Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1 (1884-1885)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (59.66 MB)

Scans (1398.27 MB)

ebook (51.63 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1

(1884-1885)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Eene fabriek van staatsburgers.

Materialistische fantazij.

Professor Stofman, een wonder van geleerdheid en een specialiteit in de materialistische physiologie, was buitengewoon sterk in hypothesen; en vooral wanneer het gold zijn collega, professor Voortman de loef af te steken, dan kende hij zijns gelijke niet in de stoutheid, waarmee hij de nieuwste en ongehoordste stellingen verdedigde. Zoo besloot hij op zekeren keer eene rede, waarin hij de alleenheerschappij der stof geproclameerd had, met de volgende woorden, die hij met donderende stem uitgalmde:

‘Ja, mijne heeren, de stof is alles en alles is stof! Zij is het eigenlijke Ding an sich, waarvan Kant spreekt, en het is jammer dat de anders zoo verdienstelijke wijsgeer bij dit eene begrip staan bleef, in plaats van krachtig door te tasten. Doch voor ons is er niets ontastbaars, niets onbegrijpelijks meer: wij begrijpen alles,’ voegde hij er bij met een gebaar der vingers, alsof hij aan het kneden van brooddeeg was. ‘Zoodoende,’ ging hij voort, ‘hebben wij den sleutel gevonden tot het raadsel des levens; het leven is niets anders dan een resultaat der op verschillende wijzen samengevoegde stof. Wij meten, wegen en ontleden die stof; wij volgen haar spoor op aarde en in den hemel, en zoodoende hebben wij eindelijk het recept gevonden, waarnaar de geheele zoogenaamde schepping klaargemaakt is. Alle bestanddeelen zijn bekend; met telt er een zestigtal, waarvan er slechts een dozijn geregeld worden aangetroffen. Eene handvol koolstof, twee handen vol waterstof, een weinig stik- en een weinig zuurstof, eene dosis ijzer, een ziertje phosphor, een beetje warmte en elektriciteit daarbij - dat is de mensch! Het recept is eenige tientallen eeuwen oud! Nu is het wel is waar tot heden nog niet gelukt, naar dit recept kunstmatig levende wezens voort te brengen; doch dit is slechts eene kwestie van tijd! Geeft het meel, de melk, het ei, dat onze keukenmeid onder elkaar klutst, reeds eene genietbare spijs? Neen, eerst het chemisch proces in het kookfornuis maakt de spijs gaar. En welk chemisch-physisch proces aan het organische leven ten grondslag ligt, daar zijn we nog niet achter gekomen. Maar eenmaal zullen wij er achter komen en uit onze kolven en retorten zal de zoogenaamde schepping herboren te voorschijn treden!’

Professor Stofman verliet den leeraarstoel, door de bewonderende blikken zijner toehoorders gevolgd, en opweg naar huis dacht hij nog eens met innige zelfvoldoening over het effekt zijner jongste hypothese na. Zooals hij daar bedaard onder zijnen paraplu voortstapte - het was regenachtig weer - kwam ze hem wel een beetje gewaagd voor: hij had zich van de geheele schepping zoowat afgemaakt als van een pannekoek. Maar gelukkig zou die schepping, welke van zijne collega's reeds zooveel had moeten hooren, hem niet komen tegenspreken, en in elk geval verpletterde hij door de stoutheid zijner hypothese zijn collega, professor Voortman. Die gedachte gaf professor Stofman weer nieuwen moed en met rechtmatige fierheid stapte hij door den modder der straten voort.

Thuis gekomen, wilde hij zijne studeerkamer binnentreden, doch stiet hier al aanstonds op den tegenstand der ‘stof’,dat wil zeggen van eenen eemer vuil water, terwijl een ijskoude tocht en wolken van stof hem tegenwaaiden. Netje, zijne huishoudster, was bezig het plafond met eene halfmaan van de spinnewebben te ontdoen, de ramen stonden wijd open, en op den grond lag de schoonmaakster den vloer te boenen.

‘He, provezeur! loop er nu zoo niet in,’ aldus begon Netje op te spelen; ‘zie eens wat vuile laarzen gij aan hebt!’

‘Maar, Netje, moet ge nu juist vandaag....?’

‘Denkt u dat ik het nog langer zou laten zitten? Het is eene schande zooals het er uitziet. Weet u wat, provezeur, ga nu maar zoo lang in de keuken, tot ik hier klaar ben.’

De herschepper der zoogenaamde schepping

[pagina 87]
[p. 87]

trok druipstaartend af en nam, gelijk hem geboden was, de wijk in de keuken. Sedert jaren had hij daar geen voet in gezet, en nu bevond hij dat dit vertrek er toch eigenlijk zoo kwaad niet uitzag: een net, gezellig lokaal, blinkend van zindelijkheid; want Netje, al was ze juist niet jong meer, hield er nog flink de hand aan. De keukenstoof straalde eene zachte warmte uit en de geurige dampkring wekte streelende voorgevoelens aan lekker gebak op.

Onze professor zette zich gelaten op een stoel bij de stoof neer. Waarom zou hij ook laag op de keuken neerzien? Was zij met hare pannen en kookgereedschappen niet het beeld zijner materialistische herschepping? Was zij ook niet een scheppingscentrum in het klein, en is de mensch niet letterlijk wat hij eet? Zoo schikte professor Stofman zich dan gelaten in zijn ballingsoord en liet zijne gedachten in de toekomst dwalen.

‘Welke gedaante zal de beschaafde maatschappij aannemen,’ zoo vroeg hij zich af, ‘als eenmaal uit de retorten der chemie-physiologen levende of althans levensvatbare wezens zullen voortkomen? En wanneer men eenmaal zoover is, waarom geene menschen? De gevolgtrekking is zoo eenvoudig mogelijk!’....

Hij geraakte allengs meer en meer in die gedachten verdiept, terwijl de schemering inmiddels de kleine ruimte geheel in beslag nam, zoodat alleen nog de glimmende koperen ketel aan den wand tegenover hem een roodgouden schijnsel afwierp. Op dien ketel hield hij het oog gevestigd, terwijl zijne gedachten langzamerhand afdwaalden. Ongemerkt scheen de ketel zich in een schemerig verschiet te verliezen en nam ten laatste de vormen aan van een schitterend opschrift, in kolossale gouden letters op een uitgestrekt, grijs gebouw. De ingedommelde professor trachtte dit opschrift te lezen, wat hem tot zijne ergenis aanvankelijk niet gelukte, tot het hem op eens volkomen duidelijk werd. Het luidde:

koninklijk gemonopoliseerde fabriek van staatsburgers.

‘Kijk,’ dacht Stofman, ‘dat klinkt waarachtig alsof men hier staatsburgers fabrikeerde. Is men inderdaad al zoover gevorderd? Maar ik heb het wel voorspeld; het is niets anders dan de verwezenlijking mijner eigene hypothese! Ik wil de inrichting intusschen wel eens van naderbij zien.’

Hij schelde aan, en er kwam een jongeling voor, die in Stofman's oog een zeer bekend gezicht had: blond, sluik haar, grijsblauwe oogen, een neus, zooals haast alle neuzen - dat alles meende hij reeds gezien te hebben. De jonge man, die er zeer bescheiden uitzag, maakte eene diepe, eenigszins stijve buiging, en toen Stofman hem zijn verlangen meedeelde, maakte hij nog eenmaal juist dezelfde beweging.



illustratie

‘Aan wien behoort de inrichting?’ vroeg Stofman.

‘Aan den Staat - om u te dienen!’ hernam het jongmensch.

‘En door wien wordt ze beheerd?’

‘Door den bestuurder Voortman, eerste verdieping rechts - om u te dienen.’

Terwijl de jonge heer door de eene of andere deur verdween, ging Stofman den trap op. Het was zeer stil in het gebouw en men vernam slechts een dof gegons en gesnor als van stoomtuigen in de verte. Hij belde nu nogmaals en wel aan eene deur, waarop ‘Bestuurkamer’ te lezen stond. Een jongmensch deed open, net hetzelfde jongmensch van beneden, maakte net dezelfde stijve buiging en antwoordde Stofman net op denzelfden toon:

‘Om u te dienen!’

Maar toen de professor het bureel van den bestuurder binnentrad, zat dezelfde jongeling daar ijverig te schrijven, stond op en maakte dezelfde stijve buiging.



illustratie

‘Wat drommel!’ dacht Stofman, ‘die jongelieden hier zijn dan al verbazend vlug; daar kan men zich geen denkbeeld van maken.’

Hij had zichzelven aan den direkteur in zijne hoedanigheid van professor in de physiologie voorgesteld en de eerste verklaarde zich met het meeste genoegen bereid, hem de inrichting te laten zien. Zij wandelden eenige gangen door, waarbij het geheimzinnige gonzen en snorren allengs luider werd, maar toch altijd min of meer gesmoord bleef. Op eene desbetreffende vraag van Stofman gaf de bestuurder ten antwoord:

‘Alle zware geluiden moeten bij ons getemperd worden, dus ook het geraas der groote, electromotorische stoom werktuigen. Wij hebben namelijk den oorspronkelijken toestand der natuur, die dergelijke geluiden niet gekend heeft, kunstmatig hersteld. Overigens kan ik u slechts een gedeelte onzer lokalen laten zien; want de eigenlijke werkkamers zijn, als reusachtige retorten, hermetisch gesloten.’

Toen zij nu een der lokalen binnentraden, was daar het bewuste jongmensch weer met eene luchtpomp bezig en maakte opnieuw zijne bekende buiging.



illustratie

‘Hoeveel verschillige bedieningen,’ riep Stofman verwonderd uit, ‘heeft die jongeling wel niet, en hoe is het mogelijk, dat ik hem overal te gelijk aantref?’

‘Maar dat is dezelfde niet, dien u zooeven gezien heeft,’ antwoordde de bestuurder glimlachend; ‘het zijn allen verschillige personen, die u gezien heeft, maar daar ze in onze fabriek machinaal vervaardigd zijn en allen tot hetzelfde nummer behooren, gelijken ze op elkaar als twee druppelen water. Wij zijn namelijk nog niet achter het geheim gekomen om die oneindige verscheidenheid van individuen weer te geven, welke men in de natuur waarneemt. Met groote moeite en kosten hebben wij het tot enkele variëteiten gebracht, maar de produkten van één nummer vallen altijd volkomen gelijk en gelijkvormig uit. En dit is niet meer dan natuurlijk; in deze zaal bij voorbeeld ziet gij honderd retorten, die gij door dit sterke glasvenster kunt waarnemen, ofschoon de zaal maar schemerachtig verlicht is. Al die honderd retorten nu worden gevoed door hetzelfde mengsel, dat voor eene geheele zaal toebereid wordt door werktuigen, die zich daar in de stoomkamer bevinden. Door de eerste geleerden van het rijk wordt de hoedanigheid der mengsels onderzocht; licht, temperatuur, luchtdrukking, vochtigheid, elektriciteit, alles wordt nauwkeurig en haarfijn afgemeten, en daar dus de ingrediënten over al de honderd retorten dezelfde zijn, moeten ook de produkten volkomen gelijk wezen.’

‘En vallen die produkten altijd goed uit?’ vroeg de heer Stolman verbluft.

‘Somwijlen mislukt er een arm of een been, de neus of de ooren - natuurlijk bij het heele honderd.’

‘En wat wordt er dan mee gedaan, mijnheer?’

‘De mislukte voortbrengsels worden eenvoudig weer in hunne elementaire bestanddeelen opgelost en dan opnieuw gefabrikeerd!’

‘Maar die hadden dan toch al eene ziel!’ merkte Stofman bescheiden op.

‘Eene ziel! kan u mij misschien zeggen, mijnheer, wat de ouden daaronder verstonden? Men heeft daar zooveel hypothesen over!’

Hoe kon ook onze professor in de materialistische physiologie zooverre van de baan wijken! Verlegen stamelde hij een uitvlucht en volgde den bestuurder nu naar eene andere zaal, waar honderd ingebakerde zuigelingen - akelige zakken, waarin niet het minste verschil te zien was - op twee rijen naast elkaar lagen te schreeuwen.

‘Zij zullen wel gauw ophouden met schreeuwen,’ zei de direkteur, ‘want de groote pomp is al in werking. U moet namelijk weten dat de melk die bij ons langs chemisch-kunstmatigen weg voortgebracht is, onzen fabrikaten regelrecht in de maag gepompt wordt.’

In eene derde zaal lagen een even gelijk honderd aankomende staatsburgers in eene badkom, terwijl wederom elders een volgend honderd met ozon volgepompt werd.

‘Maar hoe kent men die kinderen uit elkaar?’ vroeg Stofman, die zijne oogen haast niet gelooven kon; ‘ze zien er allen precies hetzelfde uit.’

‘Waarom zouden we ze uit elkaar willen kennen? Dat dient immers nergens toe,’ kreeg hij ten antwoord.

‘En wat gebeurt er nu verder mee?’

‘Op zesjarigen leeftijd - er sterven er bij ons hoogstens 0,1 percent - worden zij bij het honderd aan de militaire opleidingsinrichtingen afgeleverd.’

‘Ah zoo!’ zei Stofman, wien nu een licht opging.

‘Ja,’ ging de bestuurder voort, ‘de Staat fabrikeert zijne soldaten zelf, zoodat de militaire dienstplicht is opgeheven kunnen worden. In plaats van de gehate bloedbelasting op te brengen, behoeven de belastingschuldigen dus alleen tot het onderhoud der staatsburgerfabrieken bij te dragen. En u begrijpt hoezeer het leger hierbij gewonnen heeft: wij leveren soldaten, die uitsluitend tot militaire doeleinden, op de bepaalde grootte gefabrikeerd zijn, echte modelsoldaten.’

‘Maar hoe onderscheidt men ze toch?’ vroeg Stofman opnieuw.

‘O, in de opleidingsgestichten krijgen zij namen. Maar al heeft er al eens eene verwisseling plaats, dat doet niets, wijl allen hetzelfde lot en dezelfde bestemming hebben.’

‘Maar dan zijn het toch eigenlijk geen menschen!’ riep Stofman uit.

‘Hoe meent ge dat?’ vroeg de direkteur. ‘U schijnt zeer verouderde beginselen te huldigen! Onze fabrikaten beantwoorden aan hun doel, en dat is het eenige afdoende beginsel van onze maatschappij. Wanneer gij bijvoorbeeld, mijnheer de professor,’ voegde hij er met zekere afdalende minzaamheid bij, ‘niet aan uwe verplichtingen

[pagina 88]
[p. 88]

mocht beantwoorden, zou men u onmiddellijk fijnstampen, om u in uwe elementaire bestanddeelen te ontbinden en daaruit een nieuw schepsel voort te brengen.’

Stofman deinsde verschrikt achteruit.

‘Telt dan de persoonlijkheid voor niets bij u?’ stamelde hij.

‘Dat wil zeggen, ge meent zeker de specialiteiten? Die fabrikeeren wij ook en ik zal er u dadelijk een staaltje van laten zien. Het is mijne beroemdste specialiteit, de denkers, die wij door overvloedige bemesting der hersenen met phosphoor verkrijgen. Het denkvermogen dezer fabrikaten is ongeloofelijk en nog door geen natuurlijk voortgebracht schepsel bereikt. Mijne denkers leveren alle berekeningen voor den Staat en de Academie der wetenschappen.’

Inmiddels waren zij in eenen zijvleugel gekomen, welks wanden geheel met wiskundige formulen behangen waren, ‘om gelegenheid tot gestadige oefening te geven,’ zooals de bestuurder zeide. ‘Ik breng u regelrecht naar de boekerij, waar onze denkers bezig zijn den loop eener pas ontdekte komeet te berekenen.’

Weldra traden zij een vertrek binnen, welks muren en zoldering, evenals die in het geheele huis, eentonig grijs gekleurd waren. In het rond stonden boekenkasten, die eene bibliotheek uitsluitend van wiskundigen inhoud bevatten. Rondom eene tafel, midden in het lokaal, zaten een dozijn van de zonderlingste schepsels. Zij hadden ongeveer de grootte van tienjarige kinderen, magere spillebeenen en kleine lichaampjes, maar hoofden als pompoenen met vaalkleurige gezichten, die onophoudelijk op de zwakke schoudertjes heen en weer wiegelden.

‘Lieve hemel!’ riep Stofman verbaasd uit, ‘moeten die schepseltjes nog groeien?’

‘Neen, die zijn volwassen,’ hernam de direkteur. ‘Het lichaam blijft zoo gebrekkig ontwikkeld, omdat al de levenskracht naar de hersens gaat, die den schedel tot altijd grootere ontwikkeling en uitzetting noodzaken.’



illustratie
eene fabriek van staatsburgers. De inrichting tot voeding der zuigelingen.




illustratie
eene fabriek van staatsburgers. - De ‘denkers’ bezig den loop eener komeet te berekenen.


De ‘denkers’ gaven op het binnentreden der beide heeren niet de minste aandacht en luisterden evenmin naar de ophelderende woorden des direkteurs. Naar deze verzekerde, hoorden of zagen zij niets als zij met rekenen bezig waren en dat waren zij altijd: hun uiterlijk waarnemingsvermogen was geheel afgestompt. Thans liet een der aardmannetjes zich van de werktafel neerglijden en kroop op handen en voeten - Stofman wist niet wat hij zag - naar de boekenkast.

‘Hoe komt het dat de arme jongen niet loopen kan?’ vroeg hij medelijdend.

‘Zij kunnen geen van allen loopen!’ hernam de direkteur, alsof dat iets heel gewoons was. ‘Het hoofd is te zwaar, daarom moeten zij zich altijd van hunne vier uiterste ledematen bedienen om zich voort te bewegen.’

‘Niet eens kunnen loopen! Nu die “denkers” hebben het ver gebracht!’ riep Stofman verontwaardigd uit.

‘Maar waarom zouden zij loopen? Dat kan immers iedereen. Zij kunnen denken en daarmede beantwoorden zij aan hunne bestemming!’

De verontwaardigde Stofman wilde daarop een antwoord geven, dat niet malsch was en keek den bestuurder vlak in het gezicht. Verschrikt deinsde hij achteruit; eerst nu herkende hij deze: het was zijn mededinger, professor Voortman.

‘Hoor eens, professor Voortman,’ bulderde hij hem in het oor, ‘dat had ik beter gedaan.’

‘Gij?!’ riep de andere met de diepste minachting uit. ‘Gij?! Gij hebt niet eens aan uwe bestemming beantwoord? Ik laat onmiddellijk fijnstampen en uit uwe bestanddeelen een nieuw wezen voortbrengen!....’

Stofman stoof woedend op en.... zag plotseling weer den glimmenden koperen ketel alsmede Netje met eenen bezem en eenen natten opneemdoek voor zich.

‘Ik geloof, dat gij hier schoon in slaap zijt geraakt, mijnheer de proveseur,’ zei de huishoudster. ‘Ge kan nu weer naar uwe kamer gaan.’

Het was slechts een droom geweest; hij was niet in gevaar om fijngestampt te worden en zijne hypothese was altijd nog maar eene hypothese. Of hij ze later nog van den leerstoel verkondigd heeft, meldt de geschiedenis niet, maar wij voor ons zouden dit ernstig betwijfelen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken