Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 35 (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 35
Afbeelding van Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 35Toon afbeelding van titelpagina van Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 35

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 35

(1982)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 453]
[p. 453]

Neoconservatisme, of Van de voortgang die geen vooruitgang bleek

Octavio Paz: ‘In de laatste jaren heeft er een plotselinge verandering plaatsgevonden: de mensen beginnen datgene wat komen moet, met ontzetting te bezien en wat gisteren nog de wonderen van de vooruitgang leken, zijn vandaag de rampen ervan. De toekomst is niet langer de bewaarplaats van perfectie, maar van verschrikking. Demografen, ecologen, sociologen, fysici en genetici geven de tocht naar de toekomst aan als een tocht naar de ondergang. Sommigen voorzien het uitgeput raken van de natuurlijke hulpbronnen, anderen de vervuiling van de aardbol, weer anderen een atoombrand. De verworvenheden van de vooruitgang heten honger, vergiftiging, vervluchtiging. Het gaat me er niet om of deze voorspellingen al of niet overdreven zijn: ik onderstreep dat het uitdrukkingen zijn van de algemene twijfel aan de vooruitgang. Het is veelzeggend dat in een land als de Verenigde Staten, waar het woord verandering zich gekoesterd heeft in een bijgelovige verering, vandaag een ander woord op de voorgrond treedt, dat de weerlegging ervan is: conservatie.’ (De kinderen van het slijk, 1976).

 

Willem Kuipers: ‘Wat is trouwens rechts en links in deze tijd? Die Zeit vroeg het bij gelegenheid van de Buchmesse aan een groot aantal vooraanstaande denkers en schrijvers, zoals Günther Anders (79), Heinrich Böll (64), Erhard Eppler (55), Franz Xaver Kroetz (35), Martin Walser (54), Kurt Sontheimer (55) en Golo Mann (72) en hun antwoorden wijzen opvallend in eenzelfde richting: progressief in deze tijd wil steeds meer zeggen bewaren wat we aan waardevols hebben, op het gebied van de natuur, evengoed als op het terrein van de waarden. Als de progressieve Duitser op dit moment iets wil, dan is het houden wat altijd al de moeite waard was.’ (De Volkskrant, 23 oktober 1981).

 

Jürgen Habermas: ‘De algehele stemming waarop het neokonservatisme tegenwoordig kan steunen is geenszins het produkt van een onbehagen over de antinomistische gevolgen van een buiten zijn oevers tredende, vanuit de musea in het leven losgebarsten kuituur. Dit onbehagen is niet door modernistische intellektuelen in het leven geroepen maar wortelt in de dieperliggende reakties op een maatschappelijke modernisering die onder de druk van de imperatieven van ekonomische groei en staatkundige organisatorische maatregelen steeds verder ingrijpt in de ekologie van gegroeide levensvormen en in de interne kommunikatieve struktuur van historische levenswijzen.’ (Raster, 19, 1981).

[pagina 454]
[p. 454]

Pierre Gaudibert: ‘In Le sacré sauvage heeft Roger Bastide aangetoond hoe, sedert het einde van de 18de eeuw, aan elke fase van de industrialisering een romantisch protest beantwoordde... Dit wil zeggen dat met elke sprong van de moderniteit een beklemmende verdedigingsreactie overeenkomt van contra-moderniteit. Hij onderscheidt drie opeenvolgende fasen... waarvan de derde deze is van de overgang naar de geleide economie in de tweede helft van de 20ste eeuw... De reeds sterk als mythe aan 't wankelen gebrachte notie van de vooruitgang leidt heden ten dage tot deze ontgoochelde vaststelling van Theodor Roszak in Where the wasteland ends: “We zijn alleen om de verschrikkelijke paradox te ontwarren van de vooruitgang, die ons een wereld gebracht heeft, waarvan de situatie verslechtert in de mate waarin zij verbetert.”.’ (‘La sensibilité écologique’, Silex 18/19, 1980).

 

Herman De Coninck: Wie progressief wil zijn zou eigenlijk twee dingen heel goed moeten weten: wat hij allemaal wil veranderen, en wat hij allemaal wil behouden. Dat laatste heeft haast niemand zich ooit afgevraagd, en ik bedoel het bijna in ecologische zin: zoals je je rivieren moet schoon houden en je landschappen zo moet je het ook met eetgewoonten doen, met goede gebruiken, met kleinschaligheid, met menselijke verhoudingen. Als dit al conservatief klinkt, dan is de paradoks toch wel dat geen enkele behoudsgezinde partij, mij bekend, dit conservatisme huldigt, kijk er de standpunten over kernenergie of over chips maar op na. De conservatieve partijen zijn wat dit betreft allemaal ongeremde voorstanders van een holder-debolder-voor-uitgang.’ (Dichters en dichtkunst uit Europa, 1980).

 

Ingmar Granstedt: ‘We hebben niets meer dat ons nog kan bijeenbrengen: noch kerken, noch gedeelde ethiek, noch buurtsolidariteit, noch gemeenschappen, noch familiale structuren, noch nationale identiteiten, noch feesten, noch gebruiken. De ineenstorting van een wereldorde die gefundeerd is op een machtstechnologie temidden van een culturele woestijn: dat is de industriële impasse... Met het afnemen van de bevrediging die we putten uit onze produktie-inspanningen en de toenemende onzekerheid, met de contraproduktiviteit van onze bovenmatige werktuigen en hun debâcle verdwijnen ook de laatste grote, eenheidscheppende mythes van het industriële epos: die van de Vooruitgang, van de groei en van het socialisme in zelfbeheer.’ (L'impasse industrielle, 1980).

[pagina 455]
[p. 455]

Rudolf Boehm: ‘Op zich beschouwd is “vooruitgang” een misleidend begrip. Dikwijls wordt het gebruikt in een betekenis die veronderstelt dat elke vooruitgang, in welke richting dan ook, als een vooruitgang ten goede te beschouwen is en wordt de eenvoudige opmerking onderdrukt dat toch elke vooruitgang in de ene richting een achteruitgang in de tegenovergestelde richting is.’ (Tijdschrift voor de Studie van de Verlichting, 8/9-1/3, 1980-81).

 

Milan Kundera: ‘Degenen die door de gedachte van de vooruitgang zijn gefascineerd, vermoeden niet dat elke weg vooruit tevens een weg naar het einde is en dat in de vrolijke leuzen voorwaarts en met sprongen vooruit de dartele stem klinkt van de dood die ons lokt om voort te maken. (Indien vandaag de bezetenheid van het woord vooruit algemeen is geworden, is het niet in de eerste plaats omdat de dood tot ons spreekt van zeer nabij?) In de tijd dat Arnold Schönberg het rijk der dodecaëfonie stichtte, was de muziek rijker dan ooit tevoren en dronken van vrijheid. Het kwam bij niemand op dat het einde zo voor de deur zou kunnen staan. Geen afmatting! Geen schemering! Schönberg handelde uit de jeugdigste geest van moed. Hij was vervuld van de gerechtvaardigde trots dat de enige stap vooruit juist de stap was die hij had gekozen. De geschiedenis van de muziek eindigde in de bloei van moed en verlangen.’ (Het boek van de lach en de vergetelheid, 1981, oorspr. 1979).

 

Jean Clair: ‘Men zal geneigd zijn in deze (“arrièregardisten”) de winkeldochters van de moderniteit in de kunst te zien, te vergelijken met de boeren en de handwerklieden in het postindustriële economische bestel. Wat is er ... van deze, om de waarheid te zeggen, naïeve vooruitgangsgedachte, eenmaal toegepast op de kunst?’ (Nouvelle Subjectivité, 1979).

[pagina 456]
[p. 456]


illustratie
Karel Dierickx, Wintertuin, 1978


Daniel Billiet: ‘Elke tijd zijn eigen poëzie. De poëzie schrijft haar tijd. Maar nu niet expliciet als een verlengsnoer van de werkelijkheid, zoals de nieuw-realistische teksten die vluchtten in de werkelijkheid. En dàt is pas erg. De poëzie als spreekbuis van de werkelijkheid. Wat een monsterverbond! Het kan geen toeval zijn dat deze poëzie opgeld maakte toen de economische en andere crises nog niet hadden toegeslagen, toen het geloof in de onbeperkte vooruitgang nog niet was aangetast, toen er überhaupt nog toekomst was. Het is geen toeval dat deze poëzie thans zo goed als verdwenen is.’ (Toespraak t.g.v. de uitreiking van de literaire prijs van de stad Gent, 28 juni 1980).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken