Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Stem. Jaargang 11 (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 11
Afbeelding van De Nieuwe Stem. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Stem. Jaargang 11

(1956)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 187]
[p. 187]

Kort bestek

De forumavond van De Nieuwe Stem

Hier volgen enkele voorlopige opmerkingen en indrukken van de redactie betreffende de op Maandag 13 Februari gehouden forumavond.

Wij hebben het bijzonder op prijs gesteld, dat de directeur van de W.B. ons in de gelegenheid heeft gesteld van gedachten te wisselen met lezers en belangstellenden. Wij zijn hem ook erkentelijk voor het royale gebaar waardoor een goede avond, opgeluisterd met muziek van mej. Wertheim en haar vader, besloten werd met het toekennen van prijzen aan de beste debaters in de vorm van drie gratis jaarabonnementen op De Nieuwe Stem. Het was verheugend dat op die winterse avond zo velen de zaal van Americain meer dan gevuld hadden.

Of deze goede avond nu ook een goede debatavond is geweest, of de vragen die ons werden gesteld, voldoende to the point waren, dat is een vraag waarop wij niet voor honderd percent met ja kunnen antwoorden. Onze indruk was, dat de gestelde vragen meer het wit-zwart karakter droegen dan wij mochten verwachten die ons juist tegen de propaganda van de wit-zwart tegenstellingen in de huidige wereld verzetten. Wij noteerden de volgende vraagstellingen uit de discussie - en uit een enkele reactie naderhand in de pers - die wij hier in 't kort vastleggen:

Ons tijdschrift zou te wetenschappelijk, te intellectueel zijn; hierbij kunnen wij opmerken, dat wij er waarlijk niet naar streven slechts door de happy of unhappy few gelezen te worden, maar wel die bijdragen te brengen die naar vorm en inhoud het karakter van verantwoorde, onafhankelijke voorlichting vertonen.

Wij zouden, vooral in onze korte bestekken, zelf het zwart-witschema te veel hanteren. Men vergeet daarbij, dat, voorzover deze stukjes boutades zijn - en dat zijn ze meestal - deze vorm, juist ter bestrijding van de zware en drukkende zwart-wit-tegenstelling, een vereiste is. Als men van krypto-communisme gewaagt, dan vergeet men toch wel deerlijk, dat wij er niet op uit zijn onze mening te verbergen, maar er vooruit te komen.

Als men tenslotte de homogeniteit der redactie betwijfelt, dan mag juist ten aanzien van een tijdschrift als het onze de vraag gesteld worden, of wij in meer opzichten homogeen moeten zijn dan in de wil tot onafhankelijke meningsvorm en -uiting. En daartoe blijft de homogeniteit niet beperkt.

[pagina 188]
[p. 188]

De voornaamste indruk was toch wel deze, dat De Nieuwe Stem die een taak te vervullen had en heeft, deze in goed en kwaad gerucht heeft vervuld dank zij de steun van hen die met ons deze taak nuttig en nodig vinden. Zij zal ze blijven vervullen met die en nog meer steun.

Het Dossier-Spel 1956 (I)

De onrust en verontwaardiging, gewekt door de openingszet waarmee het Haagse Parool het Dossier-Spel 1956 is begonnen, betreffen niet alleen het feit dat Mr Schokking wordt aangewreven. Zij worden ook, bij velen allereerst, gewekt door de omstandigheid dat het mogelijk blijkt, dat ‘een onbevoegde’ na vele jaren een zuiveringsdossier in handen kan hebben, om dit te gebruiken als hij daarvoor de tijd gekomen acht! De vragen die het Eerste Kamer-lid De Vos van Steenwijk stelde aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie waren bij velen gerezen: Hoe heeft de Haagse krant deze dossiers in handen gekregen? Kan het zijn, dat er meer gelijksoortige dossiers achter de hand gehouden worden voor soortgelijke crises?

Deze vragen behoeven echter aanvulling. Gebleken is namelijk, dat de zo ernstige klacht, destijds tegen Mr Schokking ingebracht, niet tot het nodige onderzoek heeft geleid. Vrage:

1. Kunnen de Ministers meedelen in hoeveel zaken, waarin klachten zijn ontvangen van een ernst als die in het huidige dossierspel, onderzoek is nagelaten en de onafgesloten dossiers zijn ‘vergeten’?

2. Wie waren (eventueel) voor een en ander verantwoordelijk en welke maatregelen worden tegen hen overwogen?

Het Dossier-Spel 1956 (II)

Wat is ernstiger: het feit dat Mr S. wordt aangewreven? of het feit dat hij, indien dit gedrag bewezen zou zijn en de dader niet te verontschuldigen (welke beide vragen men zorgvuldig uiteen dient te houden), benoemd kon worden tot burgemeester der residentie? of het sinistere feit dat een tegenstander van de burgemeester het oude dossier in 1956 nog eens kan uitspelen - dat hij dus beschikt zowel over dit dossier als over deze mentaliteit? Wij twijfelen.

Wij menen dat behalve het onderzoek naar de principale gedraging en de punten in het voorgaande Korte Bestek genoemd onderzoek moet plaats vinden op de volgende punten:

1.Welke persoon precies heeft de openingszet gedaan?
2.Hoe kwam hij aan het dossier?
[pagina 189]
[p. 189]
3.Hoe lang had hij het al in zijn bezit?
4.Is het waar, dat hij de burgemeester voorwaarden heeft aangeboden op welke de zaak kon worden stil gehouden?
5.Zo ja, welke?
6.Is er verband tussen het dossier-spel 1956 en het ontslag indertijd, van hoofdcommissaris Valken en het door de burgemeester gegeven verlof aan de commissaris van gemeentepolitie Klijzing?
7.Met de daaraan voorafgegane opening van een strafvervolging (na onderzoek door de gemeentepolitie) tegen de wethouder F. en de bankier Mr C.H.J.F. van Houten?
8.De twee vorige vragen berusten geenszins op enige wetenschap of op enig vermoeden. Zij zijn enkel geïnspireerd door een herinnering aan de jongste Parlementaire Enquête waarin Klijzing (voor het B.B.O.) en Van Houten (voor het B.I.) beiden een rol gespeeld hebben. Wij hebben de lijvige verslagen nog eens opgeslagen en vooral de brief van Van Houten aan de oud-minister Van Heuven Goedhart met belangstelling herlezen (bijlage 22, deel IV). Daar was een strijd op leven en dood aan de gang in Londen en dit lijkt iets dergelijks te moeten worden. Hoe langer men ons berichten onthoudt, hoe meer wij gaan fantaseren en hoe noodzakelijker het onderzoek wordt.

Het Dossier-Spel 1956 (III)

Men heeft in enkele kranten kunnen lezen dat de vroegere Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland op de hoogte zou zijn geweest van de bezwaren tegen Mr S., bij diens benoeming, alsook van het feit dat de bezwaren niet waren onderzocht. Het feit dat de inmiddels vertrokken oud-Commissaris thans in Libanon woont behoeft niet te betekenen dat zijn visie op de zaak ons onthouden moet worden.

Men heeft óok kunnen lezen, dat de regering destijds op de hoogte was. Als dat waar zou zijn, dan zou de regering de heer S. onnoemelijk veel leed hebben kunnen besparen door de burgemeestersbenoeming tegen te houden.

Men kan horen vertellen, dat de verontwaardigde klagers vele instanties over deze zaak zijn blijven vervolgen, maar dat zij nimmer gehoor kregen. Is dat waar? Hoe afschuwelijk het ook zou zijn als er werkelijk een spel zou zijn gespeeld met het dossier: hoofdschuldige is hij die het niet sloot, doch het open en wel wenste te negéren.

Een groep hoogleraren heeft een openbare verklaring afgelegd over het dossierspel en de betrokken pers gekapitteld. Men moet aannemen,

[pagina 190]
[p. 190]

dat die verklaring mee berust op vriendelijke gevoelens jegens het slachtoffer Mr S. Men moet zich echter ook afvragen, of de ondertekenaars zich voldoende hebben ingedacht, wat hun declaratie zou kunnen uitwerken. Het is zo geworden dat Mr S. de hooggeleerden moeilijk dankbaar kan zijn: de pers heeft er nogal de vloer mee geveegd. Het stuk is kennelijk niet opgesteld door de sterkste denker, wel door de stijfste stilist van de ondertekenaren. Zij begrijpen niet dat het in het dossierspel 1956 niet gaat om de vraag waarom nu nog aandacht gevraagd werd voor een oude zuiveringszaak, maar waarom die nu pas (afgedwongen en misschien onsympathiek afgedwongen) aandacht krijgt.

Het Dossier-Spel (Finale)

Terwijl het bovenstaande voor correctie binnenkomt, komen ook de kranten in de bus met de laatste berichten over de zaak-Schokking. Ziezo, is er nu gedaan, wat verzuimd was? Is de openstaande zuivering voltooid en gesloten? Nee. Over de tegenstrijdige opdracht van Minister Beel aan de commissie van drie (wel een beetje onderzoeken maar zich onthouden van een ‘zuiveringsoordeel’) zullen alleen naïeve zielen zich verbazen.

Uit het summiere onderzoek is gebleken wat reeds bekend was: dat de burgemeester van Hazerswoude de aanwezigheid van de later in de dood gedreven joodse familie in zijn gemeente als een provocatie beschouwd heeft; daarom wendde hij zich tot de SD met het verzoek om het gezin te komen halen. Zelfs als er grond voor dit vermoeden geweest was, dan was een Nederlandse burgemeester zonder volstrekte zekerheid nog niet gerechtigd geweest tot deze keuze en ha[d] hij ongenoegen, of eventueel zelfs gevaar, moeten riskeren. Of onderduiken. Men is burgemeester; men is door de Koningin benoemd en men loopt op feestdagen glimlachend met een lint om, maar in tijden van nood behoort dit een gevaarlijk baantje te zijn.

De commissie meent echter zelfs, dat ‘zeker twijfel’ mogelijk is, of de gronden waarop 's burgemeesters overtuiging post vatte redelijk waren en of hij het nodige gedaan heeft tot verificatie. Dit betekent dat twijfel bestaat aan de aanvaardbaarheid van een aangevoerde verontschuldiging, bij een vastgesteld ernstig feit. Dit zou indertijd in een zuiveringsonderzoek hebben geleid tot afkeuring van het onderzochte gedrag en waarschijnlijk tot de consequentie, dat Mr S. een betrekking had moeten zoeken die, in tijden van nood, minder van een man eist.

De heer Sch. heeft in 1942 op een bepaald punt gefaaid; wij zouden

[pagina 191]
[p. 191]

willen zeggen: als burgemeester. Als mens kan hem zijn onjuiste inwendige beraadslaging moeilijker verweten worden en in aanmerking moet worden genomen dat hij (tevergeefs) raad gezocht heeft bij (dus verkeerde) kringen die hij voor goed illegaal heeft aangezien. Nu ook vast kwam te staan dat Mr Sch., gepolst voor de benoeming tot burgemeester van de residentie, zelf op deze kwestie in zijn ambtelijk verleden heeft gewezen, komt hij niet zo oneervol uit de strijd. Hij heeft indertijd een verkeerde beroepskeuze gedaan en men heeft hem onrecht gedaan, door hem in 1949 burgemeester van Den Haag te maken.

De Zaak-Beel (I)

Met de benoeming van Mr Sch. tot burgemeester van Den Haag werd indertijd een hoogst onzuiver zuiveringsbeleid voortgezet. Van distributieve gerechtigheid was daarin geen sprake, het ‘nationale belang’ doorkruiste het recht op een millioen plaatsen. Aangezien de nationale belangrijkheid van de underdog uiterst gering is, waren de kansen van secretarissen-generaal en grote ondernemers aanzienlijk vrolijker dan die van gemeentereinigers en concierges. De schrijverstweede-klas werden gestreng gezuiverd, de leden van de Hoge Raad niet. De politie-agenten grimmiger dan hun officieren van justitie. Het had andersom moeten zijn. De officier die met de nazi-‘vrederechter’ samenspeelde beging, door zijn excellerende positie, een vergrijp dat men als minstens zes keer zo erg kan aanslaan als het feit, dat een veldwachter lid werd van ‘het rechtsfront’, maar de laatste werd ontslagen en de eerste bleef ongemoeid. De eerste is intussen advocaatgeneraal geworden en de laatste bioscoopportier. Dit alles lag in de conservatieve lijn. Daar komt nooit een roze-roomse regering aan te pas. In deze zelfde lijn lag het om Mr Sch. te benoemen, te herbenoemen en hem te onderscheiden. Om de dossier-zaak nonchalant te laten liggen; om klagers in hun rechtvaardige zorg te laten gaar smoren. De mensen die het werkelijk voor het zeggen hebben zien andere ‘nationale’ belangen dan die van recht en billijkheid. Dat is: dat er ‘eindelijk’ eens rust komt; dat de overheid gerespecteerd wordt; dat er geen gezagscrises ontstaan. En dit is nog maar de buitenkant...

De Zaak-Beel (II)

De manier waarop mannen als Beel de waarheid trachten te vinden doen ons denken aan die geloofsgenoot (van Beel) waarvan Sir Frederick Pollock vertelt in één van zijn brieven.

[pagina 192]
[p. 192]

De man zat op een vastendag in een restaurant en bestelde zeebaars. Het was er niet. Geef mij dan maar een stukje moerasschildpad, zei hij daarop. Dat was onbekend. Met een zucht zei de man toen: breng me dan maar een biefstuk! God is mijn getuige, dat ik mijn best gedaan heb vis te krijgen!

Tussen haakjes, heel dom van de heer Beel is geweest, om de president van de Hoge Raad in zijn commissie te benoemen, want straks moet eventueel beklag over niet-vervolging van Mr Sch. worden gedaan bij - de Hoge Raad. Dom, hè? Kiele kiele.

De Zaak-Beel (III)

Wij willen onze beschouwingen besluiten met een vraag. Het is geen vriendelijke vraag en wij richten er ons mee tot Minister Beel.

Excellentie, stelt U eens dat in de belangrijkste grote katholieke gemeente van het land, welke dat ook moge zijn, openbaar zou worden dat de burgemeester 14 jaar geleden abortus heeft gepleegd; neemt U aan dat hij meende een menselijke indicatie te hebben om dit feit te plegen, waarbij later echter uitgemaakt werd dat er ‘zeker twijfel’ aanwezig is of die indicatie wel reëel was. Zou dan de rechtse bevolking en zoudt U, Excellentie, dan zeggen: nu niet meer over praten? Zou de geestelijkheid hem na Uw besluit komen feliciteren en zou ‘De Bijbel En Oranje’ hem een serenade gaan brengen?

Wij zeiden al, het wordt geen vriendelijke vraag. Het is onaangenaam, gedwongen te worden tot de erkenning van het feit, dat de huidige standpunten in de dossier-zaak in belangrijke mate mede worden bepaald door verschillen in waardering van het concrete feit van toen. Van de gebeurtenissen in 1942. Met wat de Joden in Polen en in Hazerswoude werd aangedaan. Verschil in opvatting van het ‘nationale belang’. Verschil in de kern der politieke gezindheid, toen en nu.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken