Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1 (1884-1885)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (59.66 MB)

Scans (1398.27 MB)

ebook (51.63 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1

(1884-1885)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 95]
[p. 95]

De krankzinnige.
Een verhaal naar het Hoogduitsch.

I.

Aan het uiterste einde der straat Santa Rosa in Buenos-Ayres, stond een breed uitslaand, maar laag en onaanzienlijk gebouw, opgetrokken uit donkerroode, verweerde tichelsteenen; de smalle, zuinig genoeg uitgespaarde vensters waren met dikke ijzeren staven voorzien, de zware eikenhouten deur, de eenige ingang van de straatzijde, was met massieve balken bezet. Daarbij was het eenigszins achterwaarts van den weg af gebouwd en werd de voorgrond, die tot het gebouw scheen te behooren, ingesloten door eene verwilderde, maar daardoor nog te dichtere haag van ineen gegroeide, doornachtige cactussen, in welke eene opening was gekapt, nauwelijks ruim genoeg om er, bij de meeste behoedzaamheid, door te gaan, zonder zich aan de doornen te beschadigen.

Hoe levendig de straat Santa Rosa naar het middengedeelte der stad zijn mocht, hier was zij stil en verlaten, en geleek zij inderdaad naar een eenzamen, door sombere cactushagen ingesloten landweg. Aan weerszijden waren grachten gegraven om het water at te leiden, over welke hier en daar eene beslijkte oude plank lag, die naar de deur van een daarachter gelegen erf voerde. De rijweg bestond in den tegenwoordigen regentijd, den Zuid-Amerikaanschen winter, uit eene drabbige slijkmassa, door welke de karren der Pampas met hunne twee kolossale wielen, door lompe buffels getrokken, slechts langzaam konden heenwaden. Zelfs de vlugge GauchoGa naar voetnoot(1) die, nog verre van hier, om gebaanden noch ongebaanden weg zich bekreunde en over de vlakte heen vloog, moest hier zijn wilden galop beteugelen, en liet zijn ongeduldig, schuimend en snuivend paard langzaam door dezen modderpoel voortstappen.

Werd er bijgeval in de Argentijnsche Republiek, waar alles te paard zit, een voetganger aangetroffen, hij zou hier gelegenheid hebben zijn schoeisel en zijn geduld op de proef te stellen. Overigens, dit gedeelte der straat scheen niet meer tot de stad gerekend te worden, en wie van hier iets uit de winkels, midden in de stad gelegen, noodig had, of door bezigheden derwaarts geroepen werd, gaf zich gaarne de moeite daarvoor zijn paard te zadelen.

Maar aan de straat zelve is ons weinig gelegen, 't is ons om het oude huis te doen, en ik heb de eerste alleen daarom zoo nauwkeurig beschreven, omdat ik den lezer een denkbeeld wilde geven, van het vreeselijk sombere en woeste dezer plaats, die nog een te droeviger aanzien krijgt, wanneer men de bestemming verneemt van dat vervallen gebouw. Het was een krankzinnigen-gesticht, door particulieren aangelegd, en later, toen deze niet meer in staat waren het aan te houden, door de regeering overgenomen, doch door deze, tengevolge van de bewegingen des tijds, met eene al te zuinige hand onderhouden. Niettemin bevonden er zich tegenwoordig, in de kamers of cellen van het gesticht elf ongelukkige wezens, waarvan sommige in ketenen en banden geslagen, andere vrij in hunne cellen waren; terwijl het slechts aan enkele vergund was, nu en dan op de afgesloten binnenplaats Gods frissche en verkwikkende lucht in te ademen.

Bij die inrichting was als eerste geneesheer aangesteld, een Argentijn, of eigenlijk een geboren Spanjaard, want ofschoon de republiek zich onttrokken had aan het bestuur van het moederland, telde zij onder hare inboorlingen nog niet zoo veel mannen van wetenschap, dat deze alleen de menigvuldige betrekkingen konden vervullen. Onder hem stonden nog twee jonge geneesheeren, waarvan de eerste in rang een geboren Argentijn uit Cardova, de ander een Zweed was, die met vele zijner landgenooten en Duitschers van Rio-Grande uit Brazilië herwaarts was gekomen, om zijne krachten aan den opkomenden Staat te wijden, en zich hier gemakkelijker een bestaan te verzekeren. Hij heette Stierna en was de Spaansche taal volkomen machtig. Als jongste was aan hem de behandeling opgedragen der lichtste zieken, wier toestand slechts vereischte, dat men van tijd tot tijd naar hen omzag en zorg droeg, dat zij door geene te harde behandeling van ruwe oppassers of doorslecht voedsel zonder noodzaak gekweld en hunne gewenschte herstelling daardoor vertraagd werd.

Don Alvarado, de opperdoktor, kwam zelden, en als 't slecht weer was, nimmer buiten de deur; alsdan was het oppertoezicht opgedragen aan don Pancho, die bovendien nog sommige der zieken uitsluitend zelf behandelde, en bij wie hij den jongen Zweed slechts zelden, en wanneer 't al gebeurde, alleen in zijn bijwezen, toeliet.

Onder deze weinigen, die door don Pancho, en zooals deze beweerde, ook door don Alvarado als ongeneeslijk waren verklaard, behoorde ook een Spanjaard, met een bleek, doch edel gelaat, netjes en smaakvol, ja zelfs elegant gekleed, en die zijn toilet, waaraan hij altijd groote zorg besteedde, ook in dit verblijf van jammer geen minuut verwaarloosde. Het zwarte haar golfde hem glanzig in breede lokken over het voorhoofd; hij droeg een kostbaren diamant aan zijnen linker wijsvinger, terwijl zijn linnen, dat van de fijnste soort was, blonk van helderheid. In al zijn doen was hij bedaard en kalm, een echte gentleman.

Stierna gaf zich, de beide keeren dat hij den zieke in tegenwoordigheid van don Pancho bezocht, alle mogelijke moeite om, in 't een of ander, ook maar 't geringste teeken van zijne kwaal te ontdekken; te vergeefs! de patient was wel wat kort in zijne antwoorden, maar overigens zeer beleefd, vroeg enkel naar teekengereedschap en naar meerdere boeken, en de Zweed zou hem, na die twee bezoeken, nooit voor zinneloos gehouden hebben, als hij hem op eene andere plaats had ontmoet.

Intusschen scheen ook de inrichting hem, boven alle andere lijders, met onderscheiding te behandelen: zijne kamer was met een tapijt belegd, hetwelk den steenen vloer geheel bedekte; hij mocht schrijven en teekenen, er stond zelfs eene kleine bibliotheek ten zijnen dienste, ja, hij werd waarlijk meer als een staatsgevangene, dan als een krankzinnige behandeld, zoodat telkens als hij hem bezocht, de gedachte bij Stierna oprees, dat het lot van dezen ongelukkigen misschien was verbonden aan een even diep als vreeselijk geheim. Reeds een paar malen had hij van zijne kollega's opheldering over dezen persoon gevraagd; 't baatte hem echter niet, want hoe spraakzaam don Pancho anders ook wezen mocht, hier gaf hij den vrager steeds een kort en ontwijkend antwoord, zoodat eindelijk voor dezen de geheele zaak een pijnlijk raadsel werd, waarvan hij, het mocht kosten wat het wilde, het geheim tot in den grond toe, wilde nasporen.

Het toeval was hem hiertoe gunstiger, dan hij wel verwacht had; don Pancho, namelijk, werd plotselijk door hevige koortsen op het ziekbed geworpen, zoodat hij zijne betrekking in geruimen tijd niet konde waarnemen; en ofschoon ook don Alvarado in de eerste dagen zich de werkzaamheden met buitengewonen iever aantrok, en over dag nauwelijks de inrichting verliet, duurde die loffelijke iever niet zoo lang als de koortsen van den tweeden geneesheer aanhielden, en reeds na drie weken liet hij Stierna bij zich roepen. Toen droeg hij aan dezen het dagelijksch toezicht op over alle zieken, terwijl hij hem tot zijne hulp een jongen Engelschen doktor toevoegde, die uit Londen aan den gouverneur Rosas zelfs was aanbevolen, en die sedert aan de inrichting verbonden bleef, ofschoon vooreerst in eene ondergeschikte betrekking, om, namelijk bij ziekte van een der geneesheeren, den waarnemenden dokter de behulpzame hand te bieden.

Na een kort en algemeen overzicht over alle zieken te hebben gegeven, kwam hij ook op den raadselachtigen persoon, op den Spanjaard: don Alvarado waarschuwde Stierna nadrukkelijk, zich niet in uitvoerige gesprekken met dien man in te laten; eens toch was het gebeurd, dat hij, na een zeer levendig onderhoud gevoerd te hebben, een hevigen aanval van bepaalde razernij had gekregen, terwijl hij anders doorgaans kalm en rustig bleef, en maar zelden de gramschap verried, die in zijn binnenste sluimerde.

‘Ik geloof niet,’ vervolgde de oude, ‘dat de Spanjaard, don Morelos, wiens familienaam hier niets ter zake doet, u met zijne luimen lastig zal vallen, wanneer gij u slechts, gelijk u wordt opgedragen, in het minste of geringste niet met hem inlaat, daar hij in den laatsten tijd bijzonder rustig geweest is. 't Kon echter mogelijk zijn, dat hij het deed, en daarom zal het geen kwaad kunnen, ja, zal het misschien wel noodzakelijk wezen, u met de oorzaak van zijne kwaal bekend te maken.

‘Hij kwam met een zeer aanzienlijk vermogen te Buenos-Ayres. Wat er hier met hem gebeurde, gaat ons niet aan, tot op het oogenblik, waarin hij de erkende bruidegom werd der dochter van een onzer eerste federalisten, en hij als zoodanig een rol in onzen kring begon te spelen. Hier kreeg hij echter een lastigen medeminnaar, en zijn vreemd en terugstootend karakter maakte zijne bruid hoe langer hoe afkeeriger van hem. Bij de hartstochtelijke inborst van onze landgenooten kon dit niet lang zonder hevige gevolgen blijven; de medeminnaars vonden, zochten wellicht aanleiding tot twist. Eene uitdaging werd aangenomen, doch don Morelos, misschien reeds toen in eene vlaag van razenij verkeerende, doorstak den getuige van zijne tegenpartij, en verwondde dezen insgelijks zoo zwaar, dat hij voor dood op de plaats bleef, en eerst na een langdurig ziekbed weder herstelde.

‘De policie was hem terstond op de hielen, en slechts een toeval, zegt men, heeft hem uit hare handen gered; een man, namelijk, die hem sprekend geleek, werd op staanden voet in zijne plaats door de policie van onzen hooggeeerden gouverneur omgebracht. Toen hij zich eindelijk, na eene zware ziekte, weder in het openbaar vertoonde, was hij zoo veranderd, dat men hem nauwelijks herkende, en ofschoon men hem een tijd lang zorgvuldig in het oog hield, had men nog geen het minste vermoeden, dat hij zinneloos kon geworden zijn, tot dat hij op eenmaal de betrekking met zijne voormalige bruid, die nu reeds lang met zijn vorigen medeminnaar was gehuwd, weêr met geweid wilde aanknoopen, en daarbij verklaarde en staande hield, dat donna Constantia voor God zijne vrouw was, en dat haar echtgenoot, dien hij met de vreeselijkste verwenschingen overlaadde, zich op eene geheime en bedriegelijke wijze in hare gunst had gedrongen. Hij bracht daarmede al vreemder en vreemder vertelseltjes in verband, en toen eerst kwam men op het denkbeeld, dat hij krankzinnig zou geworden zijn.

‘Toen men hem in zijn wonderlijk leven, - hij bewoonde een klein, armoedig huisje in de voorstad - wat nauwkeuriger naging, twijfelde men daaraan geen oogenblik langer. Eens, terwijl hij in een koffiehuis met iemand, die hem vreemd was, in een levendig gesprek werd gewikkeld, stootte hij dezen plotseling neder, bewerende, dat deze man, drie-en-twintig jaren geleden, zijne zuster had vermoord - en zelf was hij niet ouder dan zeven-en-twintig jaar. Van dit oogenblik af bleek zijne razernij losgebroken te zijn; met het nog bebloede wapen snelde hij naar de woning van donna Constantia, met het oogmerk om haren echtgenoot, don Louis de Gomez, wien hij de afschuwelijkste feiten nagaf, ook te vermoorden. Gelukkig wierp de policie hem, nog even voor hij de deur van diens vertrek bereikte, eenen strik over het hoofd, en bracht hem herwaarts.

‘Wij waren genoodzaakt, hem gedurende de eerste weken in een der beneden-cellen vast te zetten; hij tierde en raasde, en verlangde vrijgelaten te worden; langzamerband echter kwam hij tot bedaren, en gedroeg hij zich weder zoo verstandig dat men het waagde, hem, bij wijze van proefneming, uit de inrichting te ontslaan, hem echter ongemerkt onder toezicht houdende. Deze proefneming had echter schro-

[pagina 96]
[p. 96]

melijke gevolgen kunnen hebben: zijne eerste schreden richtte hij naar de woning van don Louis, en eer men het kon verhinderen, overviel hij den senior, en zou hij hem verworgd hebben, als niet juist de policie daarop toegeschoten ware. Hij houdt sedert dien tijd vol, dat donna Constantia zijne wettige vrouw is, en hij bij haar een vreemden man betrapt heeft, dien hij vermoord zou hebben, en dat hij daarvoor door het gerecht voor een bepaalden tijd is gevangen gezet. Hij gedraagt zich nu kalm en rustig, en ik geloof, dat wij eerst weder eene nieuwe uitbarsting hebben te wachten, zoodra hij meenen zal, dat zijn straftijd hier verstreken is. Wat dan zal gebeuren, moeten wij afwachten.

‘Thans weet gij genoeg,’ eindigde de oude, ‘om uwen patient naar eisch te kunnen behandelen, Zooals ik zegde, spreek zoo weinig mogelijk met hem. Mocht hij intusschen, tegen mijne verwachting, weer spraakzaam worden, en nieuwe dwaasheden uitslaan, dan verlang ik daarvan terstond onderricht te worden.’

Stierna verwijderde zich, en zijn eerste gang was naar de straat Santa Rosa, om de cellen te inspekteeren, maar bovenal om den jongen mensch op te zoeken, die vooral na het zoo even gehoorde, eene onbeschrijflijke belangstelling bij hem opwekte.

De oude don Alvarado had wel waarheid gesproken; don Morelos groette zijne ‘nieuwe kennis,’ gelijk hij hem noemde, uiterst beleefd, scheen echter volstrekt geen lust te hebben om zich met hem in een gesprek in te laten, en drie bezoeken verliepen er, zonder dat de jonge geneesheer, die van ongeduld brandde om het karakter van dezen raadselachtigen lijder te leeren kennen, iets anders uit hem kon krijgen, dan de meest gewone, de meest alledaagsche groeten en beleefdheidsbetuigingen.

Den vierden dag scheen de patient onrustiger dan anders; hij was bewogen en zijn polsslag duidde eenige koortsachtigheid aan. Stierna vroeg deelnemend naar de bijzondere verschijnselen, die de Spanjaard eenvoudig, als uit eene lichte verkoudheid voortkomende, verklaarde. Dit gaf intusschen eenige toenadering tusschen de beide mannen; het scheen wel, alsof er een slagboom tusschen hen weggenomen was, en eer de jonge doktor hem verliet, geraakte de Spanjaard in eene vroolijker stemming, hij lachte en schertste en verhaalde allerlei avonturen uit zijn vorig leven, zonder evenwel een enkel woord te reppen van het tijdperk, hetwelk zijne gevangenzetting onmiddellijk voorafging.

Toen Stierna den volgenden morgen de cel van don Morelos binnentrad, was het alsof hij een ouden vriend begroette, en evenwel had deze in den beginne weêr iets terughoudends: het was als lag hem iets op het hart, dat hij zoo gaarne wilde openbaren, doch waartoe hij den moed maar niet kon krijgen. Stierna gevoelde zulks, meer dan hij het zien kon en met het recht van den geneesheer om den lijder met zijne vragen in het hart van zijne, kwaal te treffen, nam hij hem bij de hand, en verzocht hem, vrij en open met hem als met eenen broeder te spreken, wanneer hij misschien iets voor hem doen, of zijn toestand eenigszins verlichten kon.

De jonge Spanjaard zag hem eerst wel een gansche minuut ernstig en zwijgend strak in het aangezicht, toen schudde hij weemoedig glimlachende het hoofd, en zegde met een diepen zucht, en naar het scheen meer tot zichzelven dan tot den doktor sprekende: ‘Alles te vergeefs: gij zult mij toch niet gelooven; men heeft mij vroeger na zulk eene verklaring altijd veel harder behandeld; Rosas is veel te machtig.’

Stierna zag hem met ontsteltenis aan; deze woorden, ernstig en zonder eenigen hartstocht uitgesproken, klonken geenszins als uit den mond van eenen zinnelooze; en toch, zij openbaart zich op zoo verschillende wijze, die vreeselijkste van alle menschelijke kwalen, de zinneloosheid, wanneer zij de teedere hersenen beroerd heeft, en den onstelden geest slechts in het lichaam schijnt achtergelaten te hebben, om het als een bewusteloos werktuig in ongeregelde en onbesuisde vaart voort te drijven. Is het wonder, dat hij somtijds voor eene korte poos in het effene spoor terug valt en den gebaanden weg volgt? Doch wie weet wanneer en hoe schielijk hij weêr ter linker- of ter rechterzij uitslaat en in de ledige ruimte voortholt!

De Spanjaard wierp een half bespiedenden, half smartelijken blik op het gelaat van den doktor, en als had hij gelezen wat in diens gemoed was omgegaan, liet hij, met het hoofd stil voor zich neergebogen en nauw hoorbaar volgen: ‘Ook hij!’



illustratie
DICHTER EN UITGEVER.
dichter. Zeg eens, mijnheer, de horloge, die gij mij als honorarium voor mijn dichtbundel gegeven hebt, gaat niet.
uitgever. Nu, dan staat gij er al even ver mee als ik; want uw dichtbundel gaat ook niet.


Stierna gevoelde zich in een pijnlijken toestand; het gesprek was op eenmaal veel te ernstig geworden, dan dat hij niet zou ingezien hebben, welk gevaar hij liep, als hij er zich verder in begaf; en hoe kon hij zich nu gevoegelijk weer terugtrekken? Het eenvoudigste scheen nog het gesprek op een ander onderwerp te brengen, doch eer hij daarmede gereed was, stond don Morelos plotselijk op, schudde schamper lachend het hoofd en zeide, terwijl hij een paar maal de kamer op en neêrging:

‘Ik zie 't wel, men heeft u hetzelfde vertelseltje van mij verteld als aan mijne voormalige oppassers; ik ben u afgeschilderd als een dolzinnige, die de vrouwen van andere lieden voor de zijne houdt en de mannen deswege aanvalt, niet waar?’

Hij bleef, terwijl hij deze woorden uitte, met gekruiste armen voor Stierna staan, en er lag iets zegepralends in zijne uitdrukking; want de verrassing van den jongen dokter was duidelijk in zijne trekken te lezen.

‘En gij gevoelt, dat dit slechts hersenschimmen zijn?’ vroeg de Zweed, nadat hij zich van dien indruk hersteld had. ‘Gij houdt u verzekerd, dat deze denkbeelden niet terug zullen keeren?’

‘Lieve vriend,’ zegde de Spanjaard ernstig. ‘God alleen kan instaan voor hetgeen wij zullen worden. Neem gij echter den gezondsten Gaucho van den weg op, sluit hem in een van deze cellen, schreeuw hem in het oor, dat hij zich in een gekkenhuis bevindt, en dat hij zelf gek is: zouden zijne zintuigen niet van staal en ijzer moeten zijn, als hij het niet op het laatst wezenlijk werd? De geest is niet sterk genoeg, om tegen zulk een afgrijselijk denkbeeld altijd, en altijd weder vruchteloos te kampen.’

‘Maar wanneer gij gevoelt, dat gij dat denkbeeld inderdaad hebt afgeschud, zullen zich deze poorten weldra voor u openen; ik wil nog heden met don Alvarado....’

‘Om Gods wille niet;’ viel de Spanjaard hem schielijk en angstig, terwijl hij zijnen arm vatte, in de rede; ‘het eenige gevolg daarvan zoude zijn, dat men u niet weder bij mij toeliet, en ik vrees waarlijk reeds u weer te zullen verliezen.’

‘Maar gij gelooft immers niet, dat men u hier terughouden zou wanneer niet...

“Hoe lang bevindt gij u in de Argentijnsche Republiek?” viel don Morelos op een somberen toon in.

“Tien maanden ongeveer,” was het antwoord.

“Ik vermoedde zulks,” zegde de Spanjaard zacht, daar staan u gewis nog treurige ervaringen te wachten. Weet dan, dat ik het slachtoffer van Rosa's sluwe politiek ben geworden. Hij had mij met veel minder moeite het leven kunnen benemen; hij heeft reeds het bloed van zoo velen op zijn geweten, het mijne zou zijne ziel niet veel zwaarder gedrukt hebben, maar er zal een tijd komen waarin hij het bewijs noodig heeft van mijn leven: het geldt hier familie-aan-gelegenheden, voor welke ik uren zou behoeven om ze u uiteen te zetten, en zoolang hij dus geene geschikte aanleiding kon vinden om mij met eenen schijn van recht in de gevangenis te werpen, was de straat Santa Rosa een voortreffelijk toevluchtsoord voor den ongelukkigen zielelijder.’

‘Maar don Alvarado!

Mag niets anders, lieve vriend; wij wachten ons wel om te dansen, wanneer wij op de dunne kruin van een vulkaan staan. Don Alvarado weet maar al te wel, dat hij den wil des diktators niet wederstreven mag, en dat het hem zelfs als eene misdaad zou kunnen worden aangerekend, wanneer hij ook maar tegen zijnen wensch zou durven handelen. De mashorquerosGa naar voetnoot(1) zijn voortreffelijke overtuigingsmiddelen, en het vereischt sterke spieren, of een vlug paard, om tegen hen eene kans te durven wagen.’

‘Maar die dame?’ sprak Stierna, nog altijd aarzelend en half ongeloovig, ofschoon hem de rustige en vastberadene houding van den Spanjaard hoe langer hoe meer van de waarheid zijner gezegden verzekerde.

‘Die dame?’ vervolgde don Morelos met een weemoedigen glimlach, en hij bedekte zijne oogen voor eene poos met zijne hand, richtte zich vervolgens op, en zeide langzaam en zacht met het hoofd knikkende; ‘Ja, zij verstaan het, zij verstaan het, die duivelen, om iemand het hart in den boezem te pijnigen naar eigen goeddunken, en als het bloedt, schreeuwen zij: “moord! hij is de dader; dat is Gods gericht.” “Neen, senior,” en hiermede wendde hij zich met vuur tot den jongen man, “laat gij uw hart niet mede als getuige optreden tegen het verstand eens ongelukkigen; behandel gij ten minste mij niet als eenen onzinnige. Kunt gij mij niet helpen, laat mij dan althans het geluk van één wezen in mijne nabijheid te weten, dat niet met de overigen samenspant om mij dat te doen worden waarvoor zij mij uitgeven.”

(Wordt voortgezet.)

voetnoot(1)
Gaucho's, de bewoners der afgelegene Steppen of Pampas van het binnenland, maar niet Indianen.
voetnoot(1)
Beulsknechten van den dictator Rosas.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken