Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuwe verhandeling vande hoofsche welgemanierdheyt (1965)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuwe verhandeling vande hoofsche welgemanierdheyt
Afbeelding van Nieuwe verhandeling vande hoofsche welgemanierdheytToon afbeelding van titelpagina van Nieuwe verhandeling vande hoofsche welgemanierdheyt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.97 MB)

Scans (36.33 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/lifestyle


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuwe verhandeling vande hoofsche welgemanierdheyt

(1965)–Anoniem Nieuwe verhandeling vande hoofsche welgemanierdheyt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XIV. Hoofdstuk.
Van 't gene men waarnemen moet in Brieven te schryven.

DEzelfde voorzichtigheden, die men onderhoud in de gevoegelykheit van zyne werken en woorden, moet men ook hebben in brieven, die men schryft, als door welke de afwezende met elkander spreken.

Men heeft aan te merken in de behoorlykheid van 't schryven, dat het aansienelyker is groot, als kleyn, papier te gebruiken: dat het papier, daar men op schryft, dubbelt moet zyn, en niet een enkel half blad, schoon men op de eerste zyde maar zes regelen te schryven hadde.

Dat men na 't woord Myn Heer, 't welk men in het begin van den brief zet, veel wit moet laten, eer men het lighaam van den brief schryft; doch met

[pagina 124]
[p. 124]

onderscheid, na de waardigheid der Persoonen, daar men aan schryft.

Dat men in 't ligchaam van den brief, zo dikwils als men verplicht is te herhalen Myn Heer (het welk men uit eerbiedigheid van tyd tot tyd doen moet, en byzonderlyk, als men in de reden regelrecht den Persoon van aanzien aanspreekt) het zelve heel uit moet schryven, en niet met verkortinge; by voorbeeld, zo ziet gy dan, Myn Heer: en niet Myn Hr. hoe dun gezaaid de verstandige zyn.

Wanneer men schryft aan iemand, die men een tytel kan geven, gelyk als, zyne Hoogheid, zyne Wel edelheid, enz. moet men dien niet achterlaten; maar zelfs zo dikwils, als men kan, gebruiken, en ons schryven daar na draayen, als Uwe Wel edelheid weet: Uwe Hoogheid heeft verstaan: Zy zal my vergeven, enz.

Onder aan den brief zet men, om zyne onderdanigheid te kennen te geeven, zo het een Persoon is die maar even boven ons is, Myn Heer, uw ootmoedigste, en onderdanigste dienaar: en dit (Myn Heer) moet in het midden

[pagina 125]
[p. 125]

staan van het wit van 't papier, dat 'er overschiet van het einde, of van de laatste regelen van het ligchaam van den brief tot aan het einde van het blad toe; en uw ootmoedigste, en onderdanigste dienaar, heel onder aan het blad. Zo het een Prins, of eenig uitstekend Persoon in waardigheid is, schryft men Myn Heer, en zet het op 't laagste, dat men kan: en dan daar na, maar een weinig lager, uwer Hoogheits, of uwer Wel-edelheits; eindelyk gelyk wy gezegt hebben, heel onder aan op het blad, allerootmoedigste, en gehoorzaamste dienaar.

Daar zyn geen andere woorden, om zyne eerbiedigheid uit te drukken: de andere zien op de vriendschap, de erkentenisse, en de gemeenzaamheid.

En het behoort zodanig tot de betamelykheid, de spreekwyzen van de eerbiedigheid met deze andere niet te verwarren en te vermengen, dat 'er niet ongevoegelyker is, als die onder een vermengt te zien: en dat zo veel te meer, als de misslagen in de brieven meerder indrukking maken, als die van

[pagina 126]
[p. 126]

het spreken, welke men op staande voet kan verhelpen.

Hierom is het, dat men altyd een gelykheid en eenparigheid van styl moet houden, en, zo het een ernstige brief is, moet men letten om nimmer daar gemeenzame en laat-dunkende spreekwyzen, uitdrukkingen, noch gedachten te laten invloeyen: gelyk sommige doen, die geen macht op zich zelven hebben, en na de eerste reden van een deftige styl zich verbysteren, en zich inbeelden wonderlyke dingen te zeggen, met eenige loopjes, en geestigheitjes te maken; en met vroolyke, en verbloemde wyzen van spreken, welke niet voegen dan in een gemeenzame, lustige en kluchtige styl, uit te drukken het gene gezegt moet worden met slegte, nederige, en omzigtige spreekwyzen.

Het tegendeel is van gelyken belagchelyk; namentlyk, wanneer een groot Heer schryft aan zynen minder op een heerschende en hooghartige wyze: want, indien die minder is niet van hem afhangt, of ook zo hy een vreemdeling is, stelt die Persoon van staat

[pagina 127]
[p. 127]

zich belagchelyk aan, zo hy trotselyk, en, als zyn meester aan hem schryft.

Men stelt ook in de brief de plaats en den dag van de maand en het jaar, in welke men schryft. Uyt groote eerbiedigheid stelt men dat heel onder aan op het blad, daar de brief eindigt, en ter zyden af. Het is wat te gemeenzaam gehandelt, als men aan een Persoon van staat schryft, dat heel boven aan in het hoofd van den brief te zetten.

Vorders, wanneer men ons belaste alle de omstandigheden achter te laten, van welke ik hier voor gesprooken heb, en maar, gelyk men het in 't Frans noemt, een biljet te schryven, dat is, al achter malkander, zonder Myn Heer, en zonder in 't begin eenig wit te laten, moet men gehoorzamen, om niet moeyelyk te vallen.

Het is ook goet te weten, dat, om grooter eerbiedigheid te toonen, men den brief in een omslag wind, op het welk men het opschrift stelt. En voor de Juffrouwen doet men de brieven met zyde toe; stellende het opschrift op den brief zelve: 't welk gebruikelyk is, ten opzichte van Mevrouwen van de hoog-

[pagina 128]
[p. 128]

ste staat: ten zy men nog, tot teeken van grooter eerbiedigheid, den brief, reets met zyde toegedaan, wil sluiten in een omslag, waar op men het opschrift nog eens stelt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken