Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Stem. Jaargang 9 (1954)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 9
Afbeelding van De Nieuwe Stem. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Stem. Jaargang 9

(1954)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 120]
[p. 120]

Kort bestek

Alles mag

In het Alg. Handelsblad van 14 December 1953 troffen wij een bericht aan, dat onze verbazing wekte. Het had een opschrift in grote letters: ‘Ilja Ehrenburg: Russische schrijvers thans onvrijer dan onder de Tsaren’, en de aanhef van het bericht luidde:

‘De Russische schrijver Ilja Ehrenburg heeft in het Decembernummer van het Moskouse tijdschrift Snamja (De Banier) de critiek geuit, dat een schrijver in de Sowjet-Unie in onvrijheid leeft en de voorschriften van bureaucraten moet volgen, in plaats van zijn thema en uitdrukkingswijze zelf te kunnen bepalen. Ondanks alle vervolgingen hadden zelfs in het tsaristische Rusland de schrijvers in dit opzicht groter vrijheid dan thans, aldus Ilja Ehrenburg.’

Daarna volgt een citaat, waarin Ehrenburg bepaalde literatuur-critici hekelt, die willen dat de schrijvers die en die economische ontwikkelingen in de Sowjet-Unie of de strijd voor de vrede beschrijven, zonder er rekening mee te houden, dat een onderwerp de schrijver moet liggen en inspireren. Aan het eind van het stukje stond nog iets te lezen over de uitleg die ‘Westelijke waarnemers’ aan dit voorval geven.

Het citaat stelde ons in staat het bewuste artikel van Ehrenburg te traceren: het staat namelijk niet in het Decembernummer, maar in het Octobernummer van Znamja. Zulk een vergissing is menselijk.

Onze verbazing steeg echter, toen wij van het bewuste artikel kennis namen. Want in de toon en de strekking van het stuk, als geheel genomen, was hetgeen het Handelsblad in zijn eerste alinea en in zijn opschrift ervan gemaakt had, ternauwernood te herkennen. Ondanks de critiek, uitgeoefend op tekortkomingen van schrijvers en recensenten, is Ehrenburg vol waardering voor de nieuwere Sowjet-literatuur zowel in vergelijking tot de buitenlandse als tot de pre-revolutionnaire Russische, en stelt hij de omstandigheden waaronder de Sowjet-auteur arbeidt, aan alle landen ten voorbeeld. Dat vele Sowjet-auteurs in hun uitdrukkingsvermogen te kort schieten, schrijft hij vooral toe aan de moeilijkheid om een maatschappij in snelle ontwikkeling naar het leven uit te beelden.

Toch komt Ehrenburg in zijn opstel ook duidelijk op voor een grotere vrijheid voor de schrijver in de keuze van zijn onderwerp en zijn uitdrukkingsmiddelen. Maar ook de desbetreffende passage is in het bericht van het Handelsblad wel op zeer toegespitste wijze ge-

[pagina 121]
[p. 121]

bracht. De enige passage waarop het Handelsblad zijn wonderlijke paraphrase kan hebben gebouwd, is namelijk de volgende:

‘In de socialistische samenleving bestaat niet alleen een band tussen schrijver en volk - die band wordt ook bewust beleefd. Men noemde die band wel eens de vervulling van een sociale opdracht. Maar in de voorstelling van sommige redacteurs en sommige critici is het epitheton “sociaal” vervaagd; overgebleven is het zakelijke, maar nauwelijks bij het werk van een schrijver passende woord: “opdracht” (letterlijk: bestelling). In de pre-revolutionnaire tijd was het leven voor een schrijver niet gemakkelijk, en in de brieven van Tsjechov kan men vermeld vinden, dat de redactie van een krant of tijdschrift bij hem een verhaal bestelde. Maar zelfs de meest vrijmoedige redacteurs haalden het niet in hun hoofd, aan Tsjechov een bepaald onderwerp voor zijn verhaal voor te stellen. Kan men zich indenken, dat men bij Tolstoi “Anna Karerina” bestelt of bij Gorki “Moeder”?’

Geen woord over bureaucraten, geen woord over vervolgingen, geen woord over in ‘onvrijheid leven’. Het vraagstuk van de ‘opdrachten’ aan de schrijver is trouwens ook in Nederland op het ogenblik bijzonder actueel, getuige een recente discussie in ‘De Groene’.

Men kan deze verminkte en toegespitste weergave niet meer ‘een menselijke vergissing’ noemen. Het lijkt meer op ‘een duivelse toeleg’. Hierbij stellen wij onmiddellijk voorop dat wij aannemen dat die toeleg niet bij het Handelsblad aanwezig was - wij weten trouwens niet of de redactie van bedoelde krant Russisch leest - maar bij de ‘Westelijke waarnemers’ die zorgen dat zulke verwrongen berichten in de Westelijke pers komen.

Wij hopen dat het Alg. Handelsblad en eventuele andere Nederlandse couranten die hetzelfde bericht brachten, het zullen rectifificeren. Want wij kunnen niet aannemen, dat zij ervan uitgaan, dat in de strijd tegen het communisme alles mag.

Gezakt op logica en geschiedenis

Bij de beraadslagingen over de E.D.G. in onze Senaat heeft op de bedenkingen van prof. Gerretson, de heer Brandenburg en de voorzitter, mr Jonkman, minister Beyen geantwoord. Wanneer we het verslag in de N.R.Ct. van 21 Jan. j.l. mogen geloven, is dit antwoord het tegendeel van een sterk betoog geweest. Als we er de zwakke punten uitlichten, behoeven wij niets over te slaan. De lezer oordele zelf:

[pagina 122]
[p. 122]

Om de hier te lande gemaakte haast te verklaren, deelde de minister mee, dat Nederland ook in een bijzondere positie verkeerde, die dan hierin bestond, dat Nederland het behandelingstempo niet van het buitenland heeft laten afhangen. Met andere woorden: de haast wordt uit de ‘Eile’ verklaard, zoals indertijd Fritz Reuter het de armoede uit de pauvreté deed.

De minister is sterk in dit soort redeneringen. De vorm van samenwerking, betoogde hij verder, is afhankelijk van het saamhorigheidsbewustzijn van de partners. Zeer juist. Maar in plaats van daaruit nu de consekwentie te trekken, dat, waar in ons Europa dat saamhorigheidsbewustzijn met het tegenwoordige Duitsland, zacht gezegd, zwak is en de samenwerking dus los moet zijn, draaide hij de zaak om en noemde die nauwe samenwerking in de E.D.G. een uiting van het sterke saamhorigheidsbewustzijn.

Pressie van de Verenigde Staten ontkende de minister. Maar hij achtte het toch wel nodig, aan te halen wat de Amerikanen er in het algemeen en de heer Dulles in het bijzonder van vonden, en die Amerikaanse mening te beschouwen als een politiek feit.

Of die - ook alweer zwakke - ontkenning van Amerikaanse pressie historisch houdbaar is, zal de toekomst uitwijzen. Historisch onhoudbaar was in elk geval wat de minister van de Engelse Commonwealth zei: formeel een losse, maar in werkelijkheid een vrij enge band. De waarheid daaromtrent is eer omgekeerd: bij een formeel losse, in werkelijkheid nauwelijks enige band.

Maar het allerzwakst was het slot. Ten aanzien van de garanties inzake de onschendbaarheid van ons grondgebied en het sluiten van een afzonderlijke vrede door de bondgenoten vóór de algehele bevrijding van dat grondgebied, deelde de minister mede, ‘dat het niet wenselijk’ - en weet ik wat nog meer niet - ‘zou zijn, daarover nu goed geformuleerde verklaringen te eisen’. Maar hij was dan wel zo goed ons gerust te stellen ‘hier, op deze plaats’, ‘dat wij het als een breuk in het verdrag zullen beschouwen, indien onze partners onverhoopt niet zullen uitgaan van de onschendbaarheid van ons grondgebied, enz.’ Onze hele garantie bestaat dus hier uit, dat we te zijner tijd zullen mogen constateren - want wat zouden wij meer? - dat er geen enkele garantie bestond.

Neen, nu wij, met alle consideratie die zwakke candidaten toekomt, de heer Beyen een examen hebben horen afleggen, komen we voor de vakken logica en geschiedenis met geen mogelijkheid verder dan vier-min - als tien het hoogste is, wel te verstaan. Gezakt. Drie maanden op zijn minst.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken