Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3 (1886-1887)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (74.23 MB)

Scans (1387.69 MB)

ebook (66.59 MB)

XML (2.80 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3

(1886-1887)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 81]
[p. 81]

[Nummer 11]

Onze gravures.

Aan zee.

Het badseizoen, dat gewoonlijk loopt van 1 Juni tot 15 October, spoedt ten einde. Van de duizenden, die het weelderig genot van het dolce far niente, met eene beurs vol goudstukken voor oorkussen, smaken kwamen, blijven nog slechts luttel dralers over, voor welke de wegstervende Zomer aan de zee nog eene heimnisvolle schoonheid vol boeiende aantrekkingskracht bijzet. Van al de bedrijvigheid en pracht, waarmede zich Oostende op onze gravure voordoet, bestaat nog slechts eene flauwe afspiegeling, die weldra zelfs geene schaduwe nalaten zal; want in den Winter is alle pleizierleven aan het zeestrand verbannen, worden tenten en badkoetskens weggeborgen, villa's en feestzalen gesloten en jaagt de ijzige noordenwind al degenen van den Dam, die er niet door hunne bezigheden geroepen worden. Oostende bereidt zich voor haren winterslaap, om even als de sluimerende schoone uit het sprookje door de levenswekkende stralen van de volgende lentezon in hare geheele pracht te ontwaken.



illustratie
in de duinen, naar r. hirth du frènes.


Dan weer zal het luchtige tentenleger in het mulle zeezand opgeslagen worden, zullen vroolijke baders in bonte kleedij als nieuwerwetsche meerminnen in het water joelen, villa's en Kursaal des avonds weergalmen van zang en muziek, en zal de uitgestrekte Dam, de geliefkoosde wandelplaats der bezoekers, opnieuw wemelen van vreemdelingen uit alle oorden. Want het is enkel als badstad - en wel als badplaats van eersten rang, jaarlijks door nagenoeg 12,000 personen bezocht - dat Oostende leven en aanzien erlangt. Visscherij, handel en zeewezen zijn er niet van bijzonder belang, alhoewel er goed ingerichte dokken zijn. De

[pagina 82]
[p. 82]

eigenlijke oude stad biedt buiten een paar kerken en het Leopoldspark weinig merkwaardigs aan, maar het zeekwartier, ten behoeve der vreemdelingen aangelegd en in de laatste jaren vooral door talrijke prachtige gebouwen verrijkt, levert een weelderigen en trotschen aanblik op, die door onze gravure uitmuntend weergegeven wordt.

Wie echter de stille droomerige poezij en de majestatische schoonheid der zee ten volle gemeten wil, moet die niet te midden eener drukke feestvierende menigte, maar aan het eenzame strand van een klein visschersdorp zoeken. Daar eerst ondergaat men den geheelen indruk van die rustelooze en grenzelooze watervlakte, met hare geheimzinnige stem. Menschen ontmoet men daar schaars en het is zelfs opmerkelijk als men onze zeedorpen doorwandelt, hoe deze uitsluitend door vrouwen en kinderen bevolkt schijnen. Tegen twee of drie mannen, meestal invalieden der zee, die bedaard hun pijpje rookend, met de ellebogen op eene planken heining geleund, mijmerend in zee staren, ontmoet men heele groepen vrouwen, die al keuvelend door het mulle zand dribbelen, alle in dezelfde jakken en hooge rokken en met dezelfde mutsen op, die de uniform van het dorp uitmaken.

De oorzaak van dit verschijnsel is niet ver te zoeken; de echtgenooten, vaders, broeders of verloofden dier vrouwen of meisjes zwalken op de wijde zee rond, als zij niet reeds den dood in de golven gevonden hebben. De zee is hun element, hun dagelijksch arbeidsveld, terwijl het dorp en het huis aan de vrouwen blijft overgelaten.

De teekenaar van het bevallig tafereeltje, dat ons in onze duinen verplaatst, laat een groepje aankomende visschersvrouwen voor ons oog voorbij wandelen, en wie in onze stranddorpen bekend is, zal moeten zeggen dat hij die naar het leven heeft weergegeven. Het is die zelfde oud-vaderlandsche kleederdracht, die ondanks de indringende mode, onveranderlijk bewaard wordt; die zelfde eenvoud van zeden, welke trots de aanraking met vreemden, ongeschonden onder de visschersbevolking voortleeft; kortom, het is eene greep uit een onzer oude, onvervalschte visschersdorpen, dat geheel afgescheiden van de druk bezochte badplaatsen, ons het beeld vertoont van den voorvaderlijken eenvoud vlak naast het schouwspel der grootste verbastering, door de volstrekte heerschappij van vreemden smaak en vreemde zeden verwekt.

Na een warmen dag.

Nu de zoele zomerdagen alweer ten einde gespoed zijn, is het een lust het tafereeltje te beschouwen, waardoor de teekenaar ons in het hartje van den zomer verplaatst, als des avonds na een zonnigen dag het vee zich door een voetbad in het frissche water verkwikt. Klaarblijkelijk is de kudde samengedreven om naar den stal te worden geleid, maar de herder gunt zijn vee nog wel een half uurtje tijd, alvorens het den tocht aanvaardt. In afwachting rookt hij zijn pijpje en maakt een praatje met de herderin, die naast haren korf in het gras zit neergehurkt.

De arbeiders, die met hark en zeis van het veld komen, gaan echter intusschen maar vooruit; ze zijn moe van den arbeid, dat blijkt uit hunne heele houding en zelfs de hond, die hen volgt, verlangt zichtbaar naar rust. Van den tegenovergestelden kant komt eene vrouw met een kind aan de hand en een last van verzamelde veldvruchten op het hoofd den weg af, terwijl voor het kapelletje in de verte een paar vrouwen nog een oogenblik stilstaan om in het voorbijgaan een schietgebedje te prevelen.

Het geheel ademt rust, kalmte en dat behaaglijk gevoel, dat een frissche avond na een warmen zomerschen dag verschaft.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken