Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Stem. Jaargang 10 (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 10
Afbeelding van De Nieuwe Stem. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Stem. Jaargang 10

(1955)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 378]
[p. 378]

Kort bestek

Politiek-verantwoord Christendom?

In een door de redactie ter inleiding van verdere discussie uitgelokt artikel over ‘De kerken en de internationale politiek’ heeft Dr F. Boerwinkel in het Januari-nummer van Wending, Maandblad voor Evangelie en Cultuur, ervoor gepleit dat de kerken zich minder dan tot dusver aan de Westerse politiek zullen conformeren, maar een ernstige poging zullen doen tot ontspanning tussen West en Oost bij te dragen. Een principieel anti-militaristisch karakter heeft dit artikel allerminst, maar het geeft toch blijk van een Christelijke verontrusting die uit de impasse wil komen en het spaart het Westen zijn kritiek niet. Als eerste bijdrage tot de discussie is nu in het Maart-nummer door de redacteur Dr C.L. Patijn in zijn ‘Antwoord aan Dr Boerwinkel’ een integrale verdediging van de Westerse politiek geleverd, onder beroep op politieke deskundigheid en verantwoordelijkheid, die bij Dr Boerwinkel te zwak aanwezig worden geacht om hem het ware Christelijke standpunt te doen innemen. Naar onze mening had Dr Boerwinkel sterker gestaan als hij in naam van het Christendom de huidige machtspolitiek en bloc had afgewezen, maar bij zulk een ‘impossibilisme’ zou Dr Patijn, Chef van de Directie Internationale Organisaties van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het misschien niet nodig hebben gevonden de lezers van Wending tegengif toe te dienen en hadden wij zijn proeve van politiek-verantwoord Christendom moeten missen. Wij willen hieruit enkele staaltjes meedelen.

Dat het Westen het atoomwapen in het arsenaal van zijn verdediging heeft opgenomen, ook om het als eerste te gebruiken, kan niet worden veroordeeld, zelfs niet wanneer dit eerste gebruik preventief zou zijn. ‘Als de Westerse landen in 1935 - lees: 1936! -, toen Hitler het Rijnland binnentrok, technische agressie hadden gepleegd en Duitsland waren binnengerukt, hadden zij een Christenplicht vervuld en de vrede wellicht gered’. Wij merken op dat de moraal hiervan zeer duidelijk is, vooral als men bedenkt dat het anti-communisme in 1936 een factor was die van ingrijpen weerhield - veel meer dan pacifistische gezindheid, zoals onze deskundige zou moeten weten - en dat hetzelfde anti-communisme nu een stimulerende factor zou zijn bij het vervullen van de preventieve ‘Christenplicht’. Wij merken verder op, dat dit een van elke logica verstoken geschrijf-voor-weldenkenden is, anders zou de auteur hebben gegrepen, dat hij hiermee het recht verspeelt de aanval van Noord- op Zuid-Korea principieel te veroordelen,

[pagina 379]
[p. 379]

zoals hij enkele bladzijden verder doet, en dat zijn pleidooi slechts de internationale anarchie tot norm verheft: want welke hogere instantie zal beslissen tussen preventieve Christenplicht en dito Communistenplicht?

Nog een staaltje. ‘Het ziet ernaar uit, dat wij het met de Russen zouden kunnen eens worden indien wij de huidige status quo zouden honoreren’. Maar dan zou het Westen er zich bij moeten neerleggen ‘dat de satellietstaten in Midden-Europa Russisch bezet gebied blijven’, en dat is krachtens ‘eer en vertrouwen’ onmogelijk. Beseft deze deskundige niet, dat het ‘eens worden’ met de Russen een ontspanning zou teweeg brengen, die voor deze satellietstaten de enige mogelijkheid biedt dat de Russisch-communistische druk, waaronder zij leven, wordt verlicht, ten slotte misschien zelfs opgeheven? Of denkt hij serieus aan een bevrijdingsoorlog? Of is het wellicht zo dat het hem in de grond van de zaak geen zier kan schelen hoe die mensen daar leven?

Wij gaan nog even door met vragen. Is het bepaald nodig dat de hoge ambtenaren van ons Ministerie van Buitenlandse Zaken er zulke voor elke agressie beschikbare opvattingen op na houden? En dat zij dan tegelijk redacteur zijn van een ‘maandblad voor evangelie en cultuur’? En dat zij bovendien nog gezag genieten bij mensen wie de vrede ter harte gaat?

De Europese eenheidsbeweging in de ogen van een Aziaat

‘Het Gemenebest’ van Maart/April bevat in haar rubriek ‘Korte Commentaren’ een bijdrage van M.S. Agwani, een vroegere leerling van het ‘Institute of social studies’ in Den Haag, getiteld: ‘Een Aziatische visie op verenigd Europa’. Na een terugblik op de relaties tussen Europa en Azië in het verleden bespreekt Agwani de huidige beweging voor Europese integratie en zegt: ‘Als de Europeanen samenwerken in een gemeenschappelijke inspanning voor vrede en vooruitgang is het voor hen en voor de hele wereld het beste.... Maar dit als is van doorslaggevende betekenis voor ons’, want.... ‘als de eenheid eerst en vooral gericht is op herstel van datgene wat ze kwijt zijn of op het punt staan te verliezen door gebrek aan eenheid, dan is het voor ons een reden tot ernstige bezorgdheid.... De gedachte aan een Europese unie die het mogelijk maakt (of althans niet verhindert) dat Engeland het volk van Malakka onderdrukt en dat verdere onafhankelijkheidsbewegingen effectiever tegengewerkt worden dan dat westerse landen dit op eigen kracht zouden kunnen, (heeft) voor Aziaten geen aantrekkingskracht.

[pagina 380]
[p. 380]

Onlangs vroeg ik een toegewijde en enthousiaste medewerker van de Europese eenheidsbeweging: waarom verhef je het anti-kolonialisme niet tot een van de principes van je beweging? Ik verzeker je, dat in dat geval de goodwill van vele Aziaten je ten deel zal vallen; bovendien zal het veel van onze twijfel en achterdocht wegnemen. Ik moet bekennen dat zijn antwoord me onbegrijpelijk was. Hij zei: ‘eerst willen we leren samenwerken; we willen ook een eind maken aan exploitatie onder onszelf; daarna zouden we deze principes kunnen toepassen op onze betrekkingen tot de koloniën.’

Agwani zou de idee van een verenigd Europa van harte welkom heten, mits deze leidt tot blijvende internationale vrede. Hij gaat dan verder: ‘Het spreekt vanzelf dat de West-Europese landen, als ze beducht zijn voor communistische agressie op hun gebied, zich moeten organiseren om die te voorkomen. Dat gaat de Aziaten niet aan. Maar als de idee van de Europese eenheid gebaseerd is op deze negatieve aanpak alleen, dan wordt ze onvermijdelijk het voorspel van de volgende oorlog (cursivering van ons, red. N.S.). En met het oog op dit laatste zouden we voor een dergelijke idee niets voelen. Wereldvrede is voor ons van het allerhoogste belang. En we weten dat de vrede ondeelbaar is. Vandaar dat, naar onze mening, alle bewegingen voor internationale samenwerking op dat doel gericht moeten zijn.’

De kortzichtigheid van de enthousiasten voor een Europese eenheid, die inderdaad gebaseerd is op wat Agwani een ‘negatieve aanpak’ noemt, kan moeilijk anders dan als politieke tinnegieterij worden bestempeld, als men ze vergelijkt met een wereldwijde politieke visie als deze Aziaat ontwikkelt. Ik acht mij al meer dan beloond, besluit hij, als ik mijn doel, ware het slechts gedeeltelijk, bereik om de Europese lezers enig inzicht te geven in ‘onze’ gedachtengang, d.w.z. in die van de gemiddelde ontwikkelde Aziaat.

Onze Cobaltbommelaars

Wie zich in het politieke en culturele leven beweegt hoeft zich tegenwoordig in elk geval niet te beklagen over gebrek aan aanleidingen tot verbazing of verontwaardiging, al naar zijn temperament. Men valt van de ene in de andere en de kunst is alleen, er niet door afgestompt te raken.

Zo kon men enige tijd terug in het eerste Januari-nummer van ‘Mens en Wereld’, het orgaan van het Humanistisch, zegge en schrijve, humanistisch Verbond, een stuk aantreffen, dat zich keerde tegen het toekennen van de Nobel-prijs voor de vrede aan Albert Schweitzer.

[pagina 381]
[p. 381]

De schrijver wilde haar zien toegekend aan - U raadt het in geen tienen - de uitvinder van de waterstofbom.

Natuurlijk niet, omdat hij die bom zonder meer bewondert, maar omdat hij er een afschrikwekkende werking aan toekent. De redenering is dan.... Maar waarom de voze rationalisatie en justificatie van de kortzichtigheid en angst te herhalen die de lezer iedere dag weer-aan in de krant en door de radio horen kan? Het hele sprookje van de afschrik- en daardoor vrede-wekkende werking van de atoomwapenen is reeds hiermee weerlegd dat door de hele geschiedenis heen de wapenen aldoor vernietigender zijn geworden zonder dat dit nog ooit het hazardspel der oorlogsmakers heeft opgehouden, laat staan verhinderd.

Maar de werking van de atoombom is nog iks-maal verschrikkelijker dan die van alle voorgaande bij elkaar, is dan de repliek. Inderdaad. Maar voor wie niet aan sprookjes gelooft, kan dat slechts betekenen dat juist die verschrikkelijkheid om het even de aanvaller of verdediger nopen zal tot het gebruik van dit wapen over te gaan, in de hoop het gebruik ervan door de tegenstander te voorkomen.

Ten slotte had ook onze humanist wel kunnen weten dat het ‘Pentagon’ ons aller lot in handen heeft. Sir Anthony heeft het anders al April van het vorig jaar ontdekt na zijn gesprek in Parijs met Dulles en Radford over Dien Bien Phu. ‘The chief danger of war at this moment lies in the Pentagon’ zei de tegenwoordige prime minister toen (Statesman and Nation, 5 Mrt. 1955, p. 309, 1ste kol.). En het Pentagon heeft openlijk verklaard, de westerse oorlogsvoering op het gebruik van atoomwapens te baseren.

Men zou zo denken dat men voor de bestrijding van het geloof in sprookjes bij het Humanistisch Verbond terecht kon. Het tegendeel blijkt het geval. Als het groene hout al dor is, hoe dor moet dan het dorre wel zijn?

Maar dat is waar ook. Men wil immers in het Humanistisch Verbond niet ‘groen’ zijn? Men laat zich daar geen knollen voor citroenen verkopen. Door geen Pentagon niet en door geen meeloper als Eden niet. Niks hoor. Onze cobaltbommelaars weten van wanten.

Na Bandung....

We kregen laatst een in 'n sierlijk blauw bandje gestoken boekske in handen, dat tot titel heeft ‘Voor ouders van een mongooltje’.

Op het geschrift zelf moet niets aan te merken zijn. Dat willen wij dan ook niet doen. Als we er hier over schrijven is het slechts om de

[pagina 382]
[p. 382]

titel en daarin de uitdrukking ‘mongooltje’ te wraken.

Het is niet de schuld van de schrijfster Isabel Geuter Neuwitt noch van de uitgever Dick Boer dat de aangeboren afwijking die hiermee bedoeld is, nu eenmaal zo heet.

Maar het is, naar onze mening, wel de hoogste tijd om met de kortzichtige lompheid van onze voorouders in zake de meerwaardigheid van hun eigen en dus de minderwaardigheid van andere rassen af te rekenen. En derhalve een andere benaming te kiezen.

Tegenstand kan dit voorstel niet wekken. Wie vóór Mao en Tsou is, zal hen niet met bedoelde stumpertjes willen vergeleken zien. Wie tegen is zal de benaming van deze kinderen die buitengewoon lief zijn als zij vriendelijk bejegend worden al evenmin adequaat achten.

Neen, na Bandung kan men dit heus niet langer volhouden.

De Poëzie der Overheid

Op den bizonderen, tienden bevrijdingsdag dien wij achter ons hebben heeft Prins Bernhard de officieele nationale feestrede gehouden in de Ridderzaal te 's-Gravenhage.

Dit mede ter eere van de ontelbare landgenooten, die door den ons verraderlijk opgedrongen oorlog zijn omgekomen, waaronder 104.000 Joodsche Nederlanders, en bijna evenveel niet-Joodsche. Het heeft Z.K.H. behaagd, aan het slot van zijn rede de dooden te herdenken met enkele versregels - voor de gelegenheid licht gevarieerd - van den Vlaamschen priester-dichter Cyriel Verschaeve.

Genoemde Verschaeve was collaborateur en ernstig politiek delinquent in den oorlog. Na de bevrijding werd hij ter dood veroordeeld en vluchtte hij naar Oostenrijk, waar hij stierf. Tot zoover de feiten.

Dit stuitende geval is niet meer ongedaan te maken, maar het is mogelijk, herhaling van iets dergelijks te voorkomen. In een democratisch constitutioneel land is het een goed gebruik, dat vorstelijke personen niet worden verantwoordelijk gesteld voor dit soort publieke daden en dat zij buiten discussie blijven. Zij hebben adviseurs. De bok, geschoten door den slimmeling, die den Prins in dergelijke gevallen adviseert, is geschoten door een Zondagsjager. Het heele oeuvre van Verschaeve is van nazisme doortrokken, hij is op dat gebied een der bekendste voormannen in België geweest. Maar kennis van zo onbeteekenende details omtrent dichters en poëzie mag men blijkbaar van onze overheid niet verwachten. Reden te meer dat men, om zulke schandalen voortaan te voorkomen, zich beter orienteere als beraders van het Koninklijk Huis, wanneer het op dit gebied in de openbaarheid treedt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken