Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Stem. Jaargang 11 (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 11
Afbeelding van De Nieuwe Stem. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Stem. Jaargang 11

(1956)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 606]
[p. 606]

Exlibris

Prof. Dr. F. v. Heek: Het geboorteniveau der Nederlandse Rooms-Katholieken. Een demografisch-sociologische studie van een geëmancipeerde minderheidsgroep. Publ. v.h. Sociologisch Instituut der Rijksuniversiteit te Leiden, III. H.E. Stenfert Kroese N.V., Leiden, 1954.

Iedere leek weet, dat het katholieke bevolkingsdeel in ons land vruchtbaarder is dan de andere bevolkingsgroepen. Maar pas als wij gaan lezen in de twee jaar geleden verschenen studie van de Leidse hoogleraar in de sociologie, ontdekken wij hoe weinig wij eigenlijk wisten hoe het met deze verhoogde vruchtbaarheid in elkaar zit en wat er nu precies de oorzaken van zijn.

Het onderzoek naar de oorzaken moet voor Van Heek een spannend geestelijk avontuur zijn geweest, en deze spanning deelt zich aan de lezer mee. Wie zegt er toch, dat cijfers en statistieken droog zijn?

Een van de belangwekkendste vondsten van Van Heek is, dat deze bijzondere vruchtbaarheid der katholieken een typisch Nederlands verschijnsel is; en dat de staatkundige grens tevens in letterlijke zin een sociologische grens vormt. Bijzonder treffend zijn de door Van Heek geconstateerde verschillen in geboorteniveau tussen aangrenzende Nederlandse en Belgische streken met overigens overeenkomend maatschappelijk patroon.

Van Heek zoekt de verklaring voor de gevonden verschillen in de bijzondere positie der Nederlandse katholieken in de Nederlandse staat, en hecht daarbij grote waarde aan hun streven, sterk gestimuleerd door de geestelijkheid, naar het bereiken van een meerderheid binnen het Nederlandse volk. Hun ‘frontmentaliteit’, voortkomend uit hun positie in het verleden als minderheid waartegen gediscrimineerd werd, en uit een hoog ‘ambitieniveau’, levert in Van Heek's gedachtengang de voornaamste verklaring voor het van de omringende landen afwijkend Nederlands patroon.

Tevens toont Van Heek aan, dat het juist het katholieke bevolkingsdeel is, dat Nederland zijn bijzondere demografische positie in West-Europa verschaft als eiland van een betrekkelijk hoog gemiddeld geboortepeil.

Van Heek's studie bewijst, dat de sociologie nu eindelijk op weg is zich tot een werkelijke wetenschap te ontwikkelen.

W.F.W.

Fundamenta. Bijdragen tot de kennis van de antieke grondslagen onzer Beschaving. Onder redactie van Prof. Dr. H. Wagenvoort. H.J. Paris, Amsterdam.

De naam van de reeks en een deel van de titels van elk der deeltjes afzonderlijk lichten ons reeds in over het doel dat met deze serie beoogd wordt, nl. om de continuïteit van de Grieks-Romeinse cultuur tot onze huidige beschaving nog eens duidelijk in het licht te stellen.

 

In deel 1 Klassieke en nieuwe schilderkunst, dat chronologisch het laatst verscheen in 1956, wordt door Prof. Dr H.G. Beyen aangetoond dat er verbindingslijnen lopen tussen de grote klassieke schilderkunst, waar hij de vaasschilderkunst van uitsluit, en die van de nieuwe tijd. Door het middeleeuwse handschrift en mozaïek

[pagina 607]
[p. 607]

is het oude behouden gebleven en opgenomen in het nieuwe. Boeiend is schrijvers opvatting over het stilleven, dat als zo specifiek Nederlands geldt, maar toch schijnt te wortelen in de antieke stillevenkunst, doordat de Italiaanse stillevenkunst, voorspel van de Hollandse, waarschijnlijk zijn motieven voor een deel direct aan de emblemata met stillevens der Romeinse vloermozaïeken ontleende. Dat ook het lineair perspectief reeds gekend was in de oudheid maakt Beyen aan de hand van Pompeiaanse muurschilderingen duidelijk.

Het boekje, voorzien van reproducties en uitgebreide litteratuurlijst, opent in letterlijke en figuurlijke zin allerlei perspectieven en laat zich bijzonder prettig lezen.

In 1954 verschenen deel 2 en deel 3, respectievelijk Homerus en Latijn en Grieks dat wij allen spreken geheten. Het deeltje ‘Homerus’, met als ondertitel Vier kanten van zijn persoonlijkheid, is van de hand van de Leidse hoogleraar B.A. van Groningen. Zijn liefde voor de grote dichter brengt wel geen verheldering in het boeiend raadsel van de Homerische poëzie, maar de zorgvuldig, echter wel wat tendentieus gekozen, voorbeelden demonstreren ad oculos de grote kracht die van deze poëzie uitgaat, zodat hij ons zelfs nu nog boeit.

Geheel anders van toon en misschien meer gericht tot zijn studenten dan tot de belangstellende leek is het geschrift van wijlen Prof. Dr Gerlach Royen O.F.M.: ‘Latijn en Grieks dat wij allen spreken’. Uit mijn gymnasiumtijd herinner ik mij nog duidelijk de verbazing van ons leerlingen als onze Nederlandse leraar, de latere Prof. Overdiep, om ons te waarschuwen tegen de gevaren der volksetymologie wel het woord ‘hoofd’, maar niet het woord ‘kop’ van het Latijnse ‘caput’ afleidde. Eenzelfde verbazing zal menig lezer wel eens overvallen bij het lezen van het boekje van Gerlach Royen. Het is geen gemakkelijk boekje, maar wel inhoudrijk, en boeiend is het om aan schrijvers hand na te gaan langs welke grillige wegen bepaalde woorden uit het Grieks en Latijn tot ons gekomen zijn, en hoe in deze afleidingen de economische en culturele geschiedenis zijn afspiegeling vindt. Ook dit deeltje is voorzien van een bibliografie.

Nummer 4 uit de reeks is het eerste en reeds in 1952 verschenen. Het is van de hand van Prof. Dr A. Sizoo en is getitel: Het oude Christendom in zijn verhouding tot de Antieke Cultuur. Het geeft een duidelijk beeld van de problematiek der oudste Christenen in hun soms fel verzet tegen de heidense cultuur, waaraan zij zich toch niet konden onttrekken. Merkwaardig is dat belangrijke Grieks-Romeinse cultuurgoederen behouden bleven, omdat de Christenen zich van het conservatieve, eeuwenoude onderwijs niet konden losmaken, zodat zij het heidens geestelijk juk niet vermochten af te schudden. Juist het oude Christendom heeft als hevel gediend om de cultuur van Hellas en Rome naar de nieuwere tijd over te hevelen en fundament te laten zijn van onze beschaving!

Rest mij nog te vermelden dat elk van deze zeer leesbare en instructieve boekjes in kleurige plastic band is uitgegeven en dat de prijs van elk deel f 3,90 bedraagt.

S.J. Suys-Reitsma.

W.F. de Gaay Fortman, Architectonische kritiek. Fragmenten uit de sociaal-politieke geschriften van dr. A. Kuyper. H.J. Paris, Amsterdam,

[pagina 608]
[p. 608]

1956, 171 blz.

Dit is het tweede deeltje in de serie ‘Ons sociaal erfdeel’ onder redactie van Prof. dr. P.J. Bouman en Prof. dr. R. van Dijk. Als eerste is indertijd verschenen ‘Uit het levenswerk van H.P.G. Quack’, ingeleid door de eerste der beide redacteuren.

Uitgaven als deze hebben hun onmiskenbaar nut. Naar de ‘opera omnia’ immers van degenen van wier werk in deze reeks fragmenten worden opgenomen, grijpen op z'n best nog de toch al belangstellenden. En dat zijn uiteraard weinigen en meestal specialisten. Door boekjes als deze kunnen ook anderen tot die figuren worden gebracht en niemand kan ontkennen dat een cultuur alleen dan levend blijft, wanneer steeds een niet te kleine groep zich min of meer op de hoogte houdt van het verleden dier cultuur. Waarbij nog komt dat het beste van de besten op de een of andere manier bijna altijd een zekere actualiteit of behoudt of toch herkrijgt.

Voorwaarden voor het welslagen ener dergelijke onderneming zijn dan echter wel, dat de keuze der fragmenten voldoende representatief en de inleiding voldoende instructief zij, zonder nochtans, wat de fragmenten betreft, door te grote uitgebreidheid of onverstaanbaarheid, en wat de inleiding betreft, door te grote geleerdheid of detailonderzoek af te schrikken.

 

Dit tweede deeltje voldoet naar ons oordeel aan de gestelde voorwaarden over het algemeen wel. De inleiding van de uitgever (blz. 7-26) is helder en beknopt en de acht gekozen stukken geven tezamen zeker een beeld van Kuyper's kijk op wat destijds ‘het sociale vraagstuk’ heette en zijn doen en laten om tot een oplossing van dit vraagstuk naar zijn smaak bij te dragen.

We zouden de verzorger nochtans twee vragen willen stellen, 1e. is hij niet met ons van mening dat zijn boek, doordat het zich uitsluitend met de ‘sociale’ Kuyper bezighoudt, de indruk wekt alsof het sociale 's mans voornaamste bemoeienis geweest is, terwijl het in feite voor hem toch slechts één facet was van zijn voortdurend streven, het (neo)calvinisme de aansluiting met de moderne tijd niet te doen missen? En 2e. was het nodig de ‘souvereiniteit in eigen kring’ geheel op te nemen die toch met het eigenlijke onderwerp in maar los verband staat?

Op de eerste vraag zal de samensteller wellicht antwoorden, dat het doel van zijn werk dit onvermijdelijk meebracht, waarop dan echter ons wederwoord zou zijn dat de inleiding deze misvatting had behoren te voorkomen, terwijl zij haar nu eerder versterkt. En op de tweede vraag zal hij vermoedelijk antwoorden, dat de gedachte van de ‘souvereiniteit in eigen kring’ zo wezenlijk voor Kuyper was, ook met betrekking tot de oplossing van het arbeidersvraagstuk, dat dit stuk daarom niet gemist kon worden. Waarop ons wederwoord dan zou luiden, dat ook dit in de inleiding zou kunnen zijn uiteengezet, terwijl de 33 blz. nu aan de rede ter opening van de Vrije Universiteit besteed, - een kwart schier van het geheel - beter gereserveerd hadden kunnen blijven voor b.v. een fragment uit ‘Christus en de sociale noden’ (1895) dat wel zeer ter zake geweest zou zijn.

 

J.R.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Het geboorte-niveau der Nederlandse rooms-katholieken


auteurs

  • W.F. Wertheim

  • S.J. Suys-Reitsma

  • Jan Romein

  • over W.F. de Gaay Fortman