Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3 (1886-1887)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (74.23 MB)

Scans (1387.69 MB)

ebook (66.59 MB)

XML (2.80 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3

(1886-1887)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Levensregelen.
(Vervolg.)

De uitgaven en inkomsten moeten elkander dekken. De eerste zijn des te grooter, hoe grooter het levende lichaam is; want des te meer stoffen worden ook uit het lichaam verwijderd of wel voor de verdere voeding onbruikbaar gemaakt, en moeten weder door toevoer van spijs en drank vervangen worden:

Een man die 100 kilogram weegt en daarbij buiten gewoon lang en slank of zelfs mager is biedt veel meer oppervlakte aan dan een van dezelfde zwaarte, maar van middelbare grootte, welgedaan of zelfs dik. De eerste koelt sneller en rijkelijker af. Hoe meer eene massa den kogelvorm nadert, des te geringer is hare oppervlakte in verhouding tot haren inhoud, des te minder straalt zij warmte uit en des te langer houdt zij hare warmte; hoe meer echter de lengte- de dwarse doorsnede overtreft, des te grooter wordt de

[pagina 244]
[p. 244]

warmte-geleidende buitenste oppervlakte en des te sneller is de afkoeling. Ken ijzeren kogel van een centenaar gewicht blijft vele uren heet totdat eindelijk zijne temperatuur met die der omgeving in evenwicht komt. Eene ijzeren stang van hetzelfde gewicht koelt veel sneller af, en des te sneller, hoe langer (en daarmede natuurlijk hoe dunner) zij is. Dun ijzerdraad heeft slechts weinige minuten ter afkoeling noodig.



illustratie
onwelkome ontmoeting.


Uit dit voorbeeld kan men opmaken, waarom magere menschen eerder bevriezen, dan die zich door zwaarlijvigheid onderscheiden. Hebben de laatsten eene levendige stofwisseling, zoo hebben zij ook eene lichtere kleeding zelfs in den winter noodig. Bewegen zij zich echter of spannen zij hun lichaam in, dan volgt daarop een overmaat van warmteontwikkeling, die zich door zweetafscheiding kenbaar maakt. Uit dit voorbeeld leert men ook den grond kennen, waarom lange, magere personen in 't algemeen meer eten en meer eten moeten, dan korte, welgedane.

Daarom ook kan een krachtvol, goed gevoed mensch zich aan de winterkoude met eene

[pagina 245]
[p. 245]

matige lichaamsbedekking ongestraft blootstellen, terwijl het kind goed ingewikkeld moet zijn en des te meer hoe kleiner het is. En zelfs dan is het niet altijd in staat, de noodige warmte voort te brengen, zoodat reeds het inademen van koude lucht verkoudheid en ziekte kan doen ontstaan. Bij eene temperatuur van 44°-45° Fahrenheit gevoelt de volwassene zich wel en behaaglijk, indien hij niet verwend is, - maar een pasgeborene zou bij zulk eene warmtegraad bevriezen, als hij even warm als de volwassene was gekleed.



illustratie
een volksspel in het vlaamsche land.


Onder die omstandigheden moet het kind daarom verwarmd worden met eene warmflesch; maar slechts in de eerste levensdagen Hoe meer het groeit, dus in massa en gewicht toeneemt, des te minder warm moet men het inbakeren, opdat zijne stofwisseling bevorderd en het lichaam krachtiger worde. Men zij echter hoogst voorzichtig met het harden van jonge kinderen. Elke overijling kan schadelijke gevolgen voor den verderen wasdom hebben Maar des te dringender is de behoefte bij het kind aan voedsel, omdat dit niet alleen tot het behoud, maar ook voor

[pagina 246]
[p. 246]

het gedijen, den wasdom van zijn lichaam vereischt wordt. Onontwikkelde lichaamsbouw is gewoonlijk het gevolg van onvoldoende voeding in de kindsheid, gepaard aan het inademen van minder zuivere lucht. Vandaar veelal het verschil tusschen onze landjeugd en die in de steden, tusschen de kinderen der achterbuurten en die der gegoede standen.

Evenzoo is de behoefte aan rijkelijke voeding grooter, als een tijd lang spaarzame voeding is voorafgegaan, hetzij door ziekte, gemoedsstemming of gebrek. Uit de proeven door een Fransch geleerde omtrent den invloed van den honger genomen, bleek, dat jonge, magere duiven reeds den hongerdood stierven, nadat zij het vierde van haar gewicht hadden verloren, hetgeen binnen drie dagen het geval was. Oude, vette duiven daarentegen konden hongerende zelfs de helft van haar gewicht verliezen en dertien dagen lang leven, voordat zij bezweken. Iets dergelijks nam men waar bij gemeste varkens, die onder de ruïnes van een bergval bedolven, 14-20 dagen na het ongeval werden opgegraven, en nog levend en opgewekt waren. Ze waren natuurlijk sterk vermagerd.

Opmerkelijk is het, dat de vermagering van verhongerde dieren niet aan alle organen even veel zichtbaar is. De hersenen en het ruggemerg ondergaan bijna geen gewichtsverlies. Het bloed vermindert in zoover, dat het nog in dezelfde verhouding tot het gewicht van het geheele, lichter geworden lichaam staat als vroeger; - de voedingsorganen, zooals de longen, het hart, nemen in gewicht af, doch matig; - het meest slinken de spieren, die dun en bleek zich voordoen; - maar het vet is bijna geheel verdwenen en wel 91-93 pct. Wij zien hieruit, welke organen voor het leven het meest noodig zijn. Het vet kunnen wij missen; het is voor ons slechts een spaarmiddel, dat onder de huid en onder de beenderen is weggelegd, om in de dagen van nood door het lichaam tot zelfbehoud te worden aangesproken. Het vleesch en de hersenen, zoomede het geheele zenuwstel, worden echter door het hongerlijden in hun voortbrengingsvermogen achteruitgezet. Zij verliezen een zeker gewicht aan vaste stoffen, en in de plaats daarvan komt ongeveer evenveel water. Hoe noodzakelijk dit laatste als oplossingsmiddel en als drager van de voedingstoffen is, zoo moet het toch de voedende bestanddeelen in zich bevatten, zullen de betreffende organen hun doel bereiken. Bleekzuchtigen en bloedarmen hebben niet zoozeer minder bloed, als wel minder voedingsstoffen en bloedschijfjes in hun bloed, dat daarentegen rijker aan water is.

Het water maakt dus het grootste deel van onze inkomsten en uitgaven uit. De opname van water is eene behoefte, omdat onze inwendige stofwisseling dat noodig heeft, namelijk: wanneer wij door een rijkelijk maal veel voedingsstoffen opgenomen en daarbij oplosbare zouten gebruikt hebben, die door hunne oplossing de vochten des lichaams verdikken. Bij een geringer gebruik van water neemt de hoeveelheid zweet, urine en speeksel af; het lichaam wordt minder mollig, met andere woorden mager. Die te weinig drinkt, vermindert met het vetgehalte ook de voeding des lichaams. Het water bedraagt 80 pct. of viervijfde van ons lichaamsgewicht. Vandaar zijne groote beteekenis als voedingsmiddel. Vele lieden, die uit eene slechte gewoonte zich van het gebruik van water genoegzaam onthouden, zouden vrij wat meer aan voedingsstoornissen onderhevig zijn, indien niet het water gelukkig in al onze dranken rijk vertegenwoordigd ware. Vandaar dat magere bureaukraten, in 't algemeen personen met eene zittende levenswijze, waaronder bejaarde dames, eene levendige begeerte naar soep hebben. Het is ook het eenig nut, dat de soep haar aanbrengt. Vele mannen vergenoegen zich met bier in de plaats van water. Gebruikten ze nu maar eene lichte soort, goed uitgegist en zuiver gebrouwen bier, dan zou dit zoo kwaad niet zijn; maar boven wat tegenwoordig onder al die soorten van buitenlandsche en nagemaakte binnenlandsche bieren verkocht wordt, is zuiver water nog te verkiezen. Hetzelfde kan gezegd worden van de lichte wijnsoorten. Nu er heden zooveel wijn gedronken wordt, die in de kelders der wijnhandelaars wast of gewasschen wordt, kan men niet voorzichtig genoeg zijn met dit product van gewetenlooze speculanten.

 

(Wordt voortgezet.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken