Nieuw-jaars geschenkje voor kinderen

[p. 23]

Groot geluk bij een groot ongeluk. (Een zeer duidelijk bewijs: hoe de goede Voorzienigheidsteeds voor het schepsel waakt en zorgt.)

Toen de St. Pieterskerk, te Leyden, geheel opgebouwd was, was dezelve voorzien van eenen toren, ter hoogte van driehonderd vierentagtig voeten; zo dat zij hen, die de Noordzee bevoeren, tot een baak verstrekte. Door gebrek aan onderhoud, stortte deze schoone toren, in den jaare 1512, op den eersten Maart, des nagts ten een uuren, in; en hoezeer zulk een groot en zwaar ligchaam, als deze toren was, een vreeslijken val deed en deszelfs stukken zich zeer verre verspreiden, er verloor geen één mensch het leven bij.

Het zonderlingste van allen was nog, dat een gedeelte van den toren op het huis viel van simon ewoutsz, Priester van de Falijde Bagijnen, waar door dit

[p. 24]

huis geheel verbrijzeld werd en er zelfs veel hout op het bed van den Priester viel, waar op hij in rust lag, zonder dat hij zelfs, daar door, gekwetst werd. - Zijnde dit instorten van dien kerktoren, denkelijk, zo gelukkig afgeloopen, door dien de toren over de kerk heen stortte en dus voor eon groot gedeelte agter in dezelve viel. Terwijl het hout, het welk op des Priesters bed viel, door kruislings over elkander te vallen. (waar onder hij toen los en vrij lag) hem zekerlijk beschermd heeft tegen den val van het huis, welke hem anders, bij het instorten, zekerlijk zou verpletterd hebben.

Dus eene zeer zekere en duidelijke blijk van de goedheid en zorg der Voorzienigheid, om het schepsel, voor vele dringende onheilen, te bewaren! - Een gevaarte van over de driehonderd voeten hoog, met zulk een zwaren last van klokken, als anderzins, beladen, stort in eene stad, welke te dien tijd digt bewoond werd, ter neder en geen één mensch

[p. 25]

verliest er het leven bij, noch word er zelfs door gekwest! - welk een duidelijk bewijs:

Dat Hij, die eeuwig zalig leeft,
Die 't al uit niet geschapen heeft,
De zee, hoe woest, zijn palen stelt,
Het Teelvogt geeft aan 't graanrijk veld,
En alles wijslijk heeft beperkt,
Steeds tot der schepslen heilstaat werkt!