Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1 (1884-1885)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (59.66 MB)

Scans (1398.27 MB)

ebook (51.63 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1

(1884-1885)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Levensduur van planten, dieren en menschen.

Sommige zwammen en schimmels, die enkel met vergrootende werktuigen kunnen waargenomen worden, bezwijken na eenen ontwikkelingstijd van weinige uren voor de macht des doods. Vele sponsen rekken hun leven dagen en weken. Meer volkomene planten hebben naar wij weten eenen veel langeren levensduur. Buiten één- en tweejarige gewassen bereiken de planten over het algemeen eenen hoogen ouderdom.

De jaarringen van sommige boomen vermelden ons, dat deze meer dan 2000 jaren telden en nogtans ontwikkelden zij voortdurend nieuwe takken. Men schat zelfs den ouderdom van een apenbroodboom (Adansonia), dien men aan den

[pagina 52]
[p. 52]

oever van de Senegal heeft aangetroffen, op 6000 jaren.



illustratie
de amsterdamsche poort te haarlen, naar eene oorspronkelijke teekening.


Bij een hoogen ouderdom bereikt eene plant gewoonlijk eenen aanmerkelijken omvang. Terwijl onze fijne den, bij eene hoogte van 51 tot 60 meters eene middellijn erlangt van 2 meters, hebben van 20 tot 28 meters.

Ook de levensduur en het ontkiemend vermogen der zaden is zeer ongelijk. Dit laatste verdwijnt bij vele reeds in het eerste jaar. Men heeft daarentegen gerst zien ontkiemen, die uit den tijd der invallen van de Arabieren in Frankrijk afkomstig en dus 600 jaar oud was, ja, zelfs gerst, die zijn er palmen, welke bij die dikte 80 meters hoog worden. Op den Etna verheffen zich eenige kastanjeboomen met eenen omtrek van 20 tot 26 meters. Bij Worms is een olm, die bij eene hoogte van 38 meters eenen omtrek van 12 meters heeft en wellicht 600 tot 800 uit de pyramiden van Egypte was gehaald en bijgevolg een paar duizend jaren telde.

De levensduur der dieren staat meestal in verhouding tot hunnen langzamen of schielijken groei. Het paard, het rund en de ezel, die in het vierde jaar voorttelen, leven niet langer dan 20 tot 30 jaren, terwijl het schaap, dat reeds jaar oud is. De reuzen van het boomengeslacht zijn echter de mammouthsboomen (Wellingtonia gigantea), ontzettende dennen van Californië, die eene hoogte bereiken van meer dan 180 meters en dus weinig onderdoen voor de hoogste bouwgewrochten van Europa, terwijl zij eenen omtrek op tweejarigen ouderdom lammeren heeft, slechts eenen ouderdom van 10 jaren bereikt.

De taaiheid des levens hangt veelal af van de eenvoudigheid der organisatie. De zoöphyten en wormen, die slechts een spijsverteeringskanaal voor orgaan hebben, zijn om zoo te zeggen niet te dooden. Ook de dieren met koud bloed

[pagina 53]
[p. 53]

bezitten eene levenskracht, welke die van de warmbloedige dieren verre te boven gaat. Men heeft schildpadden, die men van den kop beroofd had, nog eenige weken lang zien leven.

Men ontmoet in het dierenrijk eene overgroote verscheidenheid in den levensduur.



illustratie
herfstgezicht, naar otto strützel.


De staartdiertjes leven slechts eenige uren.
De watervlooi leeft eenige dagen;
de bladluis ten hoogste eene maand;
de bie leeft gewoonlijk een jaar;
de waterslang twee jaar;
het konijn vier jaar;
de wezel leeft vijf tot zeven jaar;
de marmot acht tot tien jaar;
de kat tien tot vijftien;
de hond vijftien tot twintig;
het rund twintig tot dertig;
het paard vijf en twintig tot dertig;
de sperwer veertig tot vijftig;
de ezel en het muildier zestig tot tachtig;
de arend, de zwaan, de kraai en de kemel honderd jaar;
de olifant, de schildpad en de krokodil leven 150 tot 200 jaren, en sommige snoeken overschrijden den levensduur van drie eeuwen.

Eindelijk Cuvier gelooft, dat walvisschen somtijds duizend jaar oud worden.

Het natuurlijke einde des menschelijken levens is het 80ste tot het 100ste jaar. Eene menigte lichamelijke en geestelijke omstandigheden versnellen echter zijnen loop, vooral te midden eener beschaving als de onze, waar teugellooze hartstochten maar al te vaak het lichaam ondermijnen en den geest verwoesten. Ten dien opzichte mag men aannemen, dat de landman veel meer uitzicht heeft om lang te leven dan de stedeling, die door overdaad in spijs en drank, door ontkrachtende weelde en uitspattingen van allerlei aard zijne gezondheid groot nadeel toebrengt.

[pagina 54]
[p. 54]

In het gematigde klimaat leeft de mensch langer dan in de heete of koude landen; hij kan onder alle breedtegraden eenen hoogen ouderdom bereiken, als hij de wetten der natuur getrouw volgt en zich aan geene buitensporigheden overgeeft.

Te drooge of te vochtige landen zijn niet gunstig aan eenen langen levensduur, evenmin die klimaten, waar men eene schielijke afwisseling van temperatuur waarneemt.

De ervaring leert alle dagen, dat op de hoogvlakten de mensch het meeste getal jaren bereikt. Er zijn echter uitzonderingen op dezen regel: zoo vindt men b.v. op de Zwitsersche gebergten veel minder ouderlingen dan op de bergen van Schotland.

Een zeer opmerkenswaardig verschijnsel is, dat het grootste aantal menschen van hoogen ouderdom gehuwd zijn of waren. Onder de bejaarde jongmans of juffers treft men zelden een geval van zeer hoogen ouderdom aan.

Eene statistiektabel over de sterfte levert de volgende cijfers:

Bij 10 jaren kan men nog rekenen op 40 jaren levens.
Bij 20 jaren kan men nog rekenen op 35 jaren levens.
Bij 30 jaren kan men nog rekenen op 29 jaren levens.
Bij 40 jaren kan men nog rekenen op 23 jaren levens.
Bij 50 jaren kan men nog rekenen op 17 jaren levens.
Bij 60 jaren kan men nog rekenen op 15 jaren levens.
Bij 70 jaren kan men nog rekenen op 7 jaren levens.
Bij 75 jaren kan men nog rekenen op 4 ½ jaren levens.
Bij 80 jaren kan men nog rekenen op 3 ½ jaren levens.
Bij 85 jaren kan men nog rekenen op 3 jaren levens.

Op eenen leeftijd van 90 jaren verdwijnt de waarschijnlijkheids-berekening, en menschen, die honderd jaar oud worden, moeten als uitzonderingen op den algemeenen regel beschouwd worden.

Zooals physieke en geesteseigenschappen erfelijk zijn, zoo gaat de lange levensduur in sommige familiën van ouders tot kinderen over.

Men vermeldt daaromtrent het volgende aardige feit:

Den 31 Juli 1554 zag de kardinaal Armagnac eenen tachtigjarigen grijsaard, die op den drempel zijner woning stond te schreien. Zijne Eminentie vroeg hem naar de reden van zijn verdriet en de ouderling antwoordde, dat zijn vader hem geslagen had. Verbaasd over dit onverwachte antwoord, verlangde de kardinaal den vader terstond te zien en men bracht hem bij eenen grijsaard van meer dan 100 jaren, maar die er nog zeer goed uitzag. Na eenige andere vragen, deed de hooge geestelijke onderzoek bij den ouderling naar het misdrijf van zijnen zoon en kreeg ten antwoord:

‘Eminentie, hij is zijnen grootvader voorbijgegaan zonder hem te groeten.’

De verwondering van den ondervrager steeg bij die woorden ten top en hij verzocht bij den grootvader geleid te worden. Men bracht den kardinaal in een zindelijk kamertje en daar zag hij eenen kleinen grijsaard van 143 jaren, wien de kerkvoogd, na hem eenige welwillende woorden te hebben toegestuurd, niet zonder ontroering zijnen zegen gaf.

Zulke aartsvaderlijke ouderdom is, wegens het lichamelijk en verstandelijk verval waarvan hij doorgaans vergezeld gaat, weinig wenschelijk. Wat meer is, den deugdzamen geloovige is het minder te doen om het groot aantal jaren dat hij in zijne aardsche doortochtsplaats heeft te leven, dan wel om die derwijze door te brengen, dat hij met rustig en betrouwend gemoed het hoofd voor de laatste maal op de peluw nederleggen kan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken