Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3 (1886-1887)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (74.23 MB)

Scans (1387.69 MB)

ebook (66.59 MB)

XML (2.80 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3

(1886-1887)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De strooivlechter,
door L. van Ruckelingen.

Voorwoord
Dat de lezer volstrekt lezen moet, anders verstaat hij van 't gansche verhaal niets.

Opperhem!.... Voorwaar een lief dorpje, dat ginder zoo schilderachtig in de diepte ligt, in het enge dal, tusschen Tongeren en Maastricht, door het rivierken de Jekker uitgegravenGa naar voetnoot(1).

Al die witgekalkte huisjes, welke links en rechts der rivier half in het groen verborgen liggen, zijn bewoond door stroovlechters. Enkele zwarte schaliedaken van groote pachthoeven steken trotsch boven al de anderen uit, als deden zij eene politieke demonstratie tegen de indringende nijverheid, die den landbouw van het platte land schijnt te willen verdrijven.

Nu de zege is en blijft hier aan de nijverheid; ja, de hoeven zijn meestal door vreemdelingen bewoond, en de stroohoedennijverheid is het speelgoed der kleinen, de liefde der jongelingen, de kostwinning der getrouwden en de troost der ouderlingen. Van het kleine kind, dat nauwelijks op de beenen kan staan, tot den ouden, kromgebogen grijsaard toe, 't houdt allemaal eene stroovlecht in de hand!

's Zomers zwerven mannen en jongelingen rond ten Noord en Zuid, ten Oost en West, en gaan in de Vlaamsche, Duitsche, Fransche steden, stroohoeden vervaardigen of hunnen voorraad uitverkoopen. En tegen den Herfst keert wederom een ieder naar zijn nest terug met den rijken buit, dien men in den vreemde heeft vergaard.

Nu kent gij het dorpje, waarheen de steile bergweg leidt, dien gindsche twee jonge meiskens met zoo snellen tred afdalen. De eene is eene blonde, dikke boerendochter, met blozende wangen en blauwe oogen, die u openhartig toelachen. Met hare twee struische armen houdt zij op haar hoofd eene groote klaverbussel in evenwicht.

Het andere meisje integendeel is mager en teer en hare wangen schijnen nog bleeker, bij de veelkleurige linten, die hare muts versieren. Tusschen hare fijne vingeren draait zij eenige stroopijljes rond en vlecht ze in smalle kunstmatige reepels.

De voetweg is hobbelig en steil; de heete stralen der oogstzonne, die het meisje recht in 't aanzicht gloeit, maken haar den weg nog moeilijker.

Een lommerrijke wilg hangt over den weg en schijnt den wandelaar uit te noodigen onder zijne schaduwe te rusten.

Het boerenmeisje werpt hare klaverbussel ten gronde, en zet zich neder aan den voet des wilgenbooms.

- Ai mij! welke hitte! roept zij uit, en veegt met den hoek haars voorschoots de zweetdruppelen af, die haar op het voorhoofd perelen.

- Een recht kermisweer voor Zondag! zegt het kleine meisje, en plaatst zich nevens hare gezellin.

- Ja, en is Piet Mop niet terug? vroeg het boerenmeisje met een slim lachje.

- En uw Jef Cooremans, Dina?

- Niet meer mijn dan uw, Trientje; wat scheelt mij Jef Cooremans?

- Dina, Dina, zegt het kleine meisje schelmachtig, als eene kat gedurig rond een huis zoo kwispelsteert, dan weet men wel waar zij wil muizen vangen!

- Oude wijvenpraat! verweert zich de boerendochter barsch.

- Mijnentwege, zegt Trientje, trek maar zoo een puntig scherp gezichtje niet! mijnentwege kunt gij doen wat gij wilt. Wat is ook

[pagina 296]
[p. 296]

Jef Cooremans anders dan een arme duivel, een jongen, die zooveel bloedverwanten heeft als een schaapherdershond....

Dat Jef Cooremans wel niet ten eenemaal aan Dina onverschillig is, blijkt uit den blos, die hare roode wangen met nog hooger rood verft en den drift waarmede zij Trientje toesnauwt:

- Ha, ha! kwam hij eens bij u, 't zou niet ‘neen’ zijn, de flinkste jongen des dorps, hij, de eerste stroovlechter des lands, hij, die 's Zomers wel twintig franks per week wint.

- Mijn God, valt Trientje haar in de rede, zoo als ge wilt; en heeft hij nog niet gezegd dat hij in Munster twee duizend fr. 's jaars kan winnen, wou hij zich voor vijf volle jaren bij zijnen meester verhuren?... ha! ha!

- Hij heeft mij niets te zeggen, maar in alle gevallen, koos ik toch nooit uwen Piet Mop, zulk eene herbergrat, zulk eene....

Het kleine magere meisje werpt hare stroovlecht op haren schoot neder, kruist de armen overeen en schimpt:

- Hola, Dina! heb 't maar zoo hoog met uwe kruisduit niet op: hij zal nog al menigen nacht op zijne twee ooren liggen, en nog al veel pochen en snoeven, eer hij een fabrikant's zoon zal zijn gelijk Piet Mop!... zulke arme duivel, zulk een...

Wat al benamingen het schimpende meisje naar het hoofd van Jef Cooremans zou geworpen hebben, ware moeilijk om te zeggen, want zij dacht gewis: hoe zwarter zij Jef maakte, hoe witter haar Piet zou worden; maar het vroolijke boerenmeisje stelt een einde aan den twist, door een middel dat in zulke gelegenheden het beste is; zij springt recht, wipt hare klaverbussel op het hoofd en zingt spottend:



illustratie
schetsen uit nederlandsch indie. - Keizer Pakoe Boeana.


 
Hij is een stroohoedenfabrikant!
 
Stroo, stroo, stroo!
 
Wat heeft hij veel onder zijnen tand!
 
Stroo, stroo, stroo!

In het kreupelhout antwoordde de weêrgalm:

 
Hij is een stroohoedenmakerszoon!
 
Stroo, stroo, stroo!
 
Hij kent een meisken knap en schoon!
 
Stroo, stroo, stroo!

En nu een geritsel in het kreupelhout, en daar springen twee jongelingen in den hollen weg, voor de verwonderde meiskens.

- Dina! - Jef Cooremans!

- Trientje! - Piet Mop!

Klinkt een vierdubbele kreet.

- Hoepsa! roept een der jongelingen uit, daar hebt gij onze zaligheid opgezegd.

- Ik heb liever een dief aan mijne klink, dan eene luistervink, morren de meiskens, en gaan gestoord door en schijnen geene verdere aandacht op de jongelingen te geven.

- Kom hier, zegt een slank, bruinharig jongeling, ik zal uwe klaverbussel dragen tot beneden den berg, en hij steekt de hand uit om ze te vatten, maar een onzachte duw doet hem wel vier stappen achteruit deinzen: zoo wil Dina zich wreken, omdat de jongelingen zoo onverwachts het geheim harer liefde hebben ontdekt; maar de duw, dien de jongeling ontvangt, schijnt hem slechts de bevestiging van hetgene hij hoopt, zoo lustig en zoo trotsch volgt hij het meisje op.

(Wordt voortgezet.)



illustratie
witte donderdag in een kloosterkerk te rome, naar de schilderij van l. von hagn.


voetnoot(1)
De Jekker, de Jaar of de Geer, is een klein rivierken.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • De stroovlechter. Vertelling uit het Jekerdal (onder pseudoniem L. van Rucklingen)


auteurs

  • Lodewijk Mathot