Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Stem. Jaargang 2 (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 2
Afbeelding van De Nieuwe Stem. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Stem. Jaargang 2

(1947)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 529]
[p. 529]

Mislukte enquête

Met de plaatsing van het antwoord van Dr. E. Brongersma op onze Duitsland-enquête - in zijn negatieve strekking eigenlijk een gemotiveerde weigering om te antwoorden - heeft de Redactie zich de overgang vergemakkelijkt naar haar slot-beschouwing die al even, zij 't niet op gelijke wijze, negatief moet zijn. Negatief allereerst in deze zin dat wij onze enquête mislukt achten. Wanneer van een 120-tal Nederlanders, tot een critisch oordeel 't meest bekwaam beschouwd en daarom persoonlijk uitgenodigd, slechts een 10-tal antwoorden binnenkomen, en verder nog een 6-tal uit onze collectief uitgenodigde lezerskring, dan is dit resultaat zeker zo ver beneden onze verwachting, dat het aangekondigde voornemen om onzerzijds een samenvattende conclusie te geven erop moet stranden dat er zo weinig te resumeren valt. Wij plaatsten in de nos. 5, 6, en 7/8 de zes stukken, die ons 't belangrijkst toeschenen, en waarvan wij bij dezen de herlezing gaarne aanbevelen; opmerkelijke afwijkingen van de hier gepubliceerde oordeelvellingen komen, in hetgeen ongepubliceerd bleef, niet voor. In de vijf eigenlijke antwoorden is de variatie van opvatting geringer dan wij hadden verwacht. Opvallend is de duidelijke meerderheid tegen annexatie (dr. v. Blankenstein, ir. Max, prof. Locher, mr. Lichtenauer) tegenover één voorstander (mr. Zaayer). Opvallend ook hoe unaniem de laatste vraag van onze enquête ontkennend werd beantwoord. Zij luidde: ‘Acht gij een gunstige ontwikkeling van het Duitse probleem eigenlijk wel mogelijk zonder een goede verstandhouding tussen de Grote Drie?’, en men zou aanmerking kunnen maken op de bewust-suggestieve formulering, waarmee de Redactie haar eigen mening verried, ware deze enquête niet in de eerste plaats gericht tot personen, mans genoeg om aan welke suggesties ook weerstand te bieden. Daarom kan ons deze unanimiteit verheugen, al was 't ons nog liever geweest wanneer een repliek had geluid: ‘nee, en zo weinig is dit het geval, dat Uw negende en laatste vraag eigenlijk Uw eerste had moeten zijn, en U met de overige acht nog maar even had moeten wachten, tot deze vraag ook in de werkelijkheid een bevredigend antwoord heeft gevonden.’ Een dergelijke reactie zou even negatief zijn geweest als die van dr. Brongersma, en, ofschoon niet geheel aanvaardbaar -

[pagina 530]
[p. 530]

want 't blijft zijn nut hebben over verschillende facetten van het Duitsland-probleem alvast zijn gedachten te laten gaan - toch meer in de geest van de Redactie zijn geweest. Is het vermoeden te stout, dat de geringe bereidheid tot antwoorden mede is veroorzaakt door het besef dat het een ijdel beginnen was? En zou deze factor niet nog sterker gelden, wanneer de enquête nu, een half jaar later, zou worden gehouden?

Wij wensen het goed recht van een opvatting gehoor te verschaffen, die op andere wijze negatief - zeggen wij liever: critisch - is dan die van dr. Brongersma. Deze verweet ons de fictie in de hand te werken dat in een democratie iedereen de knopen kan doorhakken, die toch slechts door gespecialiseerde deskundigen kunnen worden ontward. Ondanks de korrel zout, waarmee hij zijn oneigenlijke antwoord gesavoureerd zal willen zien, menen wij zo zijn hoofdbezwaar te kunnen weergeven. Ons tegen-bezwaar is, dat de democratie bij gebrek aan adem zal expireren, wanneer over de grote, beslissende vraagstukken niet een algemene, niet-specialistische belangstelling kan worden gewekt, en dat deze alleen kan worden gewekt door ook de beslissing hierover in handen van de gemeenschap der belanghebbenden te leggen. Wij ontkennen niet dat hiermee een moeilijk probleem wordt gesteld; wij betwijfelen zelfs of dit probleem met behoud van de traditionele partijpolitiek is op te lossen. Zonder het ‘nostra res agitur’ echter, dat mèt de belangstelling tegelijk de wil tot eigen lotsbepaling wekt, achten wij geen democratie denkbaar. En juist het zicht op de grote, beslissende vraagstukken wordt door specialistische deskundigheid vaak belemmerd; men denke bijv. aan de eindeloze ‘herstelconferenties’ na de eerste wereldoorlog, die zo bitter weinig baat hebben gebracht ondanks alle financieel-economische deskundigheid die hiervoor werd gemobiliseerd. Thans bestaat omtrent de noodzaak van een goede verstandhouding der ‘Grote Drie’ een sterke mate van unanimiteit - dit wordt ook door onze enquête bevestigd - maar onvoldoende is nog, ook bij de ‘deskundigen’, het inzicht in de primaire betekenis hiervan, onvoldoende is nog het besef van de politieke élites dat het hun gezamenlijke taak is deze unanimiteit van een latente en potentiële tot een bewuste en beslissende macht te maken. De democratie zal het primaire politieke kader moeten scheppen, waarbinnen de deskundigen on-

[pagina 531]
[p. 531]

gestoord, d.w.z. slechts onder toezicht van eveneens deskundige contrôle-organen, hun gang kunnen gaan. Zo gezien is zij niet ‘le culte de l'incompétence’ (Faguet), maar de onmisbare voorwaarde om van alle competenties het maximum profijt te trekken.

Bij de behandeling van politieke problemen dreigt telkens weer te worden miskend, dat over de mérites van een bepaalde oplossing pas wordt beslist door het veel grotere verband waarbinnen het afzonderlijke probleem moet worden gezien. Wie daarom dit grotere verband, waarin zoveel imponderabilia meespelen, voor ogen heeft, loopt kans met een ‘ter zake’ tot de al te beperkte orde te worden geroepen. De argumenten waarmee, als antwoord op de tweede vraag van onze enquête, annexatie werd afgewezen, getuigden zeker niet van een beperkte blik, en toch hebben wij er één node gemist: de overweging dat elk richten van de aandacht der natie op gebiedsuitbreiding steun geeft aan een onvolgroeid, in tradities bevangen, nationaal sentiment, dat op een vals-klinkende trompet blaast. Het Regeringsvoorstel is inderdaad gematigd. Maar is onze gematigde Regering zelf immuun tegen dit sentiment, ziet zij zelf de dingen in het vereiste grote verband? Sedert 20 Juli weten wij beter.

Redactie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken