Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Stem. Jaargang 4 (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 4
Afbeelding van De Nieuwe Stem. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Stem. Jaargang 4

(1949)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 538]
[p. 538]

Kort bestek

Lezen, schrijven en rekenen

Onlangs bevatte een van onze dagbladen een beschouwing, verbazingwekkend genoeg om in haar geheel over te nemen:

‘Volgens de volkstelling in 1930 bedroeg het aantal analphabeten in Nederlands-Indië 93% van de bevolking. De republikeinse propaganda heeft van dit cijfer een ruim gebruik gemaakt om Nederland nalatigheid ter zake van het onderwijs van de Indonesische volken te verwijten. Op de tentoonstelling over de strijd tegen het analphabetisme, die in Februari van dit jaar te Batavia door het Departement van Opvoeding, Kunsten en Wetenschappen werd gehouden, toonden de daar opgehangen grafieken aan dat het percentage van de alphabeten der Indonesische bevolking 42 en dat der analphabeten 58 bedroeg.

Men had namelijk onder het cijfer 93% van de bevolking bij de analphabeten ook de kinderen tot de babies toe gerekend. Men is nu pas tot de ontdekking gekomen, dat in andere landen de kinderen beneden de tien jaar buiten beschouwing worden gelaten. Daar het aantal kinderen van die leeftijd in 1930 niet minder dan 30.1% van de bevolking bedroeg, komt men na correctie van de getallen tot 63% analphabeten voor dit jaar. Sindsdien is het onderwijs in belangrijke mate uitgebreid, zodat thans mag worden aangenomen, dat het percentage 58% bedraagt.

Door deze correctie komt Indonesië te staan boven Brazilië, China en ver boven India, Egypte, Arabië, Irak, Iran en Afghanistan.

Het staat bijna op één lijn met Bulgarije en Mexico. Spanje, Chili en Siam staan slechts een weinig hoger.’

 

In één opzicht hebben de tentoonstellende heren van het Bataviase Departement van Opvoeding, Kunsten en Wetenschappen gelijk: het is billijk om bij de berekening van de omvang van het analphabetisme in Indonesië de kinderen beneden de tien jaar buiten beschouwing te laten, zoals dit ook elders geschiedt.

Wanneer men dit doet, dan betekent dit, dat men de 3¾ miljoen alphabeten niet moet berekenen als een percentage van de totale bevolking van Indonesië, zijnde in 1930 een kleine 60 miljoen, maar als een percentage van alle inwoners van Indonesië die ouder waren dan tien jaar. Laten wij mèt het Departement aannemen, dat 30% van de bevolking beneden de tien jaar was. Dan blijven er ruim 40 miljoen Indonesiërs boven de tien jaar over. De 3¾ miljoen alphabeten vormen hiervan nog geen 10%, zodat volgens deze berekening als percentage

[pagina 539]
[p. 539]

analphabeten in 1930 overblijft ruim 90% van de bevolking, die ouder is dan 10 jaar, in plaats van de in de litteratuur bekende 93%!

Vergelijkt men dit percentage met 90% analphabeten in India [1921], met 46.7% in Bulgarije [1920], met 42.9% in Spanje [1920], 71.2% in Brazilië [1920], 40.8% in Chili [1920], 59% in Mexico, 52% in de Philippijnen en Siam, dan blijft Indonesië wel een uitzonderlijk slecht figuur slaan!

Maar wat hebben de wijze heren van het Departement gedaan? Zij hebben de 30% kinderen beneden de tien jaar, in totaal een 20 miljoen met inbegrip van de zuigelingen, maar eventjes allen als alphabeten meegeteld! Op deze manier is het ook geen kunst percentages te produceren op grond waarvan men zich op de borst kan slaan en rond kan bazuinen, ‘wie herrlich weit wir es gebracht’!

Deze sluwe toepassing van ‘l'art de grouper les chiffres’ - het zou al te oneerbiedig zijn te onderstellen, dat de heren van het Departement, die zelf wel alphabeten zullen wezen, de kunst van het rekenen niet machtig zijn - moet gesignaleerd worden voordat ze tot legendevorming kan leiden.

Wij zouden ons ook wat deze misstand betreft liever aan het devies willen houden: ‘Il y a plus d'honneur à la guérir qu'à la cacher.’

Ereprofessoraten?

Verleden jaar, korten tijd na zijn aftreden als minister, vernamen wij dat Dr Gielen tot hoogleraar aan de Universiteit van Nijmegen, in de paedagogie, was benoemd.

Dit jaar, kort na zijn aftreden als Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon, vernemen wij dat Dr Beel is benoemd tot hoogleraar aan de Universiteit van Nijmegen, in het burgerrecht.

Is de Katholieke Universiteit zo dorstig naar geleerden, dat zij met de grootste activiteit steeds er op uit is, zodra zij maar even vrij zijn, beslag te leggen op mannen uit de politiek in wie zij eigenlijk geboren dienaren der wetenschap ziet? Of is het haar bedoeling hen voor verdere stappen in de politiek te behoeden? Of had zij net toevallig twee vacatures waar net twee vrijkomende oud-ministers voor geknipt waren? Of vond zij dat voor wat ook wat hoort en ging onze kleine hond der Roomse wetenschap dankbaar mooi zitten voor twee baasjes die zo goed waren geweest voor het volksdeel dat zij vertegenwoordigt? Of meende zij aldus den dank van het gehele land te vertolken?

Tegenover zulke vragen van boze tongen stellen wij haastiglijk, dat hier zeker geen nieuw systeem van een soort van ereprofessoraten in mag worden gezien. U zult zien, dat het nu voor langen tijd uit is. De Heer Rutten was al professor in Nijmegen, en de Heer van Maarseveen zal nog heel

[pagina 540]
[p. 540]

lang minister blijven, daar hij nog lang niet alle portefeuilles heeft beheerd, terwijl de Heer Sassen er toch net iets te kort minister voor is geweest en de militaire strategie te Nijmegen niet onderwezen wordt. Of, zou minister Van Schaik, die zo'n uitstekend Kamervoorzitter is geweest, niet geknipt zijn voor permanent rector?

Grote mannen, grote woorden

Enigen tijd geleden kwam minister Acheson het Atlantic Pact toelichten met aanhalingen uit psalmen en Mattheus, bij wijze van stichtelijke verpakking. Montgomery is in de Ridderzaal, blijkbaar door de middeleeuwse entourage geïnspireerd, zichzelf een Christian Soldier komen noemen. Wij moeten de bittere drank van het Atlantic Pact nu eenmaal slikken, maar mogen wij de zoete koekjes ernaast dan tenminste laten liggen? Zouden wij het Christendom er maar niet beter buiten laten!

Maar toegegeven moet worden, dat het alles niet zo gemakkelijk uit elkaar te houden is, als men bijv. weer een beroemden dominee als Dr Niemöller, leider van de Evangelische Kerk in Duitsland, de ontmanteling in West-Duitsland ‘een grote misdaad tegen de mensheid’ hoort noemen. De dominees en de generaals beginnen elkaars taal zo goed te verstaan, zouden wij niet goed doen voortaan aan de militaire academies wat theologie en voor de theologen er wat Wehrkunde bij te laten doceren?

Onze geheime Sicherheit

Wij hebben onlangs in de kranten kunnen lezen hoe het Bureau Nationale Veiligheid vlak na den oorlog met onze vaderlandse centen heeft huisgehouden. Blijkbaar was men daar van mening, dat die zinken centen zo onnationaal waren dat ze maar zo gauw mogelijk moesten worden opgemaakt. Voor zulke uitspattingen is nu wel een stokje gestoken. Intussen is dit illustere Bureau al lang veranderd in een netjes beheerde Centrale Veiligheidsdienst, die nu binnenkort zelfs onder Binnenlandse Zaken Binnenlandse Veiligheidsdienst zal gaan heten. Mein Liebchen, was willst Du noch mehr? Fühlst Du Dich auch so sicher? Tenslotte wordt het alles voor ons bestwil gedaan, wij mogen dus niet mopperen over een geheim Koninklijk Besluit en ook niet over de extra-verhoging van het budget voor 1949 voor al die geheimzinnigheid met 215.000 gulden. De Tweede Kamer heeft het dan ook zonder een kik geslikt. Alleen de Eerste Kamer vroeg schuchter: hoe zit dat? In onze rechtsstaat? Nu ja, het is ook maar om informaties begonnen, stelde de minister-president gerust, dat kan nooit kwaad. Maar weet hij zelf wat latere ministeries weleens met zo'n dienst zouden kunnen uitspoken, of ook thans de leden van die dienst die misschien op hun beurt weleens ijzeren gordijntje willen spelen?

[pagina 541]
[p. 541]

Thomas Mann in Weimar

De Duitse schrijver van Amerikaanse nationaliteit Thomas Mann, die met zijn ‘Lotte in Weimar’ de Wereld gecharmeerd en vertederd heeft, heeft met zijn bezoek aldaar om de Goethe-prijs vanwege de oostelijke zone van het in tweeën gehakte Duitsland in ontvangst te nemen, de wereld aanstoot gegeven en haar tegen zich ingenomen. Hij heeft de dankbaarheid geoogst van communisten en met hen sympathiserenden; hij heeft zich een geruchtmakende, aggressieve brief van een Rooms-Katholieke leider, Dr Eugen Kogon op de hals gehaald en in zijn tweede vaderland, de Verenigde Staten, veler sympathie verspeeld. Bovendien heeft hij zich daar blootgesteld aan de lang niet aangename investigeringen van de commissie van onderzoek inzake on-Amerikaanse activiteit; lang geen pretje als men bedenkt dat ook de meest engelreinen daar veelal niet zonder kleerscheuren afkomen en reeds de ondervragingstechniek middelen oplevert, waardoor men altijd wel wettig genekt kan worden.

Wanneer een vooraanstaand wereldburger als Thomas Mann een opzienbarend gebaar maakt, waardoor hij oude vrienden vervreemdt en oude vijanden vriendschap inboezemt, dan is het duidelijk dat de morele beoordeling van zo een daad in hoge mate mede moet berusten op een schatting van de beweegredenen. Zijn deze van opportunistische aard, in die zin dat men bepaalde machten in het gevlij wil komen, dan zijn zij onzedelijk. Zijn zij van idealistische aard, dan zijn zij moedig, ook als ze op een verkeerd inzicht zouden berusten. Een onderhoud met Thomas Mann op de dag dat hij op doorreis te Amsterdam vertoefde, schonk ons de overtuiging, dat deze beweegredenen van de edelste aard zijn geweest. Bovendien getuigen zij naar onze mening van een goed begrip der tegenwoordige wereldsituatie.

Men kan van mening zijn, dat Thomas Mann te laat weerbare belangstelling in staatkundige problemen aan de dag is gaan leggen, toen deze allang inbreuk maakten op de geestelijke arbeid. Maar toen hij eenmaal de consequenties had getrokken, heeft hij een rechte lijn gevolgd. Het siert hem, dat hij het te behoren acht tot de moeilijke taak der werkers in kunst en letteren, de spanningen te helpen verminderen, die de wereld verdeeld en in doodsgevaar houden. Hij heeft de moed gehad van zijn overtuiging. Hij heeft woorden gesproken van bezinning en tegen de ketterjacht en verdachtmaking getracht het besef te wekken dat, wil de cultuur een toekomst hebben, een grondslag van verstandhouding moet worden gevonden waarin afwijkende staatsbestellen elkander met rust laten, waarin statengroepen van tegengestelde structuur op de duur leren, in vrede naast elkaar te leven. Wie dit voor utopisme houdt en de zaak wil uitvechten, bekommert zich niet om de ondergang van de mensheid. Er is geen andere keus dan dat de dragers van het openbare woord hier-

[pagina 542]
[p. 542]

voor de massa's trachten te winnen en door deze heen de leidende wereldmachten.

Dit en niets anders was de reden, waarom Thomas Mann meende, zich thans aan smaad en laster te moeten blootstellen. Zijn rede in Weimar heeft men in de dagbladen kunnen lezen. De passage, waarin hij opkwam voor de vrijheid van woord en gedachte werd door minutenlang applaus gevolgd. Het is gemakkelijk, hierom te meesmuilen. Wij voor ons geloven er een aanwijzing in te moeten zien, dat het verantwoordelijkheidsgevoel van de ‘clerken’ meebrengt, dat zij, zichzelf blijvend, juist bij gelegenheden als deze hun woord doen horen, en daarmede, meer dan wellicht door menige politieke actie geschiedt, bijdragen tot een poging om deze wereld ook voor de komende generatie te behouden en ‘leefbaar’ te maken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken