Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Stem. Jaargang 2 (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 2
Afbeelding van De Nieuwe Stem. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Stem. Jaargang 2

(1947)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 253]
[p. 253]

Bonae literae

Met de opening van deze vaste rubriek wordt bedoeld op de door inhoud en gehalte belangrijkste publicaties, in boekvorm of anderszins, door middel van beknopte doch duidelijke aankondigingen de aandacht van den lezer te vestigen. Het past in deze opzet dat uitdrukkelijke lof zowel als critisch voorbehoud slechts discreet aan het woord komt. Zodra de omvang van ons tijdschrift dit toelaat zullen deze aankondigingen gedeeltelijk door uitgewerkte boek-critieken worden vervangen, hetgeen thans nog slechts incidenteel kan gebeuren. Vooral ten aanzien van niet-litteraire werken heeft de kritiek een grote achterstand in te halen en de redactie stelt zich ten doel hiertoe het hare bij te dragen.

E.H. Carr, Nationalism and After, 1945

Prof. Carr, die met zijn The Twenty Years' Crisis, 1919-1939, dat in de eerste maanden van de oorlog verscheen en toen ook ten onzent bekend werd, een internationale reputatie heeft verworven, tracht in deze beknopte verhandeling klaarheid te verspreiden over het zo bij uitstek kritieke probleem van het nationalisme, zijn verleden en toekomst. Omtrent het verleden doet hij dit door een periodisering voor te stellen, waardoor het meningsverschil of het nationalisme al dan niet uit de Franse Revolutie is voortgekomen, wordt gerelativeerd en zodoende een aanneemlijke oplossing voorbereid; omtrent de toekomst door vragenderwijs van een vierde periode te gewagen. Het eerste deel van zijn geschrift: The Climax of Nationalism is hieraan gewijd, terwijl in het tweede deel The Prospects op Internationalism worden verkend. Schrijver betoogt dat inderdaad het nationalisme ouder is dan de Franse Revolutie maar dat het hierdoor ingrijpend is gewijzigd. Na een eerste, voor-revolutionnaire periode, toen de natie werd geïdentificeerd met de persoon van den, in de strijd met het in beginsel

[pagina 254]
[p. 254]

universele middeleeuwse gezag ‘nationaal’ geworden souverein - zodat internationale verhoudingen toen eigenlijk eerst ontstonden en wel als verhoudingen tussen de verschillende vorsten - ziet hij in de Revolutie en de Napoleontische oorlogen de tweede periode aanbreken, die wij als het moderne, 19e eeuwse nationalisme kennen, en welks profeet Rousseau was, die de natie niet langer in de vorst of regering maar in het volk belichaamd dacht. Men kan van een democratisering van het nationalisme spreken, die er nieuwe gloed aan gaf, maar in de praktijk bleef het een burgerlijke democratie waarvan de massa's waren uitgesloten, en dat betekende dat elementen van gematigdheid en zelfbeheersing ook in de internationale sfeer doordrongen, deze pacificerend, niet in de laatste plaats uit vrees voor de revolutie-van-onderop. Bovendien werd, vergeleken met het ‘nationale’ mercantilisme, de economie in naam van de vrijheid geïnternationaliseerd. Maar op 't einde van de 19e eeuw opent de socialisering van de natie - die tegelijk een nationalisering van het socialisme en van de economie zou blijken - een nieuwe, derde, periode van het nationalisme, die dynamiet voor de internationale orde betekende, uitliep op de eerste ‘totale oorlog’ in 1914 en zijn climax bereikte in de jongste wereldoorlog. Een climax en tevens een bankroet, wat den Schrijver de vraag doet stellen of zich niet een vierde periode van het, dan nog nauwelijks zo te noemen, nationalisme gaat aftekenen, gekenmerkt door supra-nationale politieke eenheden waarvan reeds thans elk der ‘Grote Drie’ het voorbeeld geven. Zowel van zedelijk als van machts-standpunt wordt immers het ‘derde nationalisme’ onhoudbaar, van zedelijk standpunt omdat de rechten van het individu geheel opgaan in die van de natie, van machts-standpunt omdat de nationale staat in zijn beperktheid geen militaire veiligheid en economische welvaart meer kan waarborgen. Onder de hoede van de ‘Grote Drie’ zouden multi-nationale militaire en economische eenheden moeten ontstaan, voor verschillende doeleinden verschillend samengesteld en daardoor hun geslotenheid verliezend. Maar een bevredigende internationale orde eist bovendien het bindmiddel van een verenigend beginsel en als zodanig ziet de Schrijver de idee der sociale rechtvaardigheid, met als kern ‘full employment’ en de hierop gerichte multi-nationale ‘planning’.

[pagina 255]
[p. 255]

Met de wens dat Engeland en het West-Europees vasteland zich economisch en militair verenigen komt de Schrijver echter op een terrein waar de ‘hoge politiek’, d.w.z. de onderlinge verhouding van de ‘Grote Drie’, erover beslist - en er ook alleen over kan beslissen - wat een dergelijke vereniging inderdaad zou betekenen, en daarom kan men o.i. nooit bij voorbaat van een stap in de goede richting spreken tenzij deze door het einddoel als zodanig wordt erkend. In embryonaire vorm is dit einddoel immers niet toekomst maar heden, zelfs de doorslaggevende macht in het heden, waarvan het objectief-goede der subjectief-goede politieke voornemens afhangt. Een eerste stap, die dit niet in 't oog houdt, kan slechts een misstap zijn. Maar het is al veel om langs de reeds gebaande weg der historie zulk een goede gids te zijn als Carr zich in dit boekje toont.

Democratie. Achtergronden en mogelijkheden. Amsterdam, De Bezige Bij, 1946

Een tiental voordrachten over de democratie is hier gebundeld en geeft een gevarieerde behandeling van een begrip dat in de eerste plaats een potentieel karakter heeft; democratie is een wenselijkheid en een mogelijkheid. Maar zonder een strijdbaar ononderbroken zich-verwerkelijken zou zij ten onder moeten gaan. Haar mogelijkheden hangen zo zeer samen met de oplossing van de crisis, waarin ons bestaan zowel geestelijk als maatschappelijk verkeert, dat twee voordrachten hieraan gewijd zijn: ‘De crisis in het denken’ en ‘De sociaal-psychologische achtergronden van de wereldcrisis’, resp. van prof. Pos en prof. van der Horst. Het kernpunt van de volgende lezingen vormt bovenal het probleem van vrijheid en gelijkheid. Het transcenderen van deze, in de 18 de eeuw samenhangend gedachte, in onze tijd tegenover elkaar gesteld staande begrippen door een hoger begrip pogen o.a. prof. Romein, die de rechtvaardigheid als hoogste zedelijke waarde ziet en prof Donner, die de geestelijke vrijheid beschouwt als waarborg voor het gedijen van vrijheid en gelijkheid en die ook de democratie een methode acht en haar zwakheid als haar voornaamste kracht. De democratie in economisch aspect en haar internationale verwerkelijking worden in deze bundel ook onder de ogen gezien. Bij de lezing van: ‘De Nieuwe Rijksgedachte’ door mr. van

[pagina 256]
[p. 256]

Helsdingen bedenke men dat het Indonesische probleem intussen volkomen van aanzien is veranderd.

De Stad der Toekomst. De Toekomst der Stad. Een stedebouwkundige en sociaal-culturele studie over de groeiende stadsgemeenschap door een studiegroep onder leiding van A. Bos. Rotterdam, A. Voorhoeve, 1946

Dit boek is het resultaat van onderzoek, ervaringen en besprekingen over het wijde gebied, waarover in onze tijd bemoeiingen met stedebouw en stedelijke cultuur zich uitstrekken. Over deze bemoeiingen elk voor zich kunnen uitvoeriger verhandelingen worden opgesteld, het aantrekkelijke en bijzondere van deze studie is de synthese, de beschouwing van de stad als een organisch geheel, waarin werken, wonen, deelnemen aan het wijk- of stadsbestuur, aan het culturele en artistieke leven, het uitgaan en het spelen der kinderen, het ondergaan van de invloeden van milieu, het onderwijs en de wetenschap zich harmonisch tot elkaar verhouden en van de stad een zinvol en vormend geheel maken. Al hebben de medewerkers aan dit werk niet naar compleetheid gestreefd, de lezer zal verrast zijn door de veelheid de aspecten waaronder stedebouw en stadsleven worden gezien. Dat is vooral de waarde van dit boek. Aan de wijk- als een complete woon- en werkgemeenschap als deel van het stadgeheel wordt in het bijzonder aandacht gewijd. De voorstellen en plannen zweven niet in het abstracte, zij hebben betrekking op een reële stad: Rotterdam, juist door haar gedeeltelijke vernieling een stad der toekomst. Kaarten, plattegronden, foto's en schema's verhogen de waarde van dit boek, dat een originele en belangwekkende bijdrage is tot de studie van mogelijke gemeenschapsvormen in een grote stad.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken