Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Stem. Jaargang 10 (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 10
Afbeelding van De Nieuwe Stem. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Stem. Jaargang 10

(1955)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 727]
[p. 727]

Kort bestek

Katoen en horigheid

De Tsjechen leveren wapens aan Egypte; zij deden dat vroeger aan Israël. Evenzo leverde Engeland Shermantanks aan Israël en Centurions aan Egypte. Frankrijk leverde aan beide partijen en ook Amerika deed het. So what?

Dit. Waarmee zal Egypte zijn wapens betalen? Gedeeltelijk met de katoen die Engeland niet langer wenste af te nemen. De langvezelige egyptische katoen van de Nijlvallei is de beste ter wereld, maar na de Suez-kwestie en de ontruiming van zijn bases daar wil Engeland ze niet meer hebben. Engeland was de grote afnemer, maar het heeft de machines die op de langvezelige katoen waren afgesteld nu ingesteld op de kortvezelige Sudan-katoen. Want sinds Egypte zich zelfstandig maakte moest nu de Sudan worden geworven.

Amerika nam óók egyptische katoen af, in kleinere kwanta, het heeft zelf genoeg. Alleen voor het fijnere werk, als betere regenjassen, parachutes en autobandencanvas werd betere katoen gekocht.

Beide landen staakten de afname ofwel, wilden nog alleen afnemen onder voorwaarde die Egypte niet beliefden omdat het overgevoeligheid als pas ‘bevrijd’ land, er horigheid in zag. Frankrijk wil wel kopen maar wenst met parfum en dranken te betalen en die hebben ze aan de Nijl niet zo broodnodig. Dar zit de jonge staat dus, met grote plannen maar met nog veel meer onverkoopbare katoen, die altijd circa 85% van zijn hele uitvoer is. Daar komt bij dat de oogst van 1.461.000 balen tot 1.598.000 was gestegen.

En nu komt, afschuwelijk genoeg, de andere kant katoen koper. Pardon, zo zegt onze krant het niet. Die laat ons schrikken door te vertellen dat het Sovjet-blok nu wapens komt leveren; zij keert het even om. De nederlandse pers, die in October 1955 begint met zijn verontrusting over tsjechische wapenleveranties te uiten, blijft merkwaardig zwijgzaam over de economische achtergronden van het geval. Hinter dem Eisernen Vorhang, dat is de duitse bewerking van News from behind the iron curtain, het zwartste, anti-roodste blad dat bestaat, uitgegeven door het ultra-rechtse amerikaanse Free Europa Committee is hier duidelijker over. Ausschlagebend ist wohl die Notwendigkeit, neue Absätzmärkte für Baumwolle, den Hauptausfuartikel des Landes, zu erschliessen, aber daneben wird der Wunsch wirksam, auch in wirtschaftlicher Hinsicht so wenig möglich von Groszbritannien abhängig zu sein.

[pagina 728]
[p. 728]

Het bericht van de wapenleveranties aan Egypte zou ons wat minder koud op het lijf gevallen zijn als de pers ons beter voorbereid had. Al van December 1953 tot Maart 1954 bereisde een egyptische handelsdelegatie het hele Sovjetblok af, op zoek naar middelen om van de katoen af te komen. Om te kunnen leven!

Nu zijn in 1955 overeenkomsten met nieuwe afnemers gesloten en oude contracten vernieuwd. Polen koopt katoen en zal met machines, kolen, spoorwegmateriaal, fietsen, verfstoffen enz. betalen. Oost-Duitsland met optiek, precisiewerktuigen en chemicaliën. Roemenië met vee, vlees, vruchten, oliederivaten, glas en houtwaren. Hongarije met voortbrengselen uit de zware industrie; het zal o.a. een brug over de Nijl bouwen. China koopt en betaalt in dollars, Tsjecho-Slowakije betaalt met zijn industrieproducten. En dat zijn nu eenmaal sinds jaar en dag o.a..... wapens. Van erg ver voor de rode tijd.

Goed, die Tsjechen zullen ook een schoenfabriek en een gummifabriek in Egypte stichten, maar de wapens doen het hem. Als er eenmaal honderd kisten geleverd zijn, dan zal er service en nabestelling op moeten volgen. Men richt zijn militaire macht er helemaal naar in.

Dat is niet alleen zo met wapens, maar daar spreekt het wel het sterkst. De wapenleveranties openen vele nog licht sluimerende ogen voor het feit dat het Westen bezig is een relatie te verliezen. De onrust in het Westen is zeker niet voornamelijk zorg voor Israël, al wordt zij graag als zodanig getoond. Als het Westen zorg heeft dan is dat, omdat Egypte, geen andere kopers voor zijn uitvoerproducten vindende, het hekje naar de andere kant overgeklommen is. Naar de concurrentie. Sir Anthony liet zijn spijt duidelijk merken in de waarschuwing die hij begin November in de Guildhall uitsprak voor de arabische landen. Jullie lopen gevaar, zei hij, met al die handel ‘in het communistische wereldrijk op te gaan’. Dat is een beheerste uitdrukking voor: ‘wij zijn jullie kwijt’. Eden is dan ook wel tot het een en ander over Israël bereid....

Het zou kunnen zijn dat het Westen Egypte al kwijt is. Niet zozeer aan het communisme, dat zou een vergissing zijn, niet eens, economisch, aan het Sovjetblok, maar cultureel en emotioneel aan.... het Oosten. Als Egypte op de Bandungconferentie rondloopt met zijn katoenzorgen zegt Tjoe en Lai: als alle Chinezen een klein stukje katoen kopen, dan zijn jullie uit de brand. Deze toon is veel belangrijker dan het feit zèlf, dat China inderdaad voor een waarde van 8 miljoen pond aan katoen gekocht heeft.

Israël is het enige midden-oostelijke land dat nog op het Westen

[pagina 729]
[p. 729]

georiënteerd is; als er oorlog komt is dit een feit dat niet uit het oog verloren mag worden. Intussen is opmerkelijk (onrustbarend zullen sommigen zeggen) dat ook het israëlische handelsverkeer met de sovjetlanden toenam. Van 1953 tot 1954 steeg de export naar deze landen van 2 miljoen tot 4.4 miljoen en de import in Israël uit het sovjetgebied van 2.4 miljoen in 1953 tot 6.9 miljoen in 1954. Onlangs kwam een nieuwe ruilovereenkomst tot stand van ruwe olie en benzine tegen citrusvruchten en bananen. Zou het Sovjetblok belang hebben bij oorlog tussen beide connecties? Zo'n oorlog zou de ontwikkeling der betrekkingen slechts storen.

Intussen mag men wel bedenken dat het Sovjetblok niet alleen met arabische landen zijn handel uitbreidt. In miljoenen dollars steeg van 1953-1954 de export van de zeven landen van het blok naar Argentinië en Brazilië van 35.7 tot 125.7. Naar Canada van 0.5 tot 6.1 miljoen dollar.

Wat er ook gebeuren gaat in het midden-oosten, wapenleveranties zullen nooit meer zijn dan een aanleiding voor strijd en de Verenigde Naties zullen nooit meer zijn dan toeschouwers. De V.N. maakten in 1947 hun resolutie van verdeling voor Palestina maar konden de oorlog van 1948 niet tegenhouden. Zij konden ook niet verhinderen dat de wapenstilstand van 1949 andere grenzen legde dan die van hun resolutie. Ook niet dat Engeland, Amerika en Frankrijk die grenzen in 1950 garandeerden.

De kleine regeerders zullen zich misschien in hun zelfvertrouwen of in hun wanhoop laten gaan, de soldaten zullen zich als steeds laten gebruiken, maar de Grote Belangen zullen bepalen wanneer er oorlog komt. En hoe.

Intussen is er één aspect dat mij van grote pikanterie lijkt. Het ‘westerse’ land dat de grootste goodwill bij de arabische staten heeft is Spanje. Spanje levert óók wapens aan Egypte. Spanje is bezig horig te worden aan de Verenigde Staten en wordt met name door dit land bewapend. Zal Amerika, los van Engeland, ongenoegen riskeren met Frankrijk, trachten via Spanje reçu te blijven in Noord-Afrika en het Midden-Oosten? Als dat de bedoeling is zal interessant zijn te zien wat het jegens Israël zal doen.

Studentenbeurzen

Wij zeggen niets nieuws met de bewering dat de Universiteit, en dus de Maatschappij zelf, tegenwoordig niet meer functioneren kan zonder steun van het Rijk, ook aan een aantal studenten.

[pagina 730]
[p. 730]

Een overzicht van de desbetreffende cijfers, zoals o.a. gepubliceerd in de ‘O.K.W.-Mededelingen’, no. 35, 19de jaargang, 29 September 1955, blz. 556, leert dan ook dat de uitgaven daarvoor sinds de oorlog steeds stijgende zijn om op de begroting '56 een bedrag te bereiken van f 4.717.400, -, laten we royaal zijn en zeggen: rond f 5 millioen. Oftewel 0.6% van de begroting voor O.K.W., die zelf 11.7% uitmaakt van de gehele begroting. Tegenover - dit terzijde - 20.4% voor Defensie.

Een heel bedrag, die 5 millioen gulden. Maar is het nu ook genoeg? De vraag is te meer gerechtvaardigd omdat hier blijkbaar alles is opgeteld wat met enige goede wil onder het begrip student kon worden begrepen. Immers de beurzen aan eigenlijke studenten brengen het in diezelfde begroting niet verder dan f 2.603.000, -. We beknibbelen dus gans niet, wanneer we vaststellen, dat dit niet genoeg is niet alleen, maar dat het zelfs ver beneden de maat blijft. Beneden de Engelse maat namelijk.

In hun interessante studie ‘Professional People’, Londen 1952, geven Roy Lewis en Angus Maude het vermoedelijk wel niet geheel overeenkomstige, maar toch zeker vergelijkbare cijfer voor hun land. Daar gaf, naar uit blz. 80 en de noot op blz. 90 blijkt, de staat voor de cursus 1951-'52 ‘state cholarships and awards’ ten bedragen van 7½ millioen pond, of 75 millioen gulden. M.a.w. 15 maal zoveel. En dat terwijl de bevolking van het Verenigd Koninkrijk slechts ongeveer 5 maal zo groot is als die van ons land.

Een andere cijferreeks van iets later tijd geeft een nog beschamender beeld voor ons land. In 1953-'54 werden in Engeland 74.2% van de studenten ‘financieel gesteund’ zowel uit staats- als uit particuliere fondsen (Times 9-6-1954, waar aan de officiële cijfers, gepubliceerd in Cmd. 9477 ontleend werd). We hebben hier nog geen rekening gehouden met steun van locale overheden.

En bij ons? De cijfers voor 1952-'53 leren, dat er toen 300 rijksbeurzen werden vergeven (en 2400 renteloze voorschotten, die echter wel tot op zekere hoogte als hulp, maar niet eigenlijk als steun kunnen worden gekwalificeerd). Rekenen wij er die niettemin, royaal en loyaal als we zijn willen, bij, dan krijgen we toch nog maar 2700 gesteunde studenten op een totaal aantal van 28.660 of nog geen 10% tegen de bijna 75% aan de overkant (Aldus in Statistiek van het Hoger Onderwijs: analyse van de groei van het aantal studenten, 1938-'52, blz. 5 en 14).

Het is waar, Engeland is leidend op dit gebied. Maar wij zien geen

[pagina 731]
[p. 731]

reden, waarom wij het niet ook zouden zijn. De tijden dat Engeland als rijkste land buiten mededinging was, zijn lang voorbij.

Wij kunnen dus pas tevreden zijn wanneer de begroting van O.K.W. voor rijksstudietoelagen een bedrag zal uittrekken gelijk aan één vijfde van het Engels. Of m.a.w. een bedrag dat voor het vervolg dichter in de buurt van 15 dan van 5 millioen behoort te liggen. En wanneer ook hier in plaats van 10%, 75% van de studenten financieel gesteund wordt.

Als wij zo matigjes voortgaan als tot dusver, raken we hopeloos achterop.

Burgerrecht

Op mijn reizen zeiden de mensen dikwijls tegen mij: ‘Amerika is erg gelukkig, dat het zoveel bezit, zoals z'n rijkdom, z'n natuurlijke hulpbronnen en z'n vele voordelen’.

Als dit gezegd wordt geef ik me de moeite om te antwoorden: ‘De Verenigde Staten hebben dat niet per ongeluk’.

In deze trant schrijft een man die het ver gebracht heeft, Henry G. Ritter, president van de National Association of Manufacturers en van de Thomas A. Edison Inc., een stukje in Burgerrecht. Het is onvoorstelbaar hol van de frasen en het heet in God We Trust, een aandoenlijke titel die op het reclamestukje letterlijk in het geheel niet slaat.

Hij heeft het toch maar ver gebracht, die Ritter. Als U of ik het artikeltje hadden ingestuurd, zelfs bij Burgerrecht, wij zouden er nooit meer iets van gehoord hebben; men heeft het kennelijk aangenomen op het gezag van het succes van de schrijver. Ergens moet het begin van dit succes liggen en aannemelijk is, dat het op dezelfde wijze steunde op nog onverdiende goodwill. Wij bedoelen: wellicht is Ritter zijn carrière begonnen, voorgevende dat hij over tien dollar beschikte, terwijl het in werkelijkheid een kwartje was. En dan hard werken en op God vertrouwen, dan gaat dit als maar door.

Burgerrecht trof ons verder nog door een artikel van dr. mr. K.W.P. Klaassen: Ons Recht op de Pijnbank. Dat hebben wij nu niet gelezen. Omdat meneer Klaassen ons als publicist, maar dan negatief, zo in de oorlog interesseerde, toen hij er niet aan dacht om over het recht op de pijnbank te schrijven, interesseert hij ons nu niet meer.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken