Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2 (1885-1886)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (60.12 MB)

Scans (1363.93 MB)

ebook (52.94 MB)

XML (2.92 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2

(1885-1886)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Wetenswaardigheden.

De hamster.

De hamster is oorspronkelijk een bewoner van het noordelijke en oostelijke gedeelte van Europa en wordt in Duitschland bijna overal aangetroffen. Ook in Zuid-Limburg heeft hij zich inheemsch gemaakt gedurende de laatste jaren.

De hamster is 25 centimeters lang, roodachtig geel en van onderen zwart. Te midden van bebouwde akkers of in de nabijheid daarvan graaft hij zijne kunstvrije woning. Deze bestaat uit verschillende kamers en gangen, van welke de eene tot voorraadschuur, de andere tot woning en de derde tot bergplaats voor uitwerpselen dient.

Eerst graaft de hamster een schuine benedenwaarts loopenden gang; aan 't einde daarvan holt hij den grond uit tot eene groote bolronde ruimte, waarvan de wanden geheel glad worden gemaakt en de bodem bedekt met zacht hooi. Uit deze holte, die tot woonkamer dient, geleidt een tweede loodrechte gang naar boven. Deze dient tot ingang, de eerste schuins loopende tot den uitgang.

't Wijf je, dat nooit met 't mannetje samen woont, maakt verschillende loodrechte gangen, vermoedelijk om aan hare talrijke jongen, die van vier tot zestien kunnen bedragen, beter gelegenheid te geven in 't hol te vluchten.

Van zijn woonvertrek uit graaft nu de hamster nog andere gangen, die telkens in een wijd gedeelte uitloopen, dat hem tot voorraadschuur dient.

Gestadig gaat hij met dit aanleggen van voorraadschuren voort, zoodat de woningen van oude hamsters soms tot anderhalven meter onder den grond doordringen en 't geheele stelsel van kamers en gangen van twee tot drie meters middellijn heeft.

De hamster is een zeer bijterig dier, dat zich zelfs tegen de menschen met woede verdedigt. Hierbij zet hij zich op de achterste beenen, eene houding, die hij veel aanneemt, vooral bij 't eten. 't Verzamelde voedsel bestaat uit graan, boonen, erwten en andere plantenzaden. Zij bedienen zich tot 't vervoer van hunne wangzakken, die meer dan een tiende liter op eens kunnen bevatten. Ook is 't voedsel, dat zij bijeenbrengen, zeer aanmerkelijk en buiten alle verhouding met hunne wezenlijke behoeften. Doch evenals de door den gierigaard opgestapelde schatten niet zelden aan hem onbekende neven en nichten ten deel vallen, zoo komen ook de magazijnen der hamsters in streken, waar het voedsel schaarsch is, aan de arme inwoners ten goede.

Eene enkele hamsterwoning bevat somtijds meer dan 50 Kg. Hieruit volgt, dat waar de hamsters eenigszins talrijk zijn, zij groote schade kunnen aanrichten. 't Uitloven van premiën is 't eenige middel, dat krachtdadig op de uitroeiing dezer dieren werkt. Zoo werden in 1817 aan de stedelijke regeering van Gotha niet minder dan 111817 in den omtrek der stad gevangen en gedoode hamsters afgeleverd.

Mieren eieren.

Ieder vogelliefhebber weet welk een onwaardeerbaar geschenk der natuur de mieren-eieren zijn; dat zij echter ook, en wel in het bijzonder op de Berlijnsche markt een niet onbeduidend handelsartikel uitmaken, zal wel niet aan iedereen bekend zijn.

Wanneer men bijvoorbeeld in den nacht voor den wekelijkschen marktdag over de Gendarmenmarkt gaat, zal men voor den Duitschen dom dozijnen zakken opgestapeld zien liggen. Deze zakken bevatten voor verre het meerendeel ‘mieren-eieren,’ die door de verkoopers, meestal landlieden uit den omtrek van Bernau, zelve gezocht en verzameld zijn.

Wat dit laatste aangaat, dat is niet zoo omslachtig als het met het oog op de mierenhoopen wel schijnt. Heeft de verzamelaar, hetgeen in de uitgestrekte bosschen, die tot het gebied der Markt behooren, volstrekt niet moeilijk is, eenen grooten mierenhoop gevonden, dan onderzoekt hij eerst of er ook eieren in zijn. Is dit het geval, dan verstoort hij den mierenhoop door deze als een koek uit te spreiden. en maakt er dan rondom heen gaten, zoo groot als eene vuist, in den grond en bedekt die met een boomblad. Nu haasten zich die mieren, in den waan, dat zij hare jongen in veiligheid brengen - want de mieren-eiren zijn geene wezenlijke eieren, maar de larven (poppen) der mieren, de zoogenaamde eieren in de gaten te dragen. Daaruit neemt de inzamelaar ze dan later; hij laat dus den grootsten arbeid de diertjes zelven verrichten.

Per centenaars worden deze eieren wekelijks naar Berlijn op de markt gebracht, waar zij dadelijk door de handelaars in vogels worden opgekocht. De prijzen wisselen met de jaargetijden, maar zijn naar verhouding vrij hoog. In den herfst komen bovendien nog wagenladingen vol gedroogde mieren eieren uit Rusland op de staties aan om de handelaars in vogels van hunnen wintervoorraad te voorzien. Deze tak van handel is ook eene bijzonderheid en zeker een der eigenaardigsten.

Paardenkracht.

Niet algemeen bekend is wellicht de oorsprong van het woord paardenkracht, de kracht die per seconde een gewicht van 75 kg. 1 Meter hoog kan opheffen.

Het was in de bierbrouwerij Witbread, dat Watt de eerste toepassing deed van zijne stoommachine. Deze moest den molen vervangen, bestemd om water op te voeren. De brouwer, van den stoom gelijke werking als van zijne paarden wenschende te erlangen, stelde aan Watt voor, om een paard gedurende 8 achtereenvolgende uren te laten werken en om de werking van de stoompaardekracht te gronden op het gewicht water dat in die 8 uren door het paard omhoog zou zijn gevoerd. Dit voorstel werd door Watt aangenomen.

De brouwer nam daarop zijn beste paard (men weet dat de paarden van de bierbrouwerijen van Londen om hun lichaamsbouw vermaard zijn) en liet dit, zonder de zweepslagen te sparen, acht uren achtereenvolgens werken. De daarop gemeten hoeveelheid water bedroeg 2,120,000 kgr. of 75,6 kg. 1 Meter opgevoerd in 1 seconde.

Aardappel-kaas.

Met dit produkt is volstrekt niet te lachen, integendeel, 't is eene spijs, die in Saksen en in sommige streken van Duitschland veel genuttigd wordt. Men zegt dat ze voedzaam en zeer aangenaam van smaak is?

Mochten er onder onze lezers gevonden worden, die de bereiding daarvan eens beproeven willen; wij bieden hun hierbij het echte recept aan.

Men neemt daarvoor witte aardappelen, die goed volwassen en volkomen gaaf zijn, na ze geschild te hebben worden ze gekookt en vervolgens tot deeg geperst. Bij elke 5 pond aardappeldeeg of moes voegt men eenen halven liter afgeroomde zoete melk en zout in voldoende hoeveelheid, alles zorgvuldig goed ondereen mengende.

In dezen toestand bewaart men die deeg 4 of 5 dagen, waarna men de massa nogmaals ter dege doorkneedt en den deeg in steenen of houten vormen doet.

Nadat deze kunst-kaas gedurende een veertiental dagen in eene donkere plaats gestaan heeft, is hij goed om geëeten te worden. Hoe ouder hij wordt des te beter; op eene droge, koele luchtige plaats bewaard, wordt hij des te smakelijker en kan zeer lang duren.

De liefhebbers van aardappel-kaas geven er verre de voorkeur aan boven den gewonen mageren kaas.

Wat doen de bladeren?

De hoofdverrichting der bladeren is, den plant van de noodige hoeveelheid lucht te voorzien en de uit te wasemen bestanddeelen te doen ontsnappen. 't Zijn dus de ademhalingswerktuigen des plants. Hieruit volgt, dat hij niet met eene laag stof bedekt mag wezen. Heeft de plant geene gelegenheid behoorlijk versche lucht in te ademen en de uitwasemingen te volbrengen, dan zal hij evengoed gaan kwijnen als mensch of dier, wie de gelegenheid tot ademhaling wordt belemmerd, of wie eene laag vuil de uitwaseming belet. Denkt er om, dames! bij uwe kamerplanten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken