Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Stem. Jaargang 5 (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 5
Afbeelding van De Nieuwe Stem. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Stem. Jaargang 5

(1950)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 471]
[p. 471]

Kort bestek

Cultureel wanbeleid

Dat Nederland in 1945 is bevrijd van de barbaren, en behouden bleef, was natuurlijk in de eerste plaats een levensbelang voor het Nederlandse volk. Het was echter ook een belang voor de ganse wereld, en wel om de bijdrage aan geestesbeschaving, welke dit volk aan die wereld heeft geschonken.

Geestesbeschaving blijkt voornamelijk uit wat een volk aan kunst en cultuur oplevert. Waar de eigen cultuur niet meer met vuur verdedigd en als een levend bezit in eere wordt gehouden, daar ontbreekt het besef van civilisatie dat ook voor andere naties bevruchtend kan werken.

Dat Nederland in 1945 is bevrijd van de barbaren - zie boven - danken wij in hoge mate aan hetgeen het Canadese leger voor die bevrijding heeft verricht. Dat een kostbaar en kostelijk geschenk als klein blijk van erkentelijkheid aan Canada wordt aangeboden door onze regering is ten zeerste toe te juichen. Dat hiervoor echter de keus is gevallen op een uniek werk van Hobbema geeft blijk van een ontstellend gemis aan kwaliteitsgevoel ten aanzien van onze cultuurschatten.

Wij moeten geen kruideniers zijn en wanneer onze regering een groots gebaar maakt van dankbaarheid voor onze bevrijding, dan is het alleen toe te juichen dat dit een royaal gebaar is. Maar diezelfde regering moet begrijpen, dat een werk als dit van Hobbema onvervreemdbaar moet zijn uit Nederland. Niet om zijn in geld uit te drukken waarde maar om zijn aard. Het is te krankzinnig dat de Vereniging Rembrandt met grote offers dit schilderij van zo onvervangbaren aard en betekenis voor ons land heeft behouden, wanneer haar werk verijdeld wordt door haar eigen regering.

En welk een blijk van geringschatting van onze levende kunstenaars is het niet, wanneer aan geen hunner voor dit geschenk de opdracht voor een glas-in-loodraam, een fresco, of een schilderij wordt gegeven, maar wanneer men meent alleen, dat ons historisch bezit van grote betekenis is. Mogen onze levende kunstenaars dit brandmerk van minderwaardigheid dit testimonium paupertatis zonder meer aanvaarden? Verschillende kunstenaarsverenigingen hebben zich met klem tegen dezen gang van zaken verzet maar zij hebben bij de bevoegde instanties minder steun dan de eerste de beste fabrikant van toffees, die de geldmiddelen des Rijks spekt. Onzen kinderen onthouden wij de ons overgeleverde goederen der civilisatie, indien wij op deze wijze te werk gaan. De volksverdomming en de achteruitgang van het geestelijk leven in ons land worden niet meer op-

[pagina 472]
[p. 472]

gewogen door een regering, die beseft dat zij een groot verleden te verdedigen en in stand te houden heeft, voordat zij zich verder met onderwijs, kunsten en wetenschappen ook maar in het minst kan en mag bezighouden. Wat deze drie gebieden betreft is weer eens gebleken dat de daartoe aangestelde adviseurs en ambtenaren slechts voor één kwalificatie op het gebied van de kunst in aanmerking komen: de geboren buitenstaanders.

De aantasting van ons nationaal kunstbezit, hoe zorgwekkend ook op zichzelf, wordt daardoor wellicht nog zorgwekkender als symptoom van de wijze waarop gedacht en gevoeld wordt in de kringen, aan wie het welzijn en de voortzetting van onze cultuur zijn opgedragen door de volksvertegenwoordiging.

Wij slopen het beste van wat ons volk had en heeft, wij slopen datgene waarop wij moeten voortbouwen, wij zagen de wortels door die ons verbinden met een verleden, dat des te groter lijkt naarmate onze kleinheid dagelijks beschamender aan den dag treedt. Het zij zo, want wij krijgen slechts wat wij verdienen en er wordt alleen geluisterd naar stemmen die het bekrompenste eigenbelang verdedigen of op de primitiefste driften speculeren. De taal die spreekt uit de kunstenaarsprotesten tegen de begane schanddaad is een taal uit een andere, een vreemde, een vergeten wereld. De wereld der beschaving.

Bedrog of neutraliteit?

Bedrog is een groot woord. Als we het hier gebruiken, doen we dat dan ook niet op eigen gezag, maar op dat van Joseph Alsop, een zeer conservatief maar zeer bekwaam Amerikaans journalist. Die het in dit geval weten kan. Want het gaat over Amerikaans bedrog.

In het nummer van 8 Juni van de New York Herald Tribune windt hij er geen doekjes om. Wij hebben Frankrijk beloofd, aldus Alsop, het alle nodige hulp tegen de communisten in Indo-China te bieden. Het vroeg om te beginnen bijna 90 millioen dollar. Wij zegden 75 millioen toe voor - Z.O. Azië in zijn geheel. Wij beloofden Frankrijk verleden jaar in November 200.000 ton militaire uitrusting. Wij stuurden tot nog toe - 2000 ton. Wij spraken in Londen af, dat West-Europa collectief verdedigd zou worden, maar zij die die verdediging in hoofdzaak moeten organiseren, en dat zijn wij, verzuimen dat te doen. ‘Hier ligt’, zo eindigt onze Amerikaan, ‘het werkelijke gevaar. Òf de bedriegers moeten gaan en het bedrog ophouden òf we zullen beleven dat het Westelijk front voor onze ogen zal uiteenvallen en veel eerder dan wij wel willen geloven.’

Wij vragen, als de zaken zó staan: is het dan niet begrijpelijk dat het aantal Europeanen toeneemt, dat in toenemende mate huiverig wordt om alles op de ene Amerikaanse kaart te zetten? Is dat wassend wantrouwen

[pagina 473]
[p. 473]

voorts niet maar al te gerechtvaardigd, wanneer men er bij bedenkt, dat die ‘collectieve’ verdediging er op neer komt dat Amerika en Engeland de kanonnen en vliegtuigen zullen leveren en bedienen en West-Europa zelf voor de infanteriemannetjes mag zorgen? Is het tenslotte niet gelukkig zelfs omdat er daardoor ruimte komt voor de gedachte dat een ondubbelzinnige neutraliteitspolitiek voor Europa mogelijk wèl een oplossing biedt?

Amerikaanse Perikelen.

Wereldpolitiek is een moeilijk vak. Dat merken de Amerikanen elke dag en in elk werelddeel. Maar bizonder bezwaarlijk heeft Mac Arthur het nu toch wel in Japan, nog afgezien van Korea zelfs. De lezer oordele zelf: Binnenkort een afzonderlijk vredesverdrag met dat land sluiten? Prachtig. Zij zullen er gevierd worden en des te meer naarmate het verdrag voor Japan voordeliger is. Maar - dan zal Japan ook afzonderlijke vredesverdragen met Rusland en China sluiten en die konden dan wel eens bizonder onvoordelig uitvallen voor Amerika. Voorlopig geen vredesverdrag sluiten? Ook prachtig. Dan kunnen de Amerikanen zelf de militaire bases uitzoeken die zij menen nodig te hebben en dat is - in het atoombomtijdperk - zowat het hele eilandenrijk. Maar - daarbij zullen zij in Japan even weinig geliefd zijn, als in het eerste geval geliefd. En wat komt er dan van de bases terecht? En dat zijn nog maar de politieke bezwaarlijkheden. Daar komen de economische nog bij. Japan bezet houden? Prachtig. Dan kunnen de Amerikanen de prijzen dicteren die de Japanse goederen mogen opbrengen. Maar voor de ongeliefdheid - zie boven. Japan vrij laten in zijn economische politiek? Ook prachtig. Voor de geliefdheid - zie boven. Maar... dan gaat Japan weer de Amerikaanse prijzen onderbieden met alle gevolgen die de Amerikanen al kennen uit de jaren '30. Kortom: er zijn van die situaties in de wereldpolitiek - en daarin trouwens niet alleen - waarin alles verkeerd is wat men doet. En in zo'n situatie verkeert Amerika. En dan zijn er nog mensen - Amerikanen zelfs nog wel - die noemen dat ‘bedrog’. Het is bitter. Of is het eigen schuld? Komt het wellicht omdat de Verenigde Staten overal alles voor het zeggen willen hebben en wreekt zich dat nu eens hier, dan daar en tenslotte overal, zoals altijd?

Een goede beurt?

Ondanks het feit dat het o.i. nog lang niet vaststaat wie de ware schuldige is in de burgeroorlog der Koreanen; ondanks het feit dat de wetmatigheid van de steun der V.N. aan de actie der V. St. tegen Noord-Korea o.i. nog lang geen uitgemaakte zaak is, gezien de omstandigheid dat noch het eigenlijke China noch [daardoor] de S.U. er mee hebben ingestemd; on-

[pagina 474]
[p. 474]

danks het feit dat er daarom veel te zeggen valt voor de voorstelling dat het de V. St. waren die zich door de V.N. lieten steunen; ondanks het feit dat waarschijnlijk zelfs de V. St. de echte initiatiefnemers niet eens zijn, maar dat men deze veeleer in het hoofdkwartier van McArthur moet zoeken; ondanks het feit ten slotte dat door dit alles van de meer dan 50 verenigde naties er slechts enkele meer dan platonisch meedoen, heeft Nederland zich gehaast de ‘Evertsen’ naar het oorlogstoneel te zenden. Waarom? Wij kunnen van die overhaaste stap geen diepere oorzaak ontdekken dan een averechts gevolg van onze vaderlandse braafheid, die er op uit was bij meester Sam een ‘goede beurt’ te maken. Je hebt van die kinderen die, uit zucht bij de baas in de pas te komen, het bij hun kornuiten bederven.

Dat gevolg is ook hier niet denkbeeldig, want wij kunnen ons bezwaarlijk voorstellen dat dit gebaar de verhouding tot onze Unie-partner verbeteren zal. Soekarno en Hatta immers mogen zo anti-communistisch zijn als zij willen, ook bij hen prevaleert toch nog altijd de afkeer van Europese inmenging in Aziatische aangelegenheden. En wat we aan die kant bederven, kunnen wij aan de andere kant niet goed maken. Wij hebben geen minachting voor onze marine. Wie zou dat, die zich de slag in de Javazee herinnert? Maar zelfs onze meest verwilderde marine-maniak zal zich wel niet verbeelden dat dit scheepje van enige invloed op de uitslag kan zijn.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken