| |
| |
| |
J.J. Buskes
Tranen over Zuid-Afrika
Daniël F. Malan werd in 1948, toen de nationalisten in Zuid-Amerika hun grote overwinning behaalden, eerste minister.
Achter dat jaar 1948 liggen jaren van strijd. Twee punten stonden op het program van de nationalisten: de verhouding tot het Britse imperium en het rassenprobleem.
Malan, die theologie en philosophie studeerde, promoveerde in Utrecht op een proefschrift over Berkeley's idealisme. Een tijd lang woonde hij in bij Prof. Valeton. Zijn publieke loopbaan in Zuid-Afrika begon hij als predikant, maar al spoedig zat hij volop in de politiek. Hij werd redacteur van ‘Die Burger’. In 1918 kwam hij in het parlement. In 1924 werd hij minister van onderwijs, binnenlandse zaken en openbare gezondheid in de regering Hertzog.
Toen de tweede wereldoorlog uitbrak, stond Malan zeer sympathiek tegenover het Hitler-regime. Hij hoopte, dat Hitler de oorlog zou winnen. Zijn afkeer van Groot-Brittannië speelde natuurlijk in dit alles een grote rol. ‘Die Burger’ liet anti-britse en anti-semitische geluiden horen.
De kracht van Malan school in zijn wezenlijke verbinding met het volk en de volkswil.
In 1954 werd Malan opgevolgd door Johannes Gerardus Strijdom.
Strijdom was een fanatieker en extremer figuur dan Malan.
John Gunther, die hem persoonlijk ontmoet heeft, kreeg bij die ontmoeting de indruk, dat Strijdom behoorde tot het gevaarlijkste soort fanatici.
Strijdom heeft uitsluitend in Zuid-Afrika gestudeerd. Hij werd advocaat en zat tegelijkertijd in het boerenbedrijf. Al jong speelde hij een rol in de strijd van de nationalisten. In 1948 werd hij minister in de regering Malan.
Tijdens de oorlog was Strijdom sterk geporteerd
| |
| |
voor Duitsland en Hitler. Vrij van anti-semitisme was hij niet. Hij kon spreken over het verfoeilijk karakter van de brits-joodse belangen en het liberale democratische stelsel.
Strijdom had twee punten op zijn program: hij wilde van Zuid-Afrika een onafhankelijke republiek maken en apartheid was voor hem dominatie van de blanken: ‘baasskap’. Deelgenootschap betekende voor Strijdom een langzame dood.
In 1954 werd hij eerste minister.
Zoals Malan en Strijdom zich met hun volk vereenzelvigden, zo vereenzelvigden ze ook hun God en hun volk. God, kerk en volk zijn in Zuid-Afrika één. Zowel Malan als Strijdom was ervan overtuigd, een uitverkoren werktuig in Gods hand te zijn.
In 1958 is Strijdom gestorven, kort nadat de nationalisten bij de verkiezingen weer een grote en zelfs grootse overwinning hadden behaald.
Hendrik French Verwoerd is nu eerste minister van de Unie van Zuid-Afrika. Nog weer fanatieker en extremer dan Strijdom.
Op de Jacob van Lennepkade in Amsterdam werd hij geboren. Toen hij nog een kleine jongen was, emigreerden vader en moeder naar Zuid-Afrika. Verwoerd heeft aan verschillende universiteiten van Duitsland en Frankrijk gestudeerd: psychologie en sociologie. Toen hij eerste minister werd, zongen de nationalisten hem toe: Dat 's Heren zegen op U daal!
Verwoerd is een van de meest fervente en bekwame voorvechters van het apartheidsbeleid. Als hoofdredacteur van ‘Die Transvaler’ heeft hij voor en tijdens de tweede wereldoorlog van een bijzondere sympathie voor Nazi-Duitsland blijk gegeven. Hij was de leider van het verzet tegen de toelating in Zuid-Afrika van Joden, die uit Duitsland gevlucht waren. En elke overwinning van Duitsland waardeerde hij als een slag tegen het brits-joodse liberalisme.
Wat heeft Malan en Strijdom bezield?
En wat bezielt tot op de dag van vandaag Verwoerd?
Apartheid!
| |
| |
Voor de Afrikaners een woord van belofte.
Voor de niet-blanken in Zuid-Afrika een vloekwoord.
Voor de apartheid hebben alle drie met inzet van alles gestreden, om de woorden van Malan te gebruiken: ‘in die wapenrusting van rassesuiverheid en self-behoud’. Malan spreekt over ‘een Suid Afrikaanse rekord van nie-uitwissing, nie-bloedvermenging en nie-assimilasie’ en over ‘de prediking en beoefening van die christendom met die behoud van rasseïdentiteit en onderling respek’.
Strijdom zegt het op zijn wijze: de Europeanen moeten de voet stijf houden en de baas blijven in Zuid-Afrika, de Europeanen moeten op ieder gebied het recht behouden het land te regeren en het een land van blanken te laten blijven, God heeft hen hier geplaatst om het blanke ras en de blanke beschaving te handhaven!
Verwoerd verzette zich als minister voor naturellenzaken tegen de verwachtingen van bepaalde groepen naturellen, die hoopten ‘dat hulle binnen die blanke gemeenschap poste zou kon vul.’ Hij noemt die verwachting ijdel en spreekt over ‘die ongesonde skepping van witboordjie-ideale.’ Voor de Bantoe geldt: ‘Daar is vir hom bookant die peil van sekere vorm van arbeid nie plek in die blanke gemeenskap nie’.
Niemand zal kunnen beweren, dat dit geen duidelijke taal is.
Ondanks alle verzet van binnenuit en buitenaf gaat Zuid-Afrika voort op de weg van de apartheid. Er wordt in Zuid-Afrika door de regering veel voor de niet-blanken gedaan maar alles binnen het raam van de apartheid.
De idealisten propageren de territoriale apartheid in een verre toekomst, zodat blanken en niet-blanken, beide op een eigen territorium, werken kunnen aan hun ‘eigensoortige ontwikkeling.’
Wanneer men de uiteenzettingen van de idealisten leest, zal men moeten erkennen, dat zij schone muziek ten gehore brengen, maar het is en blijft toekomstmu- | |
| |
ziek. Algehele territoriale apartheid blijft nu en straks een feitelijke onmogelijkheid. Zij is dat alleen reeds vanwege de economische en sociale ontwikkeling in Zuid-Afrika.
De realisten - Strijdom was en Verwoerd is op dit punt een realist - voeren op het ogenblik de apartheid in het publieke leven tot het uiterste door. Sinds ik enkele jaren geleden Zuid-Afrika bezocht, is er al weer heel wat apartheid bij de wet tot recht geproclameerd en vastgelegd. In het openbare leven in de stad en op het land, op het terrein van het economische en sociale leven, op het gebied van cultuur en godsdienst, overal wordt de apartheid doorgevoerd. Ik zou een heel nummer van ‘De Nieuwe Stem’ kunnen vullen met een beknopte weergave van al de wetten, die de laatste jaren op allerlei gebied de apartheid hebben vastgelegd en die zonder scrupules worden uitgevoerd. De muziek, die de regering laat horen, is de muziek van het heden. Deze muziek is treurmuziek.
En altijd weer is het, wat de niet-blanken betreft: bij u, over u, zonder u!
Over de toekomst van millioenen wordt beslist zonder dat ze zelf een stem in het kapittel hebben. De feitelijke apartheid betekent: dominatie van de blanken en discriminatie van de niet-blanken!
Het is in zekeren zin volslagen onbelangrijk, of de uitvoerders van de apartheid het wel of niet goed menen met en of de apartheidswetten wel of niet heilzaam zijn voor de niet-blanken. Waar het op aankomt is, dat de niet-blanken het gehele apartheidsbeleid meer en meer als discriminatie beschouwen en beleven. Natuurlijk, bij duizenden is er onverschilligheid. Wat wonder. Die trachten er uit te halen wat er uit te halen is. Maar bij andere duizenden nemen het wantrouwen, de verbittering en het verzet toe. Slechts een betrekkelijk kleine groep onder leiding van de stamhoofden valt de regering bij. Het is blijkbaar overal en altijd in de wereld dezelfde geschiedenis.
Het Zuid-Afrika van de apartheid is niet het Zuid- | |
| |
Afrika van een aantal huichelaars en deugnieten. Het is erger. Het is het Zuid-Afrika van een aantal oprechte en welmenende christenen.
Vaak heb ik tijdens mijn verblijf in Zuid-Afrika verzucht: waren het maar deugnieten en huichelaars!
Die zitten er natuurlijk wel onder, maar daarmee is het geheel niet gekarakteriseerd. Het apartheidsbeleid wordt godsdienstig en theologisch gefundeerd en het is de vrucht van het zeer uitzonderlijk roepingsbesef van de kleine groep blanken in het grote zwarte Zuid-Afrika.
Ik denk aan Totius. Hoe graag had ik hem ontmoet. Kort voordat ik in de Unie kwam was hij gestorven. Wie hem wel ontmoet heeft, is A. Roland Holst.
Van Totius zegt A. Roland Holst - hij spreekt over de bijna heilige eenvoud van dit bezoek op een namiddag - dat deze kleine grote man, deze dienende dichter op een stille achtergrond, het volksgeweten van de Afrikaner belichaamt. Een voornaam en eenvoudig man. Roland Holst zegt: ‘Ik voel mij onbevoegd, de waarde van zijn dichterschap te bepalen, maar wel komt het mij voor, dat hij in de dichtkunst een vorm van mens-zijn verwezenlijkte, die in de verwarde wereld van het Europese Westen nauwelijks meer mogelijk lijkt: die van de voor zichzelf niets eisende dienaar, waardig en bescheiden, streng voor zichzelf, voor de mensen mild. Nergens ook een zweem van hoogmoed, doch integendeel om en tussen de woorden iets wat ik zou willen noemen een edele kuisheid van de ziel’. Het gezicht van Totius deed Roland Holst denken aan dat van Guido Gezelle.
Prof. Bavinck van de Vrije Universiteit, zelf een bescheiden man, die met Totius veel contact heeft gehad, zei mij, dat hij in zijn leven nooit een bescheidener mens en een ootmoediger christen ontmoet had. Hij moest er echter aan toevoegen, dat er met Totius over de apartheid en het rassenprobleem niet te praten viel. Elk verzet tegen het Zuid-Afrikaanse apartheidsbeleid werd door hem zonder meer als ongelovig humanisme en goddeloze eigenzinnigheid gekwalificeerd.
| |
| |
Het apartheidsbeleid is op de bijbel gegrond. Totius propageert raszuiverheid in de geest van Gods geopenbaarde wil. Gelijkstelling en vermenging, volgens Totius identiek met verbastering, zijn uit den boze. Apartheid is van Godswege geboden. Een huwelijk tussen een blanke en een zwarte is onnatuurlijk en tegen Gods wil.
Roepingsbesef en rasgevoel liggen aan het apartheidsbeleid ten grondslag en deze twee komen op uit omgang met de bijbel. Dat rasgevoel is niet aangeboren, maar aangekweekt en bij velen groeit het in de loop der jaren uit tot een rassenideologie, die soms heel dicht in de buurt ligt van de ideologie van de nazi's.
De blanken zijn de door God uitverkorenen. Zij worden van Godswege geroepen, om aan de zuidpunt van het zwarte werelddeel de blanke en christelijke beschaving te representeren en te handhaven. Een blank eiland bij de gratie Gods in een zwarte zee.
Naar mijn overtuiging zal men goed doen, om deze theologische en godsdienstige inzichten te beschouwen als de geestelijke bovenbouw bij een economisch-sociale onderbouw. Het rassenprobleem in Zuid-Afrika is in wezen een sociaal-economisch probleem, wil men: een klassenprobleem. De theologische en godsdienstige uiteenzettingen doen dienst ter verdediging en handhaving van de bevoorrechte positie der blanken.
De christenen in Zuid-Afrika hebben dat niet door, evenmin als de christenen in Nederland aan het einde van de vorige en het begin van onze eeuw het door hadden, dat de prediking van Gods voorzienigheid, menselijke berusting en hemeltroost dienst deed ter verdediging en handhaving van de bevoorrechte positie der bezittende klasse tegenover de verworpenen der aarde, die ontwaakten uit hun verdoving. Zoals Prof. Keet te Stellenbosch, een echte Afrikaner, maar een felle bestrijder van het apartheidsbeleid, tegen mij zei: ‘De wijze, waarop bij ons de bijbel als een stuk geschut in het veld wordt gebracht in de strijd voor de apartheid, is wensdenkerij’. Zonder dat men het zich bewust is, laat men de bijbel buikspreken.
| |
| |
Het is voor de toekomst van Zuid-Afrika van het allergrootste belang, dat steeds meer blanke christenen tot de ontdekking komen, dat een bijbelse motivering en fundering van het apartheidsbeleid als wensdenkerij moet worden beschouwd.
Waarom is dit van zo groot belang?
De sociale strijd in Nederland in de tweede helft van de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw was een klassenstrijd. Er zullen zeker vele medechristenen zijn, die mij om deze uitlating van marxisme beschuldigen. Het zij zo. Ik ben mijnerzijds bereid de rechtmatigheid van deze beschuldiging te erkennen, indien men onder marxisme niet een levens- en wereldbeschouwing verstaat maar een bepaalde methode om het maatschappelijke gebeuren te begrijpen en te verklaren. De sociale strijd was een strijd van de bevoorrechte, wil men: de kapitalistische klasse, die de beschikking over grond en productiemiddelen had, en de klasse van het proletariaat, de verworpenen der aarde, die slechts over hun arbeidskracht beschikten. Nu is het een zegen geweest, dat er waren - te weinigen helaas -, die niet behoorden tot de arbeidersklasse en nochtans de zijde van de arbeidersklasse kozen. Zij hebben het mogelijk gemaakt, om de sociale strijd niet uitsluitend als een belangenstrijd van twee klassen, maar ook als een rechtsstrijd te zien.
In Zuid-Afrika liggen de dingen niet anders. Afschuwelijk, als de strijd, die daar gestreden en - twijfelt U daar vooral niet aan - uitgestreden wordt, uitsluitend als een rassenstrijd gestreden wordt. Dan wordt de beslissing, waar men in deze strijd staat, enkel en alleen bepaald door de kleur van de huid. Er is echter ook nog de kleur van het hart. Er zijn blanken, die het verzet van de niet-blanken legitiem en hun strijd tegen de apartheid rechtmatig vinden, die hoewel behorende tot het bevoorrechte blanke ras, naast de Naturellen, de Kleurlingen en de Indiërs staan, omdat zij de zaak, voor welke deze strijden, een zaak van recht en menselijkheid vinden. Dat is voor nu en later, voor blanken en niet-blanken, van een niet te overschatten betekenis.
| |
| |
Het getuigenis van mannen als Prof. Keet van Stellenbosch en Prof. Marais van Pretoria kan men in dit opzicht, geloof ik, niet hoog genoeg aanslaan.
En velen, die men nog moeilijk als tegenstanders van het apartheidsbeleid kan beschouwen, beginnen meer en meer te beseffen, dat de weg van het Zuid-Afrikaanse apartheidsbeleid een noodlottige weg is.
De gereformeerde Professor L.J. du Plessis van Potchefstroom, die mijn boek over Zuid-Afrika beantwoord heeft in een brochure ‘Apartheid’, zegt op blz. 30-31 van deze brochure: ‘Aan die Verenigde Volke sê ons: Ons duld geen inmenging van buite nie! Aan ons politieke teënstanders sê ons: Julle is belas met liberalisme en kommunisme! Aan ons eie protesterende mede-Afrikaner intellektueles sê ons: Julle is rugstekers en verkapte Sappe! En wat die ergste is, aan die moderne volksleiers van die nie-blankes sê ons sonder onderskeid: Julle is agitators! En in plaas van saam met die nie-kommuniste onder hulle na 'n oplossing te soek, word hulle slegs verban of as hoogverraaiers aangekla by die honderde. Kan nasionaliste en staatsmanne werklik dink dat hulle 'n nasionale vrijheidsbeweging op die manier permanent kan onderdruk of selfs dat hulle die reg het om dit te probeer doen? Is dit 'n antwoord op 'n volk, nee volke, se vrijheidsroep? Sal die roep gestil word deur boikotte te breek of stakings uitmekaar te ja? Glô ons regering dit werklik? Ek glô dit nie en hierin stem ek van harte met Ds. Buskes saam’. Sinds Professor du Plessis dit in 1957 schreef, is hij, zoals uit artikelen van hem blijkt, al weer een heel stuk kritischer tegenover het apartheidsbeleid komen te staan.
De regering blijft intussen keihard.
De voortzetting van het hoogverraadproces - de woorden van Professor du Plessis zinspelen op dit proces - zegt in dit opzicht alles.
Het is onmogelijk in dit beknopte artikel de geschiedenis van dit proces, dat al meer dan twee jaar aan de gang is en dat een aantal aangeklaagden nu
| |
| |
al reeds maatschappelijk geruïneerd heeft, te beschrijven. Wie er meer van wil weten, leze het boek van Lionel Forman en E.S. Sachs, de bekende vakverenigingsman: ‘The South African Treason Trial’.
Oorspronkelijk waren 156 mensen, blanken en niet-blanken, van hoogverraad beschuldigd. Zij werden allen gearresteerd en gevangen gezet. Na verloop van tijd werden de beschuldigingen tegen 61 van hen ingetrokken. Deze 61 werden vrijgelaten. Nog weer later werd het gehele proces stopgezet, omdat de beschuldigingen het niet hielden. Aan het begin van dit jaar heeft de openbare aanklager een nieuwe tenlastelegging tegen 95 van de beschuldigden opgesteld. Zij worden beschuldigd van actieve voorbereiding van revolutie.
Het is wel gewenst, dat men in Nederland weet, wie de openbare aanklager, die zijn aanklacht natuurlijk op instigatie en met medeweten van de regering indient, is. Het is Oswald Pirow.
Tijdens mijn verblijf in Zuid-Afrika hoorde ik van hem, toen ik de zendingspost Masana in Oost-Transvaal bezocht. Pirow had zijn kwekerijen van bananen en ananas vlak in de buurt van Masana. Men vertelde mij, dat de politieke rol van Pirow uitgespeeld was, omdat hij in de oorlogsjaren een volslagen bewonderaar en volgeling van Hitler is geweest. Meer wist ik niet van Pirow. Maar nu duikt zijn naam weer op. Hij is in het hoogverraadproces de openbare aanklager.
Voor de oorlog is hij tweemaal minister geweest: minister van justitie en minister van defensie. Als minister van justitie slaagde hij er in, zich de bevoegdheid te doen toekennen, meetings te verbieden en ongewenste personen van het ene gebied van de Unie naar het andere zonder vorm van proces te transporteren. In de dertiger jaren bezocht hij Duitsland twee maal en op zijn Europese reizen zoch hij contact met de grote leiders van fascisme en nationaal-socialisme. In zijn geschrift ‘Nuwe Orde vir Suid Afrika’ verklaart hij zich solidair met het nationaal-socialisme. Dat boekje werd in 1940-1941 zeven maal herdrukt. In zijn blad ‘Die Nuwe Orde’ propageerde hij de na- | |
| |
tionaal-socialistische beginselen. Over zijn ontmoeting met Hitler schrijvende - N.B. in 1946 - zegt Pi row: ‘Het was de taal, de philosophie van de twintigste eeuw, de eeuw der revolutie. Toen wij een paar uur later vertrokken, zei ik tot mijn vrienden: hij is de grootste man van zijn tijd, misschien wel de grootste van de laatste duizend jaar! Dat is nog altijd mijn overtuiging.’ Op dezelfde wijze karakteriseert hij Mussolini als één van de grootste mannen van zijn tijd: ‘Hij introduceerde de revolutie van de twintigste eeuw en latere generaties zullen er hem om vereren.’
Toen de Sowjettroepen op Berlijn aanrukten en het einde van Hitler kwam, schreef Pirow: ‘Adolf Hitler is gevallen in de voorhoede gevechten tegen het bolsjewisme, hij was de grootste man van zijn tijd en één van de grootsten van alle tijden’. Toen Goering en zijn vrienden te Neurenberg werden geëxecuteerd, verscheen het blad van Pirow met een speciale editie. De gehele voorpagina was aan de geëxecuteerden gewijd, met als kop: ‘Ter herinnering aan de martelaren van Neurenberg’. Al de namen van de ‘martelaren’ werden met grote letters en met een rouwrand er om heen afgedrukt. Nog na de oorlog waagde Pirow het te schrijven: ‘Ik ben er zeker van dat als alle Joden van de aardbodem verdwenen, de wereld als geheel een betere wereld zou zijn’.
In het nationaal-socialistisch pamflet ‘Nuwe Orde vir Suid Afrika’ wordt elke vorm van democratie afgewezen en elke gelijkstelling van blanken en niet-blanken veroordeeld. Aan de Joden wordt de toegang tot Zuid-Afrika ontzegd. Een verplichte arbeidsdienst voor niet-blanken wordt door Pirow voorgestaan. In 1947 ontzag Pirow zich niet te adviseren, in de strijd voor apartheid zo nodig geweld te gebruiken. Ook riep hij het Westen op tot een aanval op de Sowjet-Unie.
Deze Pirow nu is de man, die uitverkoren werd om als openbaar aanklager in het hoogverraadproces te fungeren.
Ik zal heus niet beweren, dat geen van de beschuldigden zich nooit eens te buiten is gegaan aan extreme
| |
| |
taal. Ik ben er zelfs vrij zeker van, dat er wel eens een plan zal zijn ontworpen, dat voor de regering onaanvaardbaar is. In wezen echter worden de 95 aangeklaagd van hoogverraad, omdat zij de inzichten aanvaarden, die bij ons in het Westen gemeengoed zijn, en die men terug kan vinden in ‘De Verklaring van de rechten van de mens.’ Dit hoogverraadproces is niets anders dan een onderdeel van de grote strijd van de Zuid-Afrikaanse regering voor de apartheid. Zij wil de strijders tegen de apartheid treffen en buiten gevecht stellen.
Wat verwacht men van dit proces?
Toen op de vergadering van het South African Institute of Race Relations in 1958 de voorzitter een beroep deed op allen, die van goede wille zijn en daarom geen overheersing wensen, noch van de blanken over de zwarten, noch van de zwarten over de blanken, was het antwoord van één der voormannen der Naturellen, dat de apostelen der welwillendheid in Johannesburg van hoogverraad worden beschuldigd en dat men bij zulk falen van de menselijke verhoudingen in de golven van misdadigheid, de opstootjes en vechtpartijen de voorboden der revolutie moet zien... de enige mogelijkheid voor de Naturellen om zich van hun juk te bevrijden... Zo'n uitlating is natuurlijk voor vele Afrikaners het bewijs van de noodzakelijkheid van het hoogverraadproces, immers een aanwijzing van de gegrondheid van de vrees voor een revolutie. Anderen echter betwijfelen juist vanwege zo'n uitlating, of men wel verstandig heeft gedaan met het op gang brengen van dit monsterproces. De felle nationalisten menen, dat het proces zal laten zien, hoe groot de gevaren zijn, die Zuid-Afrika van de kant der niet-blanken bedreigen. Deskundigen echter, die het proces nauwkeurig gevolgd hebben, noemen het nu reeds een fiasco van de ergste soort en de beste propaganda voor de verzetsbeweging der niet-blanken. De invloed van twee beschuldigden, beiden vooraanstaande leiders van de verzetsbeweging, Chief Luthuli, de voorzitter van het African National Congress en Prof. Mathews, professor aan de universiteit van de niet- | |
| |
blanken in Fort Hare, is in elk geval de laatste twee jaar niet kleiner maar groter geworden. Hun namen zijn in Zuid-Afrika zo langzamerhand symbolen geworden.
Zeer verheugend is het, dat SABRA - het Suid Afrikaanse Buro vir Rasse Aangeleenthede - een organisatie, die tot voor kort als een bolwerk van de regering beschouwd werd in tegenstelling tot het reeds genoemde South African Institute of Race Relations, zich op een geheel ongedachte wijze met het Naturellenvraagstuk heeft bezig gehouden. Dat wil zeggen, dat de conferentie van Sabra, kort geleden in Stellenbosch gehouden, blijk heeft gegeven van een groeiend gevoel van verantwoordelijkheid en een besef van realiteit bij de blanken.
Prof Bruwer zei op deze conferentie, dat het frustreren van een volk slechts tot ellende kan leiden en dat men er van uit moet gaan, dat alle mensen in aanleg dezelfde mogelijkheden hebben. Hij zei ook, dat men er mee moet ophouden van rassen te spreken.
Wat Zuid-Afrika kent is een bevolkingsvraagstuk. Dr. Geyer, die tot voorzitter van SABRA gekozen werd, bezwoer de pers in Zuid-Afrika op te houden met onevenwichtige en oppervlakkige beschuldigingen, die de verhoudingen tussen blanken en niet-blanken slechts kunnen schaden.
Dezelfde Dr. Geyer heeft bij de laatste viering van Geloftedag gezegd, dat het voorbeeld van Ghana steeds meer invloed uitoefent, ook in Zuid-Afrika en dat er een tijd zal komen, waarin de Naturellen volledige politieke rechten zullen bezitten.
Dr. Geyer raakte de wereldsituatie heel even aan als achtergrond van de problemen in Zuid-Afrika. Daarmee stelt hij een vraagstuk aan de orde, dat voor de toekomst van Zuid-Afrika van beslissende betekenis is: het rassenvraagstuk in Zuid-Afrika is niet uitsluitend een aangelegenheid van Zuid-Afrika, het is een vraagstuk, dat heel de wereld raakt, in elk geval heel Afrika en India.
Het verrassende van de conferentie van SABRA is
| |
| |
geweest, dat men besloot tot het samenroepen van een conferentie in 1959, een conferentie van blanken en niet-blanken.
Men vertelt, dat Verwoerd zijn lidmaatschap van SABRA heeft opgezegd. We kunnen in het midden laten, of dit inderdaad het geval is. Zeker is, dat zo'n conferentie met niet-blanke leiders Verwoerd niet zint. Verwoerd wil voorschrijven, niet overleggen. Hij werkt het apartheidsbeleid uit volgens een dogmatisch schema, waarbij gevoelens van menselijkheid weinig of geen kans krijgen. Er komt dan ook tegen het besluit tot deze conferentie verzet. Een bekend senator wil wel een conferentie met niet-blanken, maar dan niet met de intellectuele leiders van de niet-blanken, maar met de stamhoofden, dus niet met de mensen van het African National Congress, maar met de dragers van de oude stamtradities.
Professor du Plessis heeft hierop gereageerd. Hij acht het een zegen, dat SABRA gebroken heeft met het blanke ‘baasskap’ en dat het de regering nu eens niet alleen maar geprezen heeft. Dat overleg met stamoverheden noemt du Plessis ‘a typical Verwoerdian approach’. Die stamhoofden mogen eerbiedwaardige lieden zijn, representatief voor de nieuwe tijd zijn ze niet.
Toen du Plessis in nog weer een ander artikel over het schuldig geweten van de blanken sprak, kwam Verwoerd zelf naar voren. Hij verdedigde het apartheidsbeleid van de regering en noemde de beschouwing van Professor du Plessis schadelijk en onverantwoord.
Zo is er allerlei in beweging in Zuid-Afrika.
De bisschoppen van de Anglicaanse Kerk, vooral die van Kaapstad en Johannesburg, gaan voort met hun verzet tegen de apartheidspolitiek. Van de Katholieke Kerk geldt hetzelfde. Op verschillende zendingsterreinen is de apartheid zowel principieel als practisch overwonnen. Alan Paton blijft aan de kleine liberale partij leiding geven. Naar hem wordt meer geluisterd dan naar de Anglicaansche en Roomse bisschoppen. Alan Paton heeft nu eenmaal blijk gegeven, zeer wezenlijk met Zuid-Afrika en dus ook met de Afrikaners
| |
| |
- de Boeren - verbonden te zijn. Mannen als Prof. Keet en Prof. Marais zijn al jaren bezig de gewetens wakker te roepen. In Potchefstroom komen de vragen vanwege de artikelen van Prof. du Plessis al meer aan de orde. De Gereformeerde Oecumenische Synode die het vorige jaar in Zuid-Afrika vergaderde, heeft toch wel enige betekenis gehad hoe slap haar uitspraken ook waren vanwege hun vaagheid.
Van niet minder grote invloed is uit de aard der zaak wat er niet zozeer in Zuid-Afrika als wel in Afrika gaande is. De Zuidafrikaanse nationalisten kunnen niet volhouden doof te zijn voor de kloppen op hun deur.
De Kiewiet zegt terecht in zijn ‘The anatomy of South Africa’, dat geen enkel volk een eiland is. En wanneer hij schrijft: ‘History supports the view that no society can insulate itself against the life and experience of its neighbors. Every inhabitant of the Gold Coast who casts a free ballot, every native of the Congo who drives a locomotive, every native of Uganda or Tanganyika who independently sells cotton or coffee in the world market, every native worker in a Northern Rhodesian copper mine who strikes against his company, becomes unconsciously and remotely a critic of South Africa's racial policies, establishing contradictions and alternatives which all the world may observe and which no frontier patrol can prevent from entering into the minds of South Africa's native population’, dan had hij dat ook kunnen schrijven, denkende aan de nationalisten van Zuid-Afrika. Ook zij horen de kloppen op de deur, al heeft Stuart Cloete, die heel wat romans over Zuid-Afrika geschreven heeft, toch nog altijd voor een groot deel gelijk, wanneer hij zegt, dat de Unie de springbok in haar wapen maar liever moet vervangen door een struisvogel. Vele Afrikaners weten niets en willen niets weten van de veranderingen, die zich de laatste tien jaar in het zwarte werelddeel voltrokken hebben. De regering weet er natuurlijk wel van. Zij gaat echter keihard verder op de eenmaal ingeslagen weg van de apartheidspoli- | |
| |
tiek.
Er worden in Zuid-Afrika heel wat gewetens wakker geschud en er komt bij velen steeds meer onzekerheid. Toch is de kans nog altijd heel groot, dat er een tegenstelling ontstaat tussen Zuid-Afrika en de rest van Afrika en dat deze tegenstelling uitgroeit tot een gewelddadig conflict.
In het voorjaar van 1958 werd te Accra de Pan-Afrikaanse conferentie gehouden. Daar kwamen de afgevaardigden van de onafhankelijke staten in Afrika bijeen, leden van de regeringen van deze staten. Zuid-Afrika was ook uitgenodigd, maar nam de uitnodiging niet aan. Een van de ministers van Ghana zei op deze conferentie, dat, als de Unie van Zuid-Afrika haar gedrag tegen de Naturellen niet binnen vijf jaar zou wijzigen ‘we shall be forced to help our brothers there’.
In december 1958 is in Accra weer een conferentie gehouden, wat ruimer van opzet en minder officieel. Er waren niet uitsluitend vertegenwoordigers van de regeringen, maar ook van de verschillende politieke partijen en vakverenigingen. Van de negen onafhankelijke staten van Afrika waren er acht vertegenwoordigd: Ghana, Guinea, Ethiopië, Liberia, Tunesië, Marokko, Libië en de Verenigde Arabische Republiek. Met algemene stemmen werd een resolutie aangenomen, die aandringt op economische sancties tegen de Unie van Zuid-Afrika, boycot van Zuid-Afrikaanse goederen, arbeidsboycot en het verbreken of afzien van diplomatieke betrekkingen met de Unie als protest tegen haar apartheidsbeleid. Er waren 200 delegaties, die 60 politieke partijen en vakverenigingen uit 25 landen vertegenwoordigden.
Men kan natuurlijk en gedeeltelijk met recht beweren, dat deze besluiten practisch nog niet veel betekenen en weinig zullen uitwerken. We leven echter snel. Het gebeuren in de Belgische Congo is een teken aan de wand. De geschiedenis van Afrika voltrekt zich in deze jaren met dynamische kracht.
Op het ogenblik worden er tranen in en om Zuid- | |
| |
Afrika geschreid. Vanwege het onrecht door mensen mensen aangedaan. Vanwege de dominatie van de blanken en de discriminatie van de niet-blanken.
Indien het niet lukt om de lijn Malan-Strijdom-Verwoerd om te buigen - ondanks alles wat er in Zuid-Afrika gaande is aan discussie en bezinning, ziet het er niet naar uit dat het lukken zal - zullen er in de nabije toekomst niet alleen tranen maar zal er ook bloed worden gestort. Dan komt de periode van het gewelddadig verzet. Dat verzet zal met nog groter geweld worden neergeslagen... éénmaal... twee maal.. drie maal.. maar er komt een ogenblik, dat de blanken het zullen verliezen en hun de rekening zal worden gepresenteerd.
Is er nog een andere mogelijkheid?
Luthuli, de leider van de verzetsbeweging der zwarten, die gewelddadige revolutie afwijst, zei tegen mij, toen ik hem bezocht: ‘Het gevaar is groot, dat, als de blanken bekeerd zullen zijn tot de liefde, ze te laat tot de ontdekking zullen komen, dat de zwarten alleen nog maar kunnen haten’.
Intussen heeft Nederland zich in de politieke commissie van de Verenigde Naties, toen een resolutie werd voorgesteld, waarin er op aangedrongen werd, dat alle landen hun verplichtingen ten opzichte van de mensenrechten zouden nakomen, en tegelijkertijd spijt werd uitgedrukt over het feit, dat Zuid-Afrika op vroegere uitspraken in deze geest niet had gereageerd, zich van stemming onthouden.
Met de zakelijke mededeling van dit trieste feit wil ik dit artikel besluiten. Ik wil er alleen nog aan toevoegen, dat naar mijn overtuiging, ons land in dit opzicht volkomen te kort schiet. Juist omdat het door historische banden met de Unie van Zuid-Afrika meer dan welk land ook verbonden is.
|
|