Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Stem. Jaargang 4 (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 4
Afbeelding van De Nieuwe Stem. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Stem. Jaargang 4

(1949)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 309]
[p. 309]

Kort bestek

Vooruitgang?

Prof. Baschwitz heeft een boek geschreven: De strijd met den duivel, waarin hij verslag doet van de heksenwaan, die ongeveer tussen 1500 en 1700 hoogtij vierde, en vooral vertelt van de strijd daartegen, van Wier af tot Thomasius toe. Prof. Waterink heeft tegen dit boek protest aangetekend in ‘Trouw’ [19 Febr.]. Volgens hem staat de Boze niet alleen, maar heeft hij ook macht om in het aards gebeuren in te grijpen en snapt Baschwitz dat alleen maar niet, omdat hij zelf niet in Satan gelooft.

‘De Vrijdenker’ op zijn beurt levert in zijn nummer van 19 Maart op de hoogleraar van de ‘Vrije’ een kritiek, die culmineert in de verbazing, dat ‘een professor uit 1949’ zulke verouderde opvattingen huldigt.

In wezen geven wij uiteraard ‘De Vrijdenker’ gelijk. Wanneer de Schrift zegt, dat Beëlzebub om gaat ‘als een briesende leeuw, zoekende wie hij zou mogen verslinden’ dan vinden wij dat mooi gezegd, maar daarom nog niet geloofwaardig. Te menen dat ‘de passagiers van een omnibus [!] allen wagenziek worden, de chauffeurs incluis, wanneer een bepaalde vrouw in de autobus aanwezig is’, houden wij voor onzinnig, zolang het althans niet onder gewaarborgd-wetenschappelijke contrôle is aangetoond. En te zeggen ‘dat dit misschien niet [misschien dus ook wel] iets met Lucifer te maken heeft’, achten wij kortweg kolder van een frère ignorantin. Of laten wij zeggen - de bezadigde betoogtrant van ds Balthazar Bekker indachtig - wij beschouwen met ‘De Vrijdenker’, prof. Waterink's mening als onjuist. Al was 't alleen maar, omdat het onjuist is, te beweren, gelijk Waterink doet, dat iemand alleen over iets zou mogen meepraten, als hij er in gelooft. Gelooft prof. Waterink in Wodan, in draken, in kabouters of elfjes? Neen? Laat hij dan niet zeggen, dat deze niet bestaan en ons lot niet kunnen bestieren, want dan gooit hij de kern van zijn kritiek overboord.

Maar er is een ander punt in de redenering van - ‘De Vrijdenker’, dat ons van een schadelijk geloof schijnt te getuigen. Als men zich verbaast dat ‘een professor uit 1949’ er ‘verouderde’ opvattingen op nahoudt, dan getuigt men daarmee te geloven in een vooruitgang die zich onafhankelijk van de maatschappelijke ontwikkeling voltrekt, een geloof dat, in de 18e eeuw ontstaan, in de 19e zijn bloei beleefd heeft in samenhang met maatschappelijke factoren, die dat geloof destijds begunstigden.

Gevaarlijk noemen wij dat geloof, omdat men er daardoor toe zou kunnen komen, de schepping van een zodanige maatschappij te verzuimen, die wèl de geestelijke en zedelijke vooruitgang van het mensdom garandeert. Dat kan alleen een maatschappij zijn, die geen bestaansonzekerheid [in

[pagina 310]
[p. 310]

de ruimste zin des woords] en daarom geen angst meer kent. Zolang we nog in een maatschappij leven, die deze wèl kent, zal men in god-en-duivel blijven geloven, omdat zij de projectie zijn, respectievelijk van 's mensen verlangen naar zekerheid en van zijn angsten uit onzekerheid, op het scherm der eeuwigheid.

Niet gerust

‘Zullen de katholieken, wanneer zij de meerderheid hebben verkregen, toestaan dat de protestanten hun godsdienstige overtuiging naar buiten uitdragen?’ De vraag is gesteld in de Academische Kring, een gezelschap van Amsterdamse katholieke academici en daar besproken door enige hunner geloofsgenoten.

Scherp gesteld is zij niet: is met meerderheid de helft plus één der parlementsleden of van de bevolking bedoeld? Volledig is zij evenmin, want behalve de protestanten is er nog het derde derde der Nederlanders, het humanistische, en dat derde is bij het vraagstuk niet minder nauw betrokken.

In Vrij Nederland van 16 April poogt nu Van Duinkerken onze, door het stellen van de vraag alleen al verontruste gemoederen tot bedaren te brengen. Poogt, want geslaagd is hij volgens ons daarin niet. Niet dat wij niet willen geloven, dat degenen die het vraagstuk inleidden niet wars van geloofsvervolging zouden zijn. Niet dat wij er aan twijfelen of Van Duinkerken meent het, als hij zegt, in een absolutistisch-katholieke staat niet graag te willen leven. Dat is allemaal in confesso, maar daarom gaat het niet.

Waar het wel om gaat? Hierom: als er van Roomse zijde eens wat zots wordt gezegd of gedaan, dan haast men zich steeds van diezelfde zijde ons te verzekeren, dat in de Kerk alleen Rome het voor het zeggen heeft en dat bedoelde zotternij, die niet van zover kwam, dus geen gezag heeft. Accoord. Maar dan zeggen wij nu ook tegen Van Duinkerken: hoe zouden dan de verstandige woorden van U en Uw medestanders wèl gezag hebben?

Niets zal ons liever zijn dan op het punt in kwestie te worden gerustgesteld, maar dat kan alleen door een uitspraak van Rome, waarbij alles wat de Kerk tot nog toe aan onverdraagzaams en dwingends heeft gedaan wordt gewraakt en alles wat de Kerk tot op heden aan principiële onverdraagzaamheid en menselijke onmondigheid heeft geleraard, wordt afgezworen, d.w.z. vrijwel alles verloochend wordt wat zij sinds Konstantijn altijd weer aangeprezen en waartoe zij geprest heeft, waar zij er de macht toe had.

Wij zijn benieuwd - of eigenlijk nauwelijks.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken