Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Stem. Jaargang 13 (1958)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 13
Afbeelding van De Nieuwe Stem. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Stem. Jaargang 13

(1958)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 540]
[p. 540]

Exlibris

Een volledige Griekse en Latijnse literatuurgeschiedenis op zak, het zou ons enkele jaren geleden nog ongeloofwaardig voorgekomen zijn, of ge moest denken aan de kleine boekjes, vanouds welbekend, van de Duitse Sammlung-Göschen. In twee licht in de hand liggende delen, en als licht verteerbare lectuur geschreven, biedt Dr. J. van IJzeren ons in de nieuwe Prisma-reeks zijn doorwrochte Geschiedenis der klassieke literatuur. Deze tijd heeft ons onder zovele vernieuwingen ook een gelukkige uitbreiding van het vakantierecht en van haar mogelijkheden gebracht, en tot de perfectionneringen van die vakantiemogelijkheden mag men het gemakkelijk op reis medeneembare boek rekenen; naast de vroegere lichte reislectuur is het ernstige en belangrijke boek in licht-gewichtuitvoering gekomen. Het betekent niet alleen voor de vakantieperiode maar voor het gehele jaar een keer in de wereld van het boek, dat men anders kan hanteren dan vroeger voor altijd en onveranderlijk het geval leek te zijn. Het betekent een omwenteling in prijs en vorm en gewicht, in de dubbele betekenis van het woord kan men met weinig op zak een boek van belang meenemen, hetzij Busken Huet of Fruin, straks Huizinga en Romein, nu reeds dit even leerrijk als boeiend overzicht van de letterkunde der Oudheid.

Dr. van IJzeren bezit het optimisme dat een jongere de oudere moet benijden. Zijn boek, resultaat van een leven van studie en de onmiddellijke vrucht van zijn ambtsrust, is voortgekomen uit het vertrouwen, dat de klassieke Oudheid niet alleen nog steeds als levende kracht onder ons werkzaam is maar nog steeds in kracht toeneemt. Want, vraagt hij, ‘gelooft men soms, dat (vroeger) een vereniging als het Nederlands Klassiek Verbond denkbaar was of een tijdschrift als Hermeneus of een vertaling-serie als de Klassieke Galerij?’ De Engelsman zou hier een ‘hear, hear’ laten horen. Een overtuiging als die van de schrijver is nodig op een ogenblik dat de regering voor de verdere toekomst het onderwijs in het Grieks wil inkrimpen. Dit boek vermeldt zeer talrijke publicaties, van vertaling of beschrijving uit de klassieke Oudheid, van welke men zich kan afvragen, of de kans erop, d.i. op de capaciteit om zulke publicaties voort te brengen, gelijk zal kunnen blijven in ons land, als men niet voortgaat de kennis van de Oudheid met gelijke intensiteit als tot nog toe ingang te doen blijven vinden. Zij is toch de andere zuil, om in een andere betekenis ook eens van zuilen te spreken, van onze westers-christelijke beschaving! En zouden kansen op even voortreffelijke publicaties als Engelmans recente literaire meesterwerkje over Griekenland Tweemaal Apollo en de cultureel zeerwaardevolle Gids voor Griekenland van mr. Henrik Scholte even goed mogelijk blijven bij een verminderende mate van klassieke vorming?

Dr. Van IJzeren wil er met zijn boek toe bijdragen om alles in het werk te stellen, teneinde de uitstraling van de kennis der klassieke kultuur in stand te houden en uit te breiden. Hij denkt daarbij ook aan de niet klassiek geschoolde, binnen wiens bereik hij de kennis der klassieke letteren wil brengen met de bestaande middelen van vertaling, waarvan hij

[pagina 541]
[p. 541]

in rijke mate opgave doet. De vakman, verklaart hij, mag zich niet tot het onderwijs beperken: ‘hij behoort tevens evenzeer steun te geven aan de velen, die, de gelegenheid missende tot ernstige taalkundige voorbereiding, toch gaarne met de Oudheid in kennis willen komen, als aan de niet minder talrijken, die de oude relatie van hun schooljaren willen doen opleven’. Hoezeer ook deze laatste categorie boven verwachting voor hernieuwde studie van de klassieken te winnen is, bleek overtuigend in het gijzelaarskamp te St.-Michielsgestel, waar de aldaar aanwezige klassici van naam, als Pos en Straat, een groot en geestdriftig gehoor vonden, die met hen opnieuw Homeros en andere klassieken wilden lezen. Dr. Van IJzeren schrijft voor de potentieel zo talrijke belangstellende leken met een aanstekelijke geestdrift en een overtuiging, die alleszins tot overtuigingskracht wordt, daarenboven smakelijk en levendig en boeiend. Zijn werk is inderdaad niet enkel een leerboek maar bovenal een leesboek, en niet alleen een geschiedenis maar ook een gids voor de beschaving der Oudheid. Zijn otium werd verre van een odium, dit blijkt uit de rijke en rijpe vrucht ervan, die in deze vorm aan zovelen geboden wordt.

A.D.

 

Een reisgids moet al veel meer zijn dan enkel een reisgids om een verdiende plaats in te nemen in een bespreking van culturele uitgaven. Dit nu is met de kort geleden verschenen Gids voor Griekenland door Mr. Henrik Scholte in twee prachtig uitgevoerde kapitale delen in hoge mate en om meer dan één reden het geval. Het neemt temidden van Allert de Lange's goed bekende Reisgidsen een bijzondere plaats in. Op zichzelf is een reisgids in de Nederlandse taal nog altijd iets bijzonders; vroeger was men daarbij toch altijd op Franse of Duitse uitgaven, Guide bleu of Baedeker aangewezen. De eerste bijzonderheid aan deze Gids voor Griekenland is, dat er tot nog toe geen dergelijk werk in onze taal bestond. De tweede is dat het niet alleen een reisgids is in de ruimtelijke zin van het woord, met zoals gebruikelijk is ook historische overzichten daaraan verbonden, maar dat het werkelijk een gids is door het land en door de tijden, en de liefste wens vervult van iedere ware reiziger, nl. dat het wonder zou gebeuren waardoor men ook in de tijd kon reizen. De illusie daarvan schenkt dit boek. Het strekt zijn levendige en kennelijk betrouwbare uitleggingen, zijn in- en toelichtingen niet alleen zo ver uit dat het in tegenstelling tot zovele reisgidsen die naar de schrijver zegt gidsen voor Athene met inbegrip van Griekenland zijn, waarlijk een gids voor Griekenland is met inbegrip van Athene; het voert ons echter ook mee door de historie en verder dan deze waar die in de nevelen boven Olympos en Parnassos in een godenwereld verschemert. Het beschrijft inderdaad met een zeer overzichtelijke indeling evenwijdig land en historie, Griekenland en Hellas, en het is bovendien wat ook in andere talen naar men mag aannemen nog niet bestaat, een ‘mythografie in het kader van een geografie’.

De schrijver bezit de bevoegdheid van de kenner, het recht van spreken van de minnaar van Griekenland en van Hellas. Als schrijver plukt hij hier de rijpe vrucht van een jeugdliefde, die op het gymnasium moet zijn begonnen, en die bij een minister

[pagina 542]
[p. 542]

van onderwijs heden ten dage de vraag moest doen rijzen of hij het wel erop zou wagen, de brede, langzame, rustige en vruchtbare scholing in de klassieke kultuur die het gymnasium de jonge mens schenkt, te verkorten of te verminken en daarmee aan toekomstige generaties de kans te ontnemen, of op zijn minst ten zeerste te verkleinen, later zulke vruchten van de oudste kultuurgrond dezer Europese beschaving te zien rijpen. Een boek als dit is aan de ontvankelijkheid der jeugd en aan de rijkdom der klassieke kultuurscholing te danken, die de ontvangers ervan voor het verder leven niet meer loslaten.

De schrijver trok al twintig jaar geleden voor het eerst naar Griekenland. In een oude Baedeker van nu een halve eeuw geleden vond hij achter de mededelingen de zegsman en hij begreep dat deze ièmand moest zijn met niet alleen kennis van zaken maar ook met kennis des onderscheids, met oordeel. Zijn omvangrijke en als een roman - de roman van een land - voor de liefhebber zo boeiende beschrijving is opgebouwd uit ervaringen, uit waarneming en uit bewondering. De laatste jaren zijn wij in de Nederlandse taal verrijkt met enkele reisbeschrijvingen van Griekenland die tot onze literatuur zijn gaan behoren, het eveneens uit een ervaring van vele jaren ontstane, uit de worsteling met een vreemde wereld, uit een strijd om liefhebben of niet liefhebben zegevierend geboren getuigenis van Blijstra, Reiziger in Hellas, en het hartveroverend lyrische en elegische brievenboekje van Jan Engelman, Tweemaal Apollo. Daarnaast vinden wij nu als derde, meer dienstbare maar als dienst aan Griekenland even waardevolle, Henrik Scholte's gids.

Blijstra gaat te werk als een door het onderzoek bezeten opgraver, Engelman als een antieke offerdienaar, devoot en geestdriftig, Henrik Scholte als de zorgvuldige verzamelaar en reisgeleider.

Herhaaldelijk ontmoeten zij elkaar. Men wachte zich ervoor, zegt de gids, niet door de aankomst overzee aanvankelijk teleurgesteld te worden door de havenrommeligheid van Piraeus en een onvoordelig zicht op de Akropolis. Scholte brengt de reiziger die zich aan hem toevertrouwt daar wel van af door hem de Akropolis op de gunstigste wijze en de beste tijden te laten naderen, en een dertig bladzijden lang met hem allerzijds over 's werelds rijkste ruïne te dwalen. Blijstra constateert het risico van een verkeerd eerste gezicht zonder omwegen. Engelman legt de hand op onze schouder en fluistert ons de woorden in die voorkomen moeten dat een illusie van vele jaren zou worden verstoord en men niet bereid zou zijn Plutarchus na te zeggen dat de Akropolis is ‘van uitgelezen schoonheid en niet na te maken lieflijkheid’.

Scholte helpt ons op drie wijzen tegelijk te reizen. Bij Marathon staan wij bij de 34ste kilometerpaal uit Athene voor het uitzicht op de vlakte waarvan het heet ‘bergen zien neer op Marathon en Marathon ziet weer neer op de zee’. Zo is het nog. Maar van hieruit snelde de loper naar de stad, die er met de laatste adem de tijding van de ongedachte overwinning op de Perzen zou uithijgen, en de afstand die hij aflegde is nog de officiële van wat tot heden de Marathonloop heet. En ten derde roept hij de mythische gestalte van Theseus op die in die slag als halfgod zou hebben meegestreden.

Hij wijst de wandelaar de langza-

[pagina 543]
[p. 543]

merhand door het snelverkeer verslonden wandeling van Olympieion naar Stadion, en doet hem al gaande die wandeling in het verleden maken, met Sokrates en Phaedros, waar de eerste Pan aanriep onder de platanen. Maar hier zou ook het graf van Deukalion zijn, de Griekse Noach en stamvader der Hellenen na de zondvloed der Griekse oudheid, in overlevering verwant aan de babylonische en de bijbelse.

Bij de bergen ten noorden van Korinthe wijst hij op de vallei waar het gevleugelde paard Pegasos de Muzenbron met zijn hoef in de Helikon sloeg, en met de mythe der bevleugeling behoort tot de Korinthische mythenkring die van de aan de altijd durende steenlast gebonden Sisyphus, het menselijk tegenstuk der bezieling, het lastpak der nuttig nutteloze plicht, samen met de Prometheus-mythe van de geketende ontembare, een beeldentrits van mensenlot, die de lezer doet beseffen aan de rand van een onuitputtelijke schatgroeve der menselijke verbeelding te staan, in een drievoudig landschap, van Griekenland zelf, van zijn historie en van zijn godenwereld. Als de wagenmenner uit het museum van Delphi voert deze gids ons feilloos die wereld binnen.

A.D.

Twee belangrijke herdrukken.
Jan en Annie Romein, Erflaters van onze beschaving. Nederlandse gestalten uit zes eeuwen. 7de druk, 1956. Em. Querido's Uitgeversmaatschappij, Amsterdam. Wereldbibliotheek, Amsterdam-Antwerpen.

De Erflaters van de Romeins is een boek dat meetelt in de pogingen der historieschrijvers het eigen verleden onder telkens wisselende aspecten te laten herleven. Dit is een eerste voorwaarde voor het begrip van continuïteit van een beschaving in haar onvermijdelijke verandering. Een beschaving die zich van haar continuïteit niet bewust is, vervlakt en verdort, maar pas het verstaan van het proces van haar voortdurende verandering verruimt de blik op het eigen verleden en bevrijdt van de neiging een bepaald verleden te willen conserveren als het enig waardevolle.

Deze studies van leidende figuren uit onze geschiedenis zijn voor de 7de druk stuk voor stuk herzien en aangevuld, maar de opvatting of opzet is gelijk gebleven. Over deze opvatting hebben de auteurs enige toelichting gegeven. Hun marxistisch standpunt, in de eerste druk reeds uiteengezet, wordt in het woord vooraf van de laatste druk nader uitgewerkt als gevolg van de geschiedenis die het woord in twee decenniën heeft doorgemaakt en dit lijkt mij voor het beter verstaan van de zienswijze der auteurs alleen maar bevorderlijk. Want het woord marxistisch is door het Russische communisme voor zich alleen opgeëist, terwijl het in het Westeuropese socialisme compleet is afgedankt, althans bij de grote partijen. Dit heeft het nadeel gehad dat zich aan het woord marxisme een dogmatische betekenis heeft gehecht, terwijl het in wezen een denkwijze, een methodische beginsel is.

De auteurs wensen hun geschiedbeschouwing marxistisch te blijven noemen ondanks de devaluatie die het woord en het begrip naar rechts en de hypertrofie die het naar links hebben ondergaan.

De totale herziening van en de nadere toelichting tot deze reeks biografieën zijn van genoegzaam belang om voor de nieuwe druk nieuwe aan-

[pagina 544]
[p. 544]

dacht te vragen, waarbij nog het volkomen veranderde uiterlijk komt: in plaats van in vier delen verschijnt het boek nu in één deel dundruk. Het voordeel van een vernieuwde uitgave in een handzaam bandje is echter betaald met de prijs van het verlies der illustraties. Overigens verdient deze uitgave alle lof.

O.N.

Miguel de Cervantes Saavedra: De geestrijke ridder Don Quichot van de Mancha. 4de druk, 1957.

Ook dit boek, voorheen in vier delen verschenen, is door dezelfde combinatie van uitgeefsters Querido en de Wereldbibliotheek in een welverzorgde dundruk op de markt gebracht; ook dit klassieke werk is in de terecht geprezen Nederlandse vertaling en toelichting door C.F.A. van Dam en J.W.F. Werumeus Buning voor de nieuwe druk gewijzigd. De vertalers hebben hun voordeel kunnen doen met een nieuwe monumentale editie te Madrid; verder hebben zij het mes gezet in de inleiding en de aantekeningen bekort.

Voor beide uitgaven kunnen wij slechts hopen dat zij in hun nieuwe uiterlijk een nieuwe generatie van lezers zullen vinden.

O.N.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Erflaters van onze beschaving


auteurs

  • N.A. Donkersloot

  • O. Noordenbos

  • over J. van IJzeren

  • over Henrik Scholte