Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Stem. Algemeen onafhankelijk maandblad der jongeren (1918-1919)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Stem. Algemeen onafhankelijk maandblad der jongeren
Afbeelding van De Nieuwe Stem. Algemeen onafhankelijk maandblad der jongerenToon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Stem. Algemeen onafhankelijk maandblad der jongeren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.75 MB)

Scans (10.04 MB)

ebook (3.91 MB)

XML (2.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Stem. Algemeen onafhankelijk maandblad der jongeren

(1918-1919)– [tijdschrift] Nieuwe Stem. Algemeen onafhankelijk maandblad der jongeren, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 148]
[p. 148]

Bespiegelingen van een jeugdigen grijsaard.

Het vrouwelijk element in de ziel van den kunstenaar - het passivisme van groote gevoelsintensiteit - maakt hem ongeschikt tot doorgevoerde actie in zaken van maatschappelijken aard.

Een waarachtig kunstenaar kan in een moment van groote spanning plotseling aan het hoofd van een politieke beweging staan, voornamelijk, als er gevaar aan verbonden is. (Want behalve zijn vrouwelijke ‘atavismen’ heeft hij ook iets van de eeuwige kwajongen in zich!) Maar een goed, laat staan een groot politiek agitator wordt hij nooit. Daarvoor is een ziel noodig met minder strijd-van-dualisme, een ziel van meer absolute, onverdeelde mannelijkheid.

Op den duur is de praktijk voor den kunstenaar - in ietwat minder noodlottige mate dan voor de vrouw - het inferieure. Bij eenigszins langdurig contact voelt hij haar als koud en vreemd-aan-zijn-wezen; het wordt hem onbehagelijk en spoedig trekt hij zich terug, de herinnering nalatend aan een meestal wat hinderlijk of door stumperige mislukking lachwekkend dilettantisme.

De Balzac heeft het pijnlijk genoeg ervaren. Zijn leven lang zag hij zichzelf aan voor een subtiel en tegelijkertijd geweldig financier en zakenman. Maar hij had en hield tweehonderdduizend francs schuld.

En Frederik van Eeden schijnt zijn ganse artistieke vermogen verdaan te hebben in hardnekkige pogingen, een practisch socioloog te blijken.... met het bekende resultaat.

 

* * *

 

Zoozeer hebben de menschen het begrip van de originaliteit vertroebeld, dat voor de meesten ‘origineel’ en ‘excentriek’ twee namen zijn voor hetzelfde ding. Terwijl ze toch in wezen volmaakt tegenstrijdige eigenschappen aanduiden: originaliteit is mogelijk uit een gevoel van groote kracht, geboren uit het sterke besef van persoonlijke meerderheid, van zuiver innerlijk evenwicht ook en dit alles geuit op volkomen eerlijke en onbevangen wijze, zonder de minste neiging om te poseeren: een origineel mens ziet er vreemd van op, als hij zich voor de eerste maal zoo hoort noemen. Originaliteit is een eigenschap van iemands natuur en openbaart zich op onbewuste wijze. - Excentriciteit geeft in z'n etymologie al dadelijk het tegendeel van evenwicht, en berust trouwens op een vaag en hinderlijk gevoel van eigen inferioriteit, als zoodanig gevoeld, en die zich zoekt te verbergen achter een masker van gedurfde minachting voor de goede toon.

Nu blijkt, dat de meeste excentrieke menschen origineel worden genoemd, terwijl er veel kans bestaat, dat een van de zeldzame origineelen voor buitengewoon excentriek te boek zal staan....

 

* * *

[pagina 149]
[p. 149]

Als kind kon ik schreien van oprecht medelijden met de galmende helden en heldinnen uit ontzettende melo-drama's, of gruwel-romans-zonder-einde als ‘Anita de Mondeza of De strijd om Cuba,’ een aardigheidje in zes of acht lijvige deelen.

Als zestienjarige zat ik te worstelen met mijn tranen bij de romans van Werner.

Op mijn twintigste gebeurde het me nog, dat ik een floers voor m'n oogen zag onder het lezen van De Balzac's ietwat sentimenteel-tragische ‘Le Lys dans la Vallée,’ De Mussets ‘La confession d'un enfant du siècle’ of Wassermans ‘Der Niegeküste Mund.’

Die macht heb ik nu verloren.

Zelfs Jacobsen's ‘Niels Lyhne,’ waaronder ik indertijd dagen en dagen lang bijna fysiek leed, en welks laatste bladzijden mij als een obcessie vervolgden, kan mij nu niet anders meer bewegen dat tot een diep innerlijke ontroering, die zuiver intellectueel geacht moet worden.

Ziehier een der vruchten van ‘ontwikkeling en beschaving.’ Deze veelgeprezen dingen schijnen dus de fatale macht te hebben iemands fantasie te doen ineenkrimpen tot koel begrip, iemands mede-lijden-in-den-geest te doen verschrompelen tot een lichte rimpeling van intellectueel meevoelen, dat niet eens de macht heeft, tranen in de oogen te persen.

Men kan ontkennen, dat dit medelijden minder diep en minder breed geworden is, maar niet te ontkennen is het feit, dat het medelijden vlakker en minder evangelisch is. En dit is jammer en - gevaarlijk. Want alleen een evangelisch medelijden loutert iemand tot daden van groote menschelijkheid.

 

* * *

 

Daarbij is het een opmerkenswaardig verschijnsel, dat, waar het aanhoren en overdenken van de groote geestelijke en moreele nooden en rampen van de helden der hoogere litteratuur ons niet meer tot tranen kunnen bewegen, een onbeholpen schetsje van een arbeider in een zijner organen, waarin hij vertelt van zijn dwalen en zoeken naar een oplossing voor de wurgende raadselen van zijn leven, waarin hij stamelt van verrukking en geestdrift voor de eindelijke vondst van de groote broederschap der moderne organisaties, ons een brok in de keel geeft van waarachtige ontroering, zoo sterk als we in geen jaren ondergingen.... Het is nièt de stijl, nièt de ‘kunstwaarde’ van het schetsje, noch z'n natuurlijke schoonheid-van-taal, want het heele ding is één banale gemeenplaats, en gebrekkig tot in z'n geringste zinswending. Men zou er van uit de hoogte zijner bewuste grootheid om willen lachen, maar de aandoening overheerscht ons en de lach smoort in een snik.

Wellicht hebben wij alleen tranen voor de dingen buiten ons, die ons vreemd zijn of het zijn geworden.

 

* * *

 

Het is niet te ontkennen, dat elk mens en in sterker mate elk kunstenaar, in de eerste vijf-en-twintig à dertig jaar van zijn leven achtereenvolgens alle fazen doorloopt van de geschiedenis der evolutie van de menschheid. En zoodra hij intellectueel ontwaakt is, begint hij in een snel tempo ook de geestelijke evolutie door te worstelen van de laatste

[pagina 150]
[p. 150]

tien of twaalf eeuwen cultuur. En eerst als hij vermoeid het dandysme en de troostelooze levensleer der groote dichters en schrijvers uit de laatste helft der vorige eeuw heeft losgelaten, nadert hij tot het begrip van zijn eigen tijd, en eerst dan ontdekt hij, wie hij eigenlijk is.... Maar hij heeft - en met welk een verwarrend verschillende uitkomst! - die zelfde ontdekking al zoo vele malen gedaan, dat hij wel een zeer sterke en enthousiaste natuur moet hebben, om haar nog dadelijk met het oude vuur te gaan ontginnen. Vermoedelijk zal hij het met een sceptische glimlach vaststellen en verder een afwachtende houding aannemen: waarom zou hij over eenigen tijd niet weer een nieuwe ontdekking doen, die deze waardeloos maakt?.... dat is tot nu toe immers regel gebleken!....

Evenwel merkt hij met verwondering en aanvankelijk zelfs niet zonder onrust op, dat hij zichzelf niet weer op nieuwe wijze ontdekt. En aarzelend eerst, maar met steeds groeiend vertrouwen en zekerheid leeft hij zich in het wonderlijke denkbeeld in, dat al het vorige maar schijn en doorgangsfaze was, en dat hij nu eindelijk met lichaam en geest midden in de bloeiende werkelijkheid van eigen tijd en leven staat, en er niet meer uit kan, noch ook wil - al lijkt ook die werkelijkheid nog zoo weinig op de kleurige droomen uit vroeger jaren....

Sommige diepe, maar innerlijk zwakke, en zeer sensitieve naturen, die den zin voor de realiteit noodlottigerwijze missen, blijven aarzelend even voor dezen laatsten drempel staan en trachten dan terug te treden in de droomlanden van voorbije perioden. Maar hun oogen hebben de werkelijkheid gezien en zij kunnen zich niet meer onbevooroordeeld en argeloos verliezen in de gelukkige onbewustheid, die voorheen een waarborg was voor bewogen zielsrust en momenteel geluk.... In de zielen derzulken ontstaat een jammerlijk dualisme, dat hen verhindert nog ooit rust en evenwicht te vinden: de realiteit van de samenleving om hen vreezend en minachtend als koud en hard, wreed en dom, vluchten zij, wenden de oogen naar binnen en zoeken in zichzelf naar de bekende en geliefde schoonheid en warmte van oude droomen en verlangens. Maar deze leven niet meer en de teederste koestering van den angstigen geest kan ze niet meer opwekken uit den doodsslaap, waarin ze verzonken, zoodra het oog maar even over den laatsten drempel zag naar de werkelijkheid van den dag, die ligt over de wereld, onder de zon, die dezen zelfden morgen opging....

Het zijn deze naturen, die men de neo-romantici noemt, en die dien naam gretig aanvaarden. Maar deze naam is een even groote dwaling als hun leven zelf. Want de romantiek was evengoed de werkelijkheid van dien dag als het socialisme die van onzen dag is. De romantiek was een inderdaad opvolgende schakel in den keten der evolutie, en voorbereid door de koele ‘Aufklärung.’ De zoogenoemde neo-romantiek is een poging tot terugtreden. En daarom veroordeeld tot douloureuze mislukking, want terugtreden, dat staat de geschiedenis niet toe. De neoromantiek zal verdwijnen zonder een spoor na te laten, ondanks haar schijn-schoonheid, die ten slotte leeg is en zielloos.

 

* * *

 

Het is heel wat gemakkelijker het Verleden te doorzien en te peilen in z'n wezen en samenhang, dan z'n eigen tijd in z'n beteekenis en bedoe-

[pagina 151]
[p. 151]

ling te doorgronden. De ruimte om ons heen is vervuld van zoo oneindig veel verscheidenheden van allerlei aard en soort, dat een gewoon verstand duizelig wordt, alleen al bij een poging om die verscheidenheden afzonderlik te zien en te onderscheiden naar hun natuur. Waarbij komt de ontzaggelijke beteekenis, die eigen wezen en leven, die eigen geluid en beweging voor het individu hebben.... Deze verscheidenheden te zien in onderlinge, noodwendige samenhang en ontwikkeling is alleen weggelegd voor de meest onbaatzuchtigen onder de allergrootsten.

In hun werk geven dezulken een begrip van hun tijd, dat eerst voor de gewone stervelingen van een volgend geslacht in heel zijn omvang te omvatten is. Want deze zien hierin de pas-voorbije tijd als tot kristallen gestold, klaar en duidelijk voor zich, begrijpbaar in z'n noodzakelijk verband, omdat de rustelooze bewegelijkheid van het bloedrijke leven is stil gevallen, en alle stemmen zwijgen, of liever alleen op commando en afzonderlijk spreken. En er is zooveel in deze overzichtelijkheid, waaraan ze zich nauw verwant voelen, dat ze het verwarrende tumult van de eigen, nieuwe periode om hen heen vergeten en meenen in het werk voor hen, hun eigen tijd te herkennen. Zij begrijpen alzoo het werk omdezelfde reden, waarom de eigen tijdgenooten van den grooten denker het niet verstonden, noch waardeerden - en daarom zeggen zij: ‘Deze man was zijn tijd vijftig jaar vooruit’....

En eerst na een paar eeuwen is het historisch inzicht zuiver en breed en diep genoeg geworden om de juiste plaats van deze werkers te bepalen: in het midden van den tijd, waarin ze leefden.

 

* * *

 

Kunst is maar voor hoogstens één tiende intuïtie en voor al de rest product van zwaar en moeizaam arbeiden met het intellect.

Maar die kleine vonk der intuïtie straalt en sprankelt van zoo rijk en machtig brandend leven, dat al het andere er door bezield wordt en klopt van sterke en waarachtige vitaliteit.

 

* * *

 

Uit het bovenstaande volgt onmiddellijk, dat het voor een sterk en moedig intellect mogelijk is, een werk te bouwen, dat zeer dicht bij een kunstwerk schijnt te staan: alleen het vonkje intuïtie (scheppend genie of kunstenaarschap) zal er aan ontbreken. Maar juist daardoor staat het, ondanks den schijn, eindeloos ver van het kunstwerk af, is het een valschheid, een in den grond verachtelijke dwaasheid, een poging tot ongeoorloofde misleiding. Het is een Adam van klei: de macht om hem leven in te blazen, om hem te wekken tot belangrijke menschelijkheid, ontbreekt den zoogenaamden ‘schepper.’....

Meestal voelt men, dat er iets, dat er het eigenlijke aan ontbreekt. En met profanatie van al wat kunst is, noemt men zoo'n krachttoer van het intellect dan: ‘een cerebraal kunstwerk.’ En daar staan dan precies vijf letters te veel.

 

* * *

 

Maar er is een tragischer eventualiteit: een natuur, die de intuïtie in zich draagt, en met machteloosheid geslagen blijft door een onover-

[pagina 152]
[p. 152]

winnelijke traagheid, misschien zelfs een diepere impotentie van het intellect. Hij kan zijn schoone, en zoozeer levende droomen niet tot materie doen worden. En evenwel laat zijn scheppend vermogen hem rust noch duur, woelt en werkt in hem, wekt een ondragelijke spanning, die zich uiten mòet. Maar elke hoopvol ondernomen poging gaat onder in spoedige vermoeidheid, omdat het intellect de noodige kracht ten eenemale ontbeert.

Het besef van innerlijke superioriteit, dat de aanwezigheid van den scheppenden geest in hen groeien doet, slaat hen neer in hekelende verbittering en zij vloeken het grillige lot, dat hen het beste gaf, en het hen nochtans onthield.

 

* * *

 

Egoïsme is het cement des levens. Het is de zucht tot zelfbehoud en, in meer edelen vorm, de zucht tot zelfcultuur, zonder welke het leven zou worden tot dor zand en uiteenvallen tot wanhopige vormloosheid.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken