Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1 (1884-1885)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (59.66 MB)

Scans (1398.27 MB)

ebook (51.63 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1

(1884-1885)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 127]
[p. 127]

De krankzinnige
Een verhaal naar het Hoogduitsch.
(Vervolg.)

Terstond daarop vatte de stuurman den Spanjaard bij den kraag, en met een hartelijk: ‘ik wil wat zijn, als ik ooit zijns gelijken gezien heb,’ trok hij hem aan boord, en roeide snel naar het schip terug, alsof hij waarlijk vreesde, dat het onbesuisde menschenkind nogmaals in zee zou springen.

Don Gaspar was ter dood toe afgemat, toen hij het schip bereikte Leifeldt kon niet nalaten hem ernstig voor oogen te houden, dat hij zijn leven zoo roekeloos tegenover een visch op 't spel had gezet. De andere verzekerde hem, bij alles wat heilig is, dat hij in de opwelling van het oogenblik volstrekt niet geweten had wat hij deed, en beloofde liem plechtig, zulke dwaze streken niet weder te begaan, zoo dat hij hem eindelijk tevreden stelde, terwijl de kapitein door een glas grog de koude van den bader en den schrik van de overigen deed vergeten.

Reeds dienzelfden avond stak er een lichte koelte op, die gedurende den nacht in een hevigen zuidoosten wind oversloeg, met welken zij spoedig de plaats hunner bestemming bereikten.

De Oporto zeilde op den twee-en-veertigsten dag na haar vertrek van Buenos-Ayres, de haven van Valparaiso binnen, en Leifeldt en don Gaspar namen hun intrek in het Hôtel di Chili.

Laatstgenoemde, die zich tot nu toe had moeten behelpen met hetgeen Leifeldt nog in Buenos-Ayres voor hem had kunnen koopen, had echter nauwelijks eenige kleedingstukken en andere benoodigheden aangeschaft, toen hij weder uitging om, zooals hij zeide, een paar bloedverwanten en goede vrienden op te sporen, die zich jaren geleden naar Valparaiso hadden begeven, en misschien hier nog wel te vinden zouden zijn. De jonge dokter bleef te huis, om de kamer naar zijnen zin in te richten.

Denzelfden morgen, ongeveer ten 11 ure, liet zich een jonkman, onder den naam de Monte Sylva, bij den konsul der Argentijnsche republiek aandienen, en werd door dezen op het vriendelijkst ontvangen.

‘Het is hier altijd een feestdag voor ons,’ zeide de konsul na de gebruikelijke begroetingen, met eene vriendelijke buiging, ‘als wij menschen uit Buenos-Ayres, aan de westzijde der Cordillera's, in den winter eens tijding uit het vaderland ontvangen: de postbode waagt zich slechts zelden in den sneeuw, en moet zulks nog dikwijls en zwaar genoeg boeten; schepen zijn vandaar in den laatsten tijd ook zelden aangekomen. Buenos-Ayres levert weinig op wat van hier ingevoerd zou kunnen worden; de doortocht naar het noorden is ook niet druk, en de walvischvangers, die wij uit de Atlantische zee hier krijgen, wachten zich wel om in dit jaargetijde de door zandbanken en pampero's zoo gevaarlijke La Plata binnen te loopen. Brengt gij ons wat nieuws mede van Buenos-Ayres?’

‘Niets bijzonders,’ hernam don Gaspar de Monte Sylva, de schouders ophalende. ‘Zijne Excellentie volhardt in een hopeloozen strijd tegen Montevideo, alleen zoo het schijnt om de inwoners van die distrikten in beweging te houden. De Engelschen en Franschen protesteeren hier aanhoudend tegen, maar de zaak blijft bij het oude. Men sprak wel in Buenos-Ayres van een gewenschten vredeshandel, doch zooveel ik heb kunnen vernemen, schijnt die nog zeer verre. Wonen hier vele menschen uit Buenos-Ayres?’

‘Neen en ook ja; zij zijn door de gansche stad verspreid, maar uitgezonderd op de beurs, krijgen wij elkander weinig te zien. Hebt gij hier kennissen?’

‘Zeer weinige. Woont hier nog een koopman, don Rodriguez genaamd, die zich voor ongeveer drie jaren in deze stad nederzette?’

‘Neen,’ hernam de konsul, na zich eene poos bedacht te hebben, ‘als ik mij niet vergis, is deze, maar reeds lang geleden, naar Lima vertrokken; hij moet daar andere handelsbetrekkingen aangeknoopt hebben.’

‘Voor korten tijd is ook als gelastigde der Federatie zeker senior.... hoe is ook weer zijn naam?’

‘Don Louis de Gomez?’ zeide de konsul, ‘niet waar, gij meent don Louis; scheelt u iets, senior?’ viel hij zich zelven, terwijl hij opsprong, in de rede, want de jonge man werd zoo bleek als een doode.

‘Mag ik u wel om een glas water verzoeken, senior,’ zeide don Gaspar, haastig opstaande en naar het venster gaande, ‘het is eene soort van hartkwaal, eene benauwheid waaraan ik veel lijdt, maar die ook even schielijk voorbijgaat als zij gekomen is.’

‘Wilt gij niet liever een glas wijn?’ vroeg de Argentijn, eene karaf en een glas van een hoektafeltje nemende en schielijk inschenkende, ‘dat zal u beter bekomen.’

Don Gaspar ledigde, terwijl hij dankend boog, het hem aangeboden glas in éénen teug, en zeide toen lachende:

‘Het is weer over; de schielijke verandering van zee- en landlucht geeft mij zeer dikwijls zulke aandoening, die reeds eenige malen in eene flauwte is geëindigd, zonder echter de minste nadeelige gevolgen achter te laten; maar waarover spraken wij toch?’

‘Ik weet het waarlijk zelf niet meer,’ zeide de konsul lachende; ‘maar ja, over onze landslieden, van don Louis de Gomez. Kent gij hem?’

‘Oppervlakkig,’ hernam don Gaspar onverschillig, maar de hand, waarmede hij den leunstoel omvat hield, werd wit als marmer, ‘hij moet hier heen gegaan zijn.’

‘Wel zeker,’ hernam de konsul, ‘ofschoon hij op dit oogenblik.....’

‘Dan is hij tegenwoordig niet in Valparaiso?’ vroeg don Gaspar sneller en levendiger dan zoo even.

‘Neen; wildet gij hem spreken?’

‘Dat juist niet, maar ik meende slechts...’

‘Hij is naar Lima gegaan,’ zeide de konsul, ‘maar ik wacht hem met ieder schip, dat vandaar komt, terug. Het lag niet in zijn plan, daar zoo lang te vertoeven; doch wanneer ik mij niet vergis, is er zijne vrouw ziek geworden en dit verhinderde zijne afreis. In zijn laatsten brief bepaalde hij zijne terugkomst tegen het midden dezer maand.’

Don Gaspar was naar het venster gesprongen, om naar eenen voorbij galoppeerenden ruiter te zien, hij vatte het vensterraam om zich daaraan vast te houden en zijne ontroering niet te verraden.

‘Niet waar? de namen der reizigers worden in de nieuwspapieren bekend gemaakt?’ vroeg hij na eene korte poos, terwijl hij zijnen hoed nam om te vertrekken.

‘Wel zeker,’ hernam de konsul, ‘ofschoon niet altijd nauwkeurig, want soms worden er namen uitgelaten, of dikwijls verkeerd gedrukt, maar wanneer gij er belang in mocht stellen....’

‘Ik dank u hartelijk,’ viel hem de jonge man in de rede; ‘het is eigenlijk slechts nieuwsgierigheid, of misschien ook wel een edeler gevoel, het verlangen namelijk naar hen, die eens met ons, in een thans ver verwijderd land, dezelfde lucht hebben ingeademd.’

‘Herhaal dan ten minste spoedig uw bezoek,’ zeide de konsul, hem vriendelijk de hand reikende. ‘Gij zult mij steeds welkom zijn. Het schoone weder, dat wij tegenwoordig genieten, brengt ons ook misschien den post over de bergen, en dan bekomen wij versche berichten uit de hoofdstad.’

Don Gaspar dankte hem hartelijk maar het was alsof hij door eene zekere onrust werd voortgedreven; hij snakte naar de vrije lucht, en had nauwelijks de deur achter zich gesloten, of hij liep snel de straat af, en den eersten hoek rechts, naar het water toe inslaande, vervolgde hij den weg, die tot den vuurtoren geleidt, van waar men een ruim uitzicht op de zee heeft.

De konsul bleef, toen don Gaspar de kamer had verlaten, nog een geruimen tijd in gepeins verdiept staan; eindelijk echter nam hij, het hoofd schuddende, eene zilveren snuifdoos uit den zak, zette zich lachend voor zijne schrijftafel en mompelde zacht voor zich heen: ‘Een wonderlijke kwast!’

Don Gaspar gaf zich niet eenmaal den tijd om adem te scheppen voor hij de hoogte bereikt had, op welke de vuurtoren stond, en van waar men de ruime zee naar het noorden, westen en zuiden heerlijk overzien kon. Hier en daar waren eenige zeilen, heldere witte punten op den donkerblauwen grond, aan den horizon zichtbaar. Eene brik maakte zich uit de haven los en zocht het ruime sop, en een kleine schooner kwam met verschoten zeilen uit het westen, waarschijnlijk om kokosnootolie en paarlemoer van de eilanden tegen katoen, messen, bijlen en glaskoralen in te ruilen.

De jonge Spanjaard bleef wel een uur lang op deze plaats, welke des namiddags door de beaumonde van Valparaiso druk bezocht wordt. Toen echter aan den lust, die hem hier heen gedreven had, namelijk om naar naderende zeilen uit te zien, voldaan was, liep hij de eerste straat af, die naar de stad geleidde. De marktstraat door de straat San-Francisco bereikende, wilde hij deze opwaarts volgen, toen hij geroepen werd en Leifeldt herkende, die zonder bepaald doel door de stad ronddwalende, hem verzocht met hem de AlmendralGa naar voetnoot(1) af te gaan, aan welks lager einde een kortelings aangekomen Engelsche dokter wonen moest, dien hij gaarne wilde spreken. De hoofdstraat der stad loopt hier dicht om den rotsigen voet eens heuvels, op welks kruin de katholieke begraafplaats van Valparaiso ligt, van waar men de stad en haven overzien kan. De weg is hier zoo smal van den berg afgenomen, dat aan de overzijde niet eens eene rei huizen of hutten kon gebouwd worden, maar de naakte rots den smallen rijweg steil en nauw begrenst.

De dag was inmiddels reeds vrij ver gevorderd en de middag lang voorbij. De straten werden ook hoe langer hoe levendiger. Vele ruiters met hun vreemdsoortig Chileesch tuig, kolossale houten stijgbeugels, reusachtige sporen en hoog opgetuigde zadels, van groene en roode mantels, poncho's genaamd, omslingerd, draafden door de stad, want de galop is daar verboden. Opene drosky's of fiacres, met twee paarden bespannen, het eene in de dissels loopende, het andere aan den vastgesnoerden riem bevestigd, ratelden voorbij, en eene menigte voetgangers slenterden langzaam, meest allen naar den vuurtoren, om daar het uitzicht op zee te genieten, of ook wel om kleine feestjes af te spreken, en met de avondkoelte naar huis te keeren.

De beide vrienden stapten langzaam het gaanpad af, de verschillende groepen, die hen ontmoetten, opnemende; en hoe droefgeestig en somber don Gaspar gestemd was toen Leifeldt hem ontmoette, de donkere bui scheen, door het levendig gewoel, dat hem omgaf, verdreven te worden, even als eene zomerwolk verdwijnt voor de zon.

Leifeldt was reeds dikwijls in de gelegenheid geweest, deze schielijke afwisseling in 't karakter zijns vriends waar te nemen, en don Gaspar zelve hierop opmerkzaam gemaakt, stemde dit toe, maar beweerde, dat zijn verblijf in de gevangenis hiervan de voorname, zoo niet de eenige oorzaak was. Nog dikwijls overviel hem een wild, angstverwekkend gevoel, dat hij niet van zich af kon weren, met gewicht drukte het hem dan ter neer, en hij kon nauwelijks ademhalen onder dien last. Even gelijk echter eene krachtige windvlaag met één ruk uit de bergholen dringt en over de vlakte heen strijkt, zoo was ook een zonnestraal, een vriendelijk gelaat, een gulle scherts, dikwijls voldoende,

[pagina 128]
[p. 128]

al deze sombere wolken van zwaarmoedigheid te verdrijven, en dagen aaneen gevoelde hij zich dan weer zoo wel, alsof hij van eene zeer zware ziekte genezen was.

‘En hoe vindt gij de schoone sekse in Valparaiso, Gaspar?’ vroeg Leifeldt den jongen man, toen hun juist een gezelschap jonge dames al lachend en schertsend voorbij ging.

‘Goed,’ zeide de jonge man vriendelijk, ‘er zijn lieve, goedhartige gezichten onder. De dames uit het koude noorden zijn schoon en deugdzaam, daaraan twijfel ik in het geheel niet, maar het komt mij altijd voor alsof haar een hart ontbreekt.’

‘Dat kunt gij echter niet van allen zeggen,’ hernam Leifeldt lachend, ‘zie bij voorbeeld dit beminnelijk wezen, dat ons hier met dien kleinen knaap, waarschijnlijk een broertje, tegenkomt; dat moeten Engelschen zijn, maar nooit in mijn leven zag ik schooner meisje.’

Don Gaspar volgde met zijne oogen de door Leifeldt aangewezene richting en zag een waarlijk schoon meisje, de straat op, hun te gemoet komen. Zij had eene oude en, naar het scheen, ziekelijke dame aan den arm, die zij voorzichtig geleidde en een kleine driejarige knaap liep voor haar uit.

‘Zie, Jenny, lieve hondjes, daarboven,’ zeide de kleine in zijn halfgebroken dialekt tot het meisje, en wees met een klein handje naar den overkant van de straat, waar een klein, zwart hondje tegen eenen aankomenden boot luid blafte, sprong en met den staart kwispelde, ‘dat zal ik halen.’

De vrienden waren intusschen de dames genaderd, en toen zij, voor haar plaats makende, voorbij gingen, zeide Jenny tot den kleine, die haar aangesproken had, op vermanenden toon: ‘Laat dat hondje daar, Bill, het kon u bijten, en gij moogt ook niet alleen op den rijweg loopen, kom hier bij mij.’



illustratie
de conjugateur.




illustratie
wandelstok en regenscherm te gelijk.


Of Bill de waarschuwing hoorde of niet, hij sloeg er geen acht op: het hondje was al te lief en aardig, en dat langzaam gaan achter de oude zieke grootmoeder begon Bill ook erg te vervelen; en zoo liep hij met de kleine, zwakke beentjes voort, met het oogmerk om het vroolijke zwarte beestje van de overzijde te halen.

‘Uit den weg, uit den weg!’ riep men van de hoogte af, en een wagen kwam nader. ‘Bill!’ riep het jonge meisje in doodsangst uit, toen zij, omziende, het kind op den rijweg zag, en besefte, dat zij de zieke moeder niet los kon laten. ‘Bill, in Gods naam!’

Leifeldt en don Gaspar waren op dezen uitroep blijven staan, en de laatste liet Leifeldt's arm los om dus vrijer de straat te kunnen overzien; maar zij behoefden niet lang naar de oorzaak te raden; want in hetzelfde oogenblik vloog eene der gewone drosky's door hollende paarden voortgerukt, de straat af, en Leifeldt berekende met ontzetting, hoe het eerstvolgende oogenblik, juist hier op het engst gedeelte des wegs, het kind onder de hoeven der paarden zou verpletterd worden.

Eer iemand nog in staat zou geweest zijn een sprong te doen om het kind aan het gevaar te ontrukken, vlogen de brieschende dieren schuimbekkende nader, en een algemeene kreet van ontzetting drong uit de borst der sidderende toeschouwers, die door den te voorzienen dood des kinds, hunnen eigen gevaarlijken toestand geheel vergaten, toen don Gaspar, zonder een woord te spreken en het gevaar niet kennende, in 't welk hij zich begaf, of dit verachtende, van het gaanpad af en vlak voor den kop van het gezadelde paard sprong, zoo dat dit hoog opsteigerde en op hem neder dreigde te komen. Het zij echter het andere paard den uitgestrekten linker arm van den toegesprongene had gezien, het zij het den plotselingen tegenstand gevoelde, het week rechts af, en daar don Gaspar in de opgewondenheid van het oogenblik de teugels veel te vast had gegrepen, om ze weer schielijk te kunnen loslaten, rukten de woedende dieren hem mede over den lagen houten barreel. Deze bezweek onder dien aanval: de wagen viel om en sleepte, terwijl de stukken er afvlogen, achter de paarden aan, die over ruw opgeworpen steenhoopen heenvlogen, en op het onvoorzienst, in den vloed, die zich achter die steenhoopen voor hen uitstrekte, neerstortten.

Don Gaspar zonk bloedend en bewusteloos op den dijk neder, maar het kind was gered.

Zoo schielijk was echter het hier beschrevene gebeurd, zoo plotseling had de koene sprong des jongen mans de paarden ter zijde geworpen, dat het gevaar reeds lang voorbij was, toen de toeschouwers nog naar het kind zagen, dat verschrikt was. Eerst toen Leifeldt toesprong, het knaapje greep, en aan zijne jonge verzorgster teruggaf; eerst toen deze naast de moeder op de knieën viel en den geredden lieveling met een vurig dankgebed aan het hart sloot, toen eerst werd de menigte uit hare bedwelming gerukt, en een algemeene jubel prees de koene daad.

Terwijl zich nu eenige mannen naar de overzijde begaven, om den gewonde op te nemen en Leifeldt hetzelfde voornemen had, werd hij door eenen angstkreet, die de lippen der jonkvrouw onglipte, teruggehouden, en nog bij tijds schoot hij toe, om de oude dame voor een onvermijdelijken val te behoeden, die, versteend van schrik, toen zij het gevaar van haar kleinkind zag naderen, thans, nu het vreeselijk oogenblik voorbij was, bewusteloos ineenzonk.

De jonge doktor nam de lijderes zacht in zijne armen, maar stond eenige oogenblikken besluiteloos wat te doen; want hoe kon hij den gewonden, bewusteloozen vriend achterlaten; en wat zou hij intusschen met de oude dame beginnen?

‘Daar boven, slechts weinige huizen van hier, wonen wij,’ fluisterde de zachte smeekende stem van het meisje, ‘en uw vriend, onze beschermengel, kan daar verpleegd worden.’

‘Goddank!’ zeide Leifeldt uit den grond zijns harten, en terwijl hij de personen, die don Gaspar opgenomen hadden en over de straat droegen, toeriep hem te volgen, ging hij zoo snel zijn last hem zulks veroorloofde naar het aangewezene en niet ver verwijderde huis.

 

(Wordt voortgezet.)

voetnoot(1)
Almendral, een voornaam gedeelte van Valparaiso.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken