‘bijzondere depeche van Agencie Havas-Reuter’, gedateerd München, 14 juni: ‘Volgens een plakkaart van het bestuur der politie uitgaande, heeft koning Lodewijk van Beieren zich gisteren avond in het meer Starnberg van het park te Berg, verdronken. Dokter Gudden, die hem wilde redden, heeft er insgelijks het leven bij ingeschoten’.
Totdaar het nuchtere persoverzicht. Merkwaardig is de ‘information gap’ over de mysterieuze vrijdag 11 juni. Visconti heeft dit alles elliptisch en allusief weergegeven, aldus het feit eerbiedigend of beklemtonend dat levende legenden steeds stiekem en in duistere omstandigheden het zwijgen wordt opgelegd.
Werd Ludwig het slachtoffer van een samenzwering die hem het leven kostte? Of ondernam hij een ultieme poging om zijn vrijheid te heroveren, waarbij het gevecht met zijn behandelende geneesheer voor beiden fataal werd? Of vluchtte hij in de dood? Het volk beweende een alleszins beminde en reeds legendarische vorst. Zijn begrafenis was een barbaarse satraap uit de Oudheid waardig. Zijn hart werd in een gouden urn in de basiliek Altötting geplaatst, zoals die van alle Wittelbachs die hem op de troon waren voorafgegaan.
Het Ludwig-spektakel kon eindelijk onbelemmerd beginnen. | |
XILudwigs overlijden sprak tot de verbeelding. Verlaine begroette in de koninklijke estheet de negatie van een materialistische en utilitaristische tijd.
Roi, le seul vrai roi de ce siècle, salut, Sire,
Qui voulûtes mourir vengeant votre raison
Des choses de la politique, et du délire
De cette Science intruse dans la maison.
De cette Science assassin de l'Oraison
Et du Chant et de l'Art et de toute la Lyre,
Et simplement, et plein d'orgueil en floraison,
Tuâtes en mourant, salut, Roi! bravo, Sire!
Vous fûtes un poète, un soldat, le seul Roi
De ce siècle où les rois se font si peu de chose,
Et le martyr de la Raison selon la Foi.
Salut à votre très unique apothéose,
Et que votre âme ait son fier cortège, or et fer,
Sur un air magnifique et joyeux de Wagner.
Catulle Mendès had reeds eerder het portret geschetst van een mystieke koning, van een Christus-achtige figuur, terwijl A. Hepp sprak over ‘le roi vierge’. Voor Léo Larguier geleek de koning op een Griekse efeeb en op een Renaissancemeisje, | |
[pagina 1039]
| |
terwijl Guy de Pourtalès de nadruk legt op de nachtelijke wereld van het esthetiserend irrationalisme: ‘Il écoutait, regardait et palpait un monde que n'éclairait plus le soleil de la raison, mais la lune des apparences. Et c'est peut-être cette autre couleur de la lumière, cet envers du soir que l'on appelle folie’. Verwijzend naar Keizerin Elisabeth, Leopold II en Ludwig II, zijn Jules Lemaîtres allusies heel wat kritischer: ‘Ici une impératrice névrosée, empoisonnée de morphine et publiquement aimée d'une écuyère de cirque... Ailleurs un roi morose qui ne se montrait jamais à ses sujets, qui ne songeait qu'à faire des économies pour organiser des voyages scientifiques. Non loin un prince mélomane à l'âme cabotine s'était noyé une nuit parmi ses cygnes, dans un lac de Niebelungen aux rives machinées en décor d'opéra...’. Robert de Montesquiou, die mede als model diende voor Prousts baron de Charlus, dichtte ‘Le treizième César’.
Demi-roi, demi-dieu, demi-preux, demi-mage
Aristocrate égaré dans nos modernités...
Monstrueusement vierge et chastement obscène
Hermaphrodite beau, Narcisse légendaire...
Adolescent perdu dans l'art de son linceul
De solitude, épris d'hypocondrie, et sombre
Insatiable de prestige et de pénombre...
In ‘La complainte du mal aimé’ breekt Apollinaire met de magnifiërende esthetische voorstelling en met de somptueuze en triomfantelijke decadentiesfeer, en verlegt als het ware het accent naar het menselijke drama:
Un jour le roi dans l'eau d'argent
Se noya puis la bouche ouverte
Il s'en revint en surnageant
Sur la rive dormir inerte
Face tournée au ciel changeant...
Maurice Barrès zag Ludwig als ‘l'éternel Hippolyte, jeune, rude et fuyant Phèdre dans une sublime solitude’. Hij situeert Ludwig op het ethische plan. Verre van een wellusteling van de kunst is hij ‘un problème d'éthique tout parfait’, een zuivere idealist. In verband met de door deze Hamlet-koning uitverkoren decoratieve motieven van de pauw en van de zwaan, hoogmoed en melancholie, zegt Barrès verder: ‘Ces deux motifs si opposés signifiaient à ses yeux une même chose: une vie qu'on ne touche pas. La légende et la toute puissance lui parurent des refuges également sûrs. Il ne voulait pas dominer, mais prétendait qu'on ne le dominât point’.
Een woord, nogmaals van Jean Cocteau, aansluitend bij het reeds aangehaalde citaat uit ‘L'Aigle à deux têtes’, resumeert treffend het Ludwig-drama. Roger Peyrefitte schreef onder de titel ‘L'exilé de Capri’ een boeiende biografische roman over baron Jacques d'Adelsward-Fersen, een toonaangevende 1900-decadent, very smart en gesofisticeerd, multimiljonair, homo en drug-addict, dichter en uitgever van het tijdschrift AkadémosGa naar voetnoot*. In de inleiding poneerde Jean Cocteau: | |
[pagina 1040]
| |
‘Etre privé de génie lorsqu'on en rêve doit être le pire des supplices. J'ai toujours aimé les créatures incapables de créer des chefs d'oeuvre et qui cherchent, faute de mieux, à en devenir elles-mêmes. C'est victime de ce mal étrange que vécurent et moururent Louis II de Bavière et l'impératrice Elisabeth’. | |
XIIDénaturaliser la réalité, c'est l'approfondir. Theater, decor, tragische rekwisieten van een droom in waaktoestand: ‘Jusqu'à la fin, le roi esthète ne connaîtra de plaisir que celui du spectacle. Sa vie sera truquée comme un opéra’ [Jacques Bainville].
Ludwigs labyrintische esthetiek heeft veel van de ‘Aesthetik des Hässlichen’ [1853] waar Karl Rozenkrans, de bekende Hegel-discipel, naar verwees. De theatrale rommeligheid van Ludwigs innerlijk leven wordt weerspiegeld in zijn kitscherige decors. Maar zelfs Theodor W. Adorno rehabiliteerde de kitsch, de uitspraak van Baudelaire indachtig: ‘Ce qu'il y a d'enivrant dans le mauvais goût, c'est le plaisir aristocratique de déplaire’. | |
XIIIHenri-Floris JESPERS |
|