Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Stem. Jaargang 15 (1960)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 15
Afbeelding van De Nieuwe Stem. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Stem. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Stem. Jaargang 15

(1960)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 469]
[p. 469]

Th. van Tijn
Droogstoppeligheden

Het geboorte-uur van de gestalten van Droogstoppel en van Stern is beslissend geweest voor de Max Havelaar, - zo zegt Stuiveling ons terecht in zijn inleiding tot de uitgave van het handschrift. De schepping van deze figuren maakt het pleidooi inderdaad pas tot een roman. Daarbij is Stern niet anders dan een verbinbindingsschakel tussen de twee werkelijke sleutelfiguren: Havelaar-Sjaalman en Droogstoppel. In deze beide personen is ook de uitwerking van het Cultuurstelsel eerst kompleet getekend. Havelaars lot is slechts begrijpelijk, als we niet alleen weten wat ginds, op Java, gebeurde, maar als we ook kennismaken met wat het Cultuurstelsel in Nederland voortbracht: dat ‘produkt van vuile geldzucht en Godslasterlijke femelarij’, waarop Havelaar moest doodlopen.

Zo veelvuldig als de onderzoekingen zijn naar het gebeurde in Lebak, zo schaars zijn die naar de Droogstoppelarij in Nederland. Niet onbegrijpelijk: Droogstoppel is zo laag bij de gronds, als stoppels maar zijn kunnen en een onderzoek naar de ‘historische Droogstoppel’ leek weinig uítstekends te beloven. Toch kan een enkele notitie over de ‘Koffij-veilingen der nederlandsche Handelmaatschappij’ en over de Amsterdamse makelaars in koffie verhelderend werken. Elders in dit nummer heeft Spigt de ‘historische Droogstoppel’ geïntroduceerd. Uit een brief van 19 maart 1878 (mij meegedeeld door de heer Spigt) blijkt, dat Douwes Dekker in 1858 of 1859, logerende in een Rotterdams logement, kennis maakte met zekere Voûte (naar Spigt bleek: Robert Voûte), makelaar te Amsterdam, echter niet op de Lauriergracht, maar op de Heerengracht wonende. Hij stond model voor onze Batavus. Nasporingen over Robert Voûte leverden voorlopig dit op, dat hij vele jaren één der Commissarissen was, belast met het beheer over de goederen van het voormalige Makelaarsgild. Uit het ‘Register van de namen der be-

[pagina 470]
[p. 470]

edigde makelaars’ van 1859 blijkt, dat R. Voûte als zodanig optrad in 1833. Drie andere Voûtes worden er als makelaars genoemd.

De kantoren der Voûtes waren een hoogst belangrijk element in het verkoopsysteem der gouvernementskoffie, door de Handelmaatschappij in veiling gebracht. Bij de voorjaarsveiling van 1838, zo leert ons Mansvelt in zijn Geschiedenis van de Nederlandse Handelmaatschappij (II, blz. 163 en blz. 176 v.), sloot zich een tiental makelaars aaneen tot een kliek, weldra de ‘Grote Club’ genoemd, die met uitsluiting der kleine makelaars alle inkopen trachtte te doen. Vóór elke veiling hielden de leden van de grote club een voorvergadering, waarin zij de orders samenbrachten en de prijzen voor elke kavel vaststelden. Daarmee was het werk eigenlijk gedaan. Op de veiling, een blote formaliteit, deed één lid van de grote club een bod, - niemand durfde méér te bieden, en ziedaar: een groot deel van de wereldproduktie aan koffie was weer verkocht. De hele veiling duurde enkele minuten. De man die omstreeks 1840 namens de grote club bood was J.J. Voûte, makelaar sinds 1815.

Robert Voûte, die Dekker inspireerde tot Droogstoppel, was dus geen kleine jongen in Amsterdam, zoals ook zijn woonplaats aan één der hoofdgrachten al doet vermoeden. Hij heeft echter, in tegenstelling tot de romanfiguur, blijkbaar niet met zijn visitekaartje gestrooid: de plaatsing van een koffiemakelaar-met-internationale-relaties aan de Lauriergracht, zoals in de roman, is immers onjuist, of tenminste... anachronistisch. Want de oude J.J. Voûte, de man van de ‘grote club’, vinden we eerst aan aan de Nieuwe Keizersgracht, vervolgens aan het Singel: in standing niet ongelijk aan de Lauriergracht. Maar dat is tijdens de jeugd van Douwes Dekker: bij de ontmoeting in het Rotterdams logement was het geslacht Voûte verder opgeklommen.

Waarover hebben de vroegere Indische ambtenaar en de koffiemakelaar daar in Rotterdam gesproken? Wij weten het niet, maar de koffieveilingen kunnen eenonderwerp van gesprek geweest zijn. Sinds de katastro-

[pagina 471]
[p. 471]

fale val der koffieprijzen in het wereldkrisisjaar 1857 immers waren ze het gesprek van de dag. Zoals Mansvelt ons zegt: ‘Men sprak er over aan de Beurs, op kantoor en in gezelschap. De koffieveilingen van de Nederlandsche Handel-Maatschappij waren “The topic of the day”’ - hetgeen de ondertitel van de Max Havelaar een grote aktualiteit verschafte. De strijd, welke in de pers en in de Kamer en in tal van brochures woedde, ging om het veilingsysteem dat aan de leden van de ‘Grote Club’ zulke belangrijke voordelen bood. Wellicht heeft Robert Voûte zich ertoe laten verleiden, lang en breed het voordeel van het gevolgde systeem uiteen te zetten, tegelijk al zijn bezwaren ontvouwende tegen de liberale geest des tijds, die stormliep tegen het Cultuurstelsel? In elk geval heeft de grote club het verloren. Sinds de voorjaarsveiling van 1863 werd - op initiatief van minister Fransen van de Putte - een nieuw systeem ingevoerd, dat aan de ‘opzetjes’ van de grote club een einde maakte. (Mansvelt, II blz. 288, 294).

In de jaren-vijftig waren de vooraanstaande Amsterdamse kringen, als profiteurs van het beschermende systeem van de Handelmaatschappij, het bolwerk van konservatisme. Het lijkt daarom niet onwaarschijnlijk, dat koloniale beschouwingen in Droogstoppelse trant uit de mond van een Amsterdams koffiemakelaar van die jaren gehoord konden worden. Tegelijkertijd komt het mij echter voor, dat in andere opzichten geen Voûte van omstreeks 1860 het Droogstoppel-model heeft kunnen leveren. Hij wordt immers niet als een grote burger, maar als een mannetje van de middengroep getekend, als een bewoner van een radiaal-gracht, wiens vrouw een ‘juffrouw’ was, - niet als een bewoner van een hoofdgracht met een ‘mevrouw’ als gade. Als een soort kruidenier-in-goeden-doen leren we Droogstoppel kennen; hij lijkt ons in zijn maatschappelijke positie dichter te staan bij het kapiteinsgezin waarin Eduard Douwes Dekker opgroeide, dan bij Robert Voûte. Maar wellicht is hij juist daarom zó levensecht getekend, dat hij onsterfelijk werd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Max Havelaar of de koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy


auteurs

  • Th. van Tijn

  • over Multatuli

  • over R. Voûte

  • over P. Spigt


landen

  • over Indonesië