Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2 (1885-1886)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (60.12 MB)

Scans (1363.93 MB)

ebook (52.94 MB)

XML (2.92 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 2

(1885-1886)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Zijne wraak.
Naar het Engelsch van Wilkie Collins.
(Vervolg.)

Hoofdstuk III.

Clara voelt zich nog meer gedrukt dan ooit na het gesprek met mevrouw Crayford. Zij gevoelt zich te ongelukkig om den opwekkenden invloed van den dans te ondervinden. Na een toer door de zaal te hebben meegemaakt, klaagt zij over vermoeidheid. Mijnheer Francis Aldersley ziet in de richting van den wintertuin (die er nog even uitlokkend koel en ledig uitziet), geleidt haar daarin terug, en laat haar plaats nemen op eene bank tusschen de heesters. Zij doet eene poging - maar eene zeer zwakke - om hem te verwijderen.

‘Laat ik u niet van den dans afhouden, mijnheer Aldersley.’

Hij gaat naast haar zitten en vestigt in verrukking zijne oogen op haar lieftallig en nedergebogen gelaat, dat zij niet waagt tot hem op te heffen. Hij fluisterde haar toe:

‘Noem mij Frank.’

Zij haakt er naar hem Frank te noemen - zij bemint hem van ganscher harte. Maar de waarschuwende woorden van mevrouw Crayford klinken haar nog in de ooren.

Zij opent hare lippen niet. Haar minnaar schuift nog iets nader bij haar en vraagt haar eene andere gunst. Alle mannen zijn dezelfden in zulke oogenblikken. Stilzwijgen moedigt hen ontwijfelbaar aan nogmaals eene poging te doen.

‘Clara! hebt ge vergeten wat ik gisteren op het concert tot u zeide? Mag ik het herhalen?

‘Neen!’

‘Morgen zeilen wij uit naar de IJszee. Wellicht kom ik in lange jaren niet terug. Laat mij niet zonder eenige hoop vertrekken! Denk eens na hoe eenzaam en verlaten 't daar in het donkere Noorden zijn zal! Maak het verblijf daar een gelukkig verblijf voor mij.’

Ofschoon hij met mannelijk vuur spreekt, is hij weinig meer dan een jongeling: pas twintig jaar oud - en hij gaat zijn jeugdig leven in de ruwe poolstreken wagen! Clara heeft zulk een diep medelijden met hem als zij nog nooit voor een ander menschelijk wezen heeft gevoeld. Hij vat zacht hare hand. Zij tracht die terug te trekken.

‘Hoe! zelf die kleine gunst weigert ge me op den laatsten avond?’

Haar liefderijk hart kan zich, ondanks haarzelve, niet verloochenen. Haie hand blijft in de zijne rusten en voelt een zachten, innigen druk. 't Is met haar gedaan. Nu is het nog maar eene kwestie van tijd!

‘Clara! hebt gij mij lief?’

Er heerscht een oogenblik stilte. Zij deinst er voor terug hem aan te zien - een wonderlijk gevoel van smart en vreugde maakt zich van haar meester - zij siddert. Zijn arm windt zich om haar middel; hij herhaalt fluisterend zijne vraag; zijne lippen raken bijna haar klein rozerood oor aan als hij nogmaals vraagt:

‘Hebt gij mij lief?’

Ongevoelig sluiten zich hare oogen - zij hoort niets anders dan die woorden - voelt niets meer dan zijn arm om haar heen - vergeet de waarschuwing van mevrouw Crayford - vergeet zelfs Richard Wardour - keert zich plotseling tot hem, met de wanhopige onverschilligheid eener minnende vrouw voor alles behalve voor hare liefde - laat haar hoofd op zijne borst zinken en antwoordt hem dan eindelijk!

Hij heft het schoone neergebogen hoofd op - en drukt een kus op hare wang - beiden voelen een hemel van gelukzaligheid. Clara is het die hem 't eerst met een schrik tot de aarde terugvoert - zij is het die zegt: ‘O, wat heb ik gedaan?’ - eene vraag die altijd gedaan wordt, als het te laat is.

Frank beantwoordt die vraag.

‘Gij hebt mij gelukkig gemaakt, mijn engel. Als ik nu terugkom, kom ik om u mijne vrouw te doen worden.’

Zij siddert. Zij denkt bij die woorden weder aan Richard Wardour.

‘Denk er aan!’ zegt zij, ‘niemand mag weten dat wij verloofd zijn voor ik u verlof geef dit openbaar te maken. Vergeet het niet!’

Hij belooft er aan te zullen denken. Hij tracht nogmaals zijn arm om haar heen te slaan. Neen! Zij is thans zichzelve weer meester; nu heeft zij de macht hem weg te zenden.

‘Ga!’ zegt zij. ‘Ik moet mevrouw Crayford spreken. Zoek haar. Zeg haar dat ik hier ben en op haar wacht. Ga dadelijk, Frank - om mijnentwil!’

Er blijft hem niets anders overig dan te gehoorzamen. Zijne oogen verlustigen zich nog eenmaal in de aanschouwing van hare schoonheid. Hij snelt heen om den hem opgedragen last te volvoeren - de gelukkigste man in de zaal. Vijf minuten geleden was zij slechts de zijne voor den dans. Hij heeft gesproken - en zij heeft zich verbonden de zijne te zijn voor 't leven.

Hoofdstuk IV.

Het was niet gemakkelijk mevrouw Crayford in de volle zaal te vinden. Terwijl hij bezig was te zoeken, werd Frank een vreemdeling gewaar, die ook naar iemand scheen te zoeken. Hij was een sterkgebouwd man met een donker gelaat, zware wenkbrauwen, gekleed in een oud versleten zeeofficiers-uniform. Zijne manieren - opmerkelijk vastberaden en zelfbeheerschend - duidden onmiskenbaar den gentleman aan. Langzaam bewoog hij zich door de menigte heen, bleef staan bij iedere dame, die hij voorbijging, en vervolgde dan weder zijn weg met gefronst voorhoofd. Eindelijk was hij tot den wintertuin doorgedrongen - trad er, na zich een oogenblik bedacht te hebben, binnen - zag in de verte tusschen de heesters en bloemen een wit gewaad schemeren - trad nader om de dame van nabij te zien - en stond, een kreet van vreugde slakende, voor Clara.

Zij sprong overeind. Zij stond tegenover hem, sprakeloos, onbewegelijk, versteend van schrik. Hare oogen alleen flikkerden - de oogen, die haar zeiden dat zij Richard Wardour voor zich zag.

Hij was de eerste die sprak.

‘Het doet mij leed dat ik u schrik aanjoeg, lieve. Ik vergat alles behalve het geluk u weer te zien. Eerst twee uren geleden lieten wij de ankers vallen. Ik had eenigen tijd noodig om te onderzoeken waar gij waart en 't kostte mij ook eenigen tijd eene toegangskaart te bekomen, nadat ik vernomen had dat ge op 't bal waart. Wensch mij geluk, Clara! ik ben bevorderd. Ik ben teruggekomen om u mijne vrouw te doen worden.’

Eene plotselinge verandering was op haar doodsbleek gelaat waar te nemen. Een lichte blos kwam op hare wangen, hare lippen bewogen zich. Zij richtte schielijk eene vraag tot hem.

‘Hebt gij mijn brief ontvangen?

Hij sidderde. ‘Een brief van u? Neen, ik ontving dien nooit.’

De plotselinge gloed verdween weer van haar gelaat. Zij deinsde achteruit en zonk in een stoel neder. Hij naderde haar, verrast en ontzet. Zij kromp in den stoel ineen - kromp ineen alsof zij bang voor hem was.

‘Clara! ge hebt mij zelfs nog niet eens eene hand gegeven! Wat beteekent dat?’

Hij zweeg, wachtte en zag haar aan. Zij antwoordde niet. Een vonk van drift flikkerde in zijne oogen. Hij herhaalde zijne laatste woorden op luider en vaster toon:

‘Wat beteekent dat?’

Ditmaal antwoordde zij. Zijn toon had haar gekwetst - zijn toon had haar den moed teruggegeven, die haar dreigde te ontzinken.

‘Het beteekent, mijnheer Wardour, dat ge u van het eerste oogenblik afaan, vergist hebt.’

[pagina 312]
[p. 312]

‘Waarin heb ik mij vergist?’

‘Ge hebt een verkeerden indruk opgevat en hebt mij de gelegenheid niet gegeven u uit den waan te brengen.’

‘Waarin bestond die waan?’

‘Gij zijt te haastig geweest en hebt te veel vertrouwen op u zelf en op mij. Ge hebt mij geheel en al misverstaan. Het smart mij u verdriet te moeten aandoen, maar voor uw eigen bestwil moet ik openhartig spreken. Altijd zal ik u vriendschap toedragen, mijnheer Wardour. Uwe vrouw zijn, kan ik nooit.’

Werktuigelijk herhaalde hij de laatste woorden. Hij scheen er aan te twijfelen of hij wel goed verstaan had.

‘Nooit kunt gij mijne vrouw zijn?’

‘Nooit!’

‘Waarom?’

Zij zweeg. Zij was niet in staat eene leugen te zeggen. Zij schaamde zich hem de waarheid mede te deelen.

Hij boog zich over haar heen en vatte eensklaps hare hand. Hare hand vasthoudende, boog hij zich nog een weinig dieper over haar heen om te trachten in haar gelaat het antwoord te lezen, dat zij niet geven kon. Zijn eigen gelaat betrok naarmate hij haar langer aanzag. Hij begon haar te verdenken - en gaf dit in zijne volgende woorden te kennen.

‘Er is iets dat u ten mijnen opzichte heeft veranderd, Clara. Iemand heeft u tegen mij ingenomen. Is die iemand - ge dwingt mij die vraag te doen - een ander man?’

‘Gij hebt het recht niet mij dit te vragen.’

Hij ging voort, zonder acht te slaan op hetgeen zij tot hem zeide:

‘Is die andere man tusschen u en mij gekomen? Ik spreek mijnerzijds open en rond. Wees gij even openhartig.’

‘Ik heb gesproken. Ik heb niets meer te zeggen.’

Wederom heerschte er een oogenblik stilte. Zij zag de waarschuwende lichtvonken, die het vuur verrieden, dat in zijn binnenste woedde, al grooter en grooter worden. Zij voelde hoe hij hare hand al vaster en vaster omklemde. Hij deed voor de laatste maal een beroep op haar.



illustratie
Redding der oude vrouw van het gestrande vaartuig.
TEN SPEELBAL AAN DE GOLVEN.


‘Bedenk u,’ zeide hij, ‘bedenk u voor het te laat is. Uw stilzwijgen helpt u niet. Indien gij blijft weigeren mij te antwoorden, zal ik uw stilzwijgen als eene bekentenis beschouwen. Verstaat gij mij?’

‘Ik versta u.’

‘Clara Burnham! Ik laat den spot niet met mij drijven. Clara Burnham! Ik verlang de waarheid te weten. Hebt ge mij bedrogen?’

Met de fijne gevoeligheid der vrouw kwetste haar het beleedigende dier vraag, waarin hij haar in haar gezicht van ontrouw beschuldigde.

‘Mijnheer Wardour! ge gaat te ver door op die wijze rekenschap van mij te vragen. Ik heb u nimmer iets gezegd wat zweemt naar eene belofte.’

Hartstochtelijk viel hij haar in de rede voor zij iets meer kon zeggen.

‘Ge hebt u in mijne afwezigheid verloofd. Uwe woorden getuigen het; uw blik bewijst het! Ge zijt verbonden met een ander man!’

‘Al heb ik mij verbonden, welk recht hebt gij, u daarover te beklagen?’ antwoordde zij op vasten toon. ‘Welk recht hebt gij, mijne daden na te gaan......?’

De volgende woorden bestierven haar op de lippen. Hij liet plotseling hare hand los. Eene merkbare verandering was in de uitdrukking van zijne oogen zichtbaar - eene verandering die haar de vreeselijke hartstochten deed aanschouwen, die zij in hem had opgewekt. Zij las iets in zijne oogen, iets donkers dat haar deed sidderen - niet voor haar zelf, maar voor Frank.

Langzamerhand verdween de donkere kleur van zijn gelaat. Zijne zware stem gings eensklaps tot een zachten, kalmen toon over, toen hij de woorden tot afscheid sprak:

‘Zeg niets meer, miss Burnham - ge hebt genoeg gezegd. Ik heb antwoord ontvangen; ik kan gaan.’ Hij zweeg een oogenblik, en haar naderende, legde hij zijne hand op haar arm. ‘De tijd kan wellicht komen,’ zeide hij, ‘dat ik u vergeven zal. Maar wee den man die mij u ontstolen heeft; hij zal den dag betreuren, waarop hij u 't eerst ontmoette.’

Hij wendde zich om en verliet haar.

 

Een paar seconden later ontmoette mevrouw Crayford, die zich naar den wintertuin wilde begeven, een der aanwezigen. De man bleef staan alsof hij haar iets te zeggen had.

‘Wat is er van uw verlangen?’ vroeg zij.

‘Vergeving, mevrouw. Hebt gij wellicht ook een reukfleschje bij u? In den wintertuin is eene jongedame in zwijm gevallen.’

 

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken