Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3 (1886-1887)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (74.23 MB)

Scans (1387.69 MB)

ebook (66.59 MB)

XML (2.80 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3

(1886-1887)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De sint-Lucas gilde en het jubeljaer

De middeleeuwen leveren ons het grootsche schouwspel der stichting van de gemeentevrijheid. De volkeren, zoo lang door de vreemde overheersching onderdrukt, stonden plotseling op en wonnen de rechten terug, die hun de overmacht alleen had kunnen ontnemen.

Om deze duurbare vrijheden en privilegiën te handhaven en tegen nieuwe aanvallen te bevrijden, vereenigden zij zich in genootschappen, die de namen van Neeringen, Stielen, Ambachten en Gilden ontvingen.

Eene Neering, Ambacht of Stiel was gewoonlijk slechts uit die personen gevormd, welke één en hetzelfde beroep uitoefenden; eene Gilde eventwel kon uit verscheidene stielen of ambachten worden samengesteld; allen stonden echter onder de bescherming van eenen voornamen heilige. Klein en weinig geducht in den aanvang, werden de Gilden en Ambachten door mannen als de Coninck, Breydel, Artevelde, van Eyck, Massys, van Noort, Rubens en Teniers tot het hoogste punt van macht en grootheid gevoerd.

De St. Lucas-Gilde, samengesteld uit stielen, die den heiligen Lucas tot patroon erkenden, bestond te Antwerpen van de vroegste tijden; eene oorkonde door wijlen den heer J.B. van Straelen in de stadsarchieven ontdekt, toont dat zij reeds in 1382 in wezen was Deze vereeniging bevatte alsdan de volgende stielen:

Goudsmeden,
Schilders,
Glazenmakers,
Borduurwerkers,
Houtenbeeldsnijders
Zilverborders.

Het goed beleid der oversten en waarschijnlijk de groote privilegiën aan de Gilde geschonken, deed bij verscheidene andere Ambachten, die insgelijks den heiligen Lucas voor patroon erkenden, den wensch ontstaan in den schoot dezer vereeniging opgenomen te worden. De ordonnantiën als ook de Liggers der Gilde, leveren het bewijs, dat in de achttiende eeuw het Antwerpsch genootschap een menigte stielen of ambachten in zijn midden telde.

Al deze ambachten stonden onder het bestuur der Dekens, die jaarlijks in de maand October benoemd werden. De eerste Dekens, Jan Scuermoke en Jan Snellaert, werden ten jare 1454 aangesteld: het jubeljaar hunner benoeming is immer als een feest te Antwerpen gevierd geworden.

Alhoewel bijzonderlijk uit stielen samengesteld die, de eene meer, de andere min, met de kunsten in verband stonden, werd de letterkunde door de gezellen van St. Lucas-Gilde niet verwaarloosd; uit haren schoot sproten de drie rederijkkamers voort: de Violiere, de Goudbloem en de Olijftak, wier namen door luisterrijke Landjuweelen en Haegspelen der vijftiende en zestiende eeuw zijn vereeuwigd.

Aldus al de krachten van het burger welzijn: de stielen, het beste middel ter beschaving, de letterkunde, het grootste werktuig ter geestesontwikkeling, de kunst in zich vereenigende, kon de gilde niet nalaten de grootste mannen voort te brengen. Ook telde zij in haren schoot een' Massys, van Noort, Janssens, Rubens, Jordaens, Van Dijck, Segers, Schut, de Quellinen, eeuwige peerlen in onze kunstkroon, een' Ortelius, Plantyn, Moretus, wier literarische gewrochten en wetenschappelijke uitvindingen nog heden gewaardeerd worden, en een' van Stralen, een Schetz, die zich in de magistratuur zoo wel als in de dichtkunst gelden deden.

Schoone tijd voor de kunst, wanneer men ook niemands hulp, hoe karig ook, misachtte - wt jonsten versaemt, was de leus؛ en drong daardoor de smaak der kunst des te meer door, te beter ook werd men gewaar dat de St.-Lucas-Gilde, hoe grootsch ook reeds ingericht, een voortdurend middel ter verspreiding der kunst, eene teekenschool miste.

Het was aan den vermaarden schilder David Teniers de Jonge voorbehouden, de toelating voor dergelijke school aan den koning van Spanje, Flips IV, te verzoeken, en aan den markies Lodewijk van Caracena, welke de opene toelaatsbrieven door zijne voorspraak hielp bekomen, werd door de St. Lucas-Gilde uit erkentenis een marmeren borstbeeld opgericht, dat zich thans nog in het Museum van Antwerpen bevindt.

Die teekenschool, de oorsprong onzer zoo beroemde Antwerpsche Akademie, werd tot 1741 uitsluitelijk onder het beheer der St. Lucas-Gilde en door hare kunstenaars bediend.

[pagina 375]
[p. 375]

Na drie eeuwen van bloei en ook van talrijke wederwaardigheden viel de Gilde door vreemden invloed, en, toen de Franschen hier in 1793 instormden, al onze monumenten verwoestten, al onze oude instellingen vernietigden, was er van het grijze genootschap niet genoeg meer over, om eene dwangvernieling waardig te zijn. In 1795 scheidde zij vreedzaam uit een en werd al wat zij bezat, onder de dekens Ommeganck, van Regemorter, De Vos en Schoesetters verdeeld.

Hard viel het den ouden gildebroederen te scheiden; want zij zagen dat de val der Gilde ook de val des nationalen geestes moest te wege brengen. De Vlamingen hebben den zin der vereeniging, en, wanneer men hun dezen ontrukt, ontrukt men hun ook hunne nationaliteit. De Dekens scheidden dus; doch met de innige overtuiging van de Gilde wederom op te richten, wanneer betere tijden zouden gekomen zijn.

Deze tijden verschenen: nauwelijks had de machtige hand des keizers eenige rust aan onze provinciën geschonken, of de verdrevene gildebroeders sloegen de hand aan het werk om het grootsche erfdeel onzer vaderen voor verder ongeval te bewaren: op 30 October 1808 werd de Gilde plechtiglijk heringericht

Sedert dit oogenblik had dit genootschap een min of meer voorspoedig bestaan; doch daar de nieuwe wetten den vrijdom van stielen en ambachten hadden verklaard, kon zij noodzakelijk haren heilzamen invloed op kunsten en wetenschappen slechts op eene beperkte schaal uitoefenen: enkelijk letterkundige en tooneelkundige zittingen maakten, gedurende een vijftigtal jaren de voornaamste werkzaamheden harer leden uit; maar hoe gering deze oefeningen ook waren bij vergelijking dergene van vroegere dagen, toch brachten zij oneindig bij om den kunstzin, maar bovenal die broederlijkheid te doen bloeien, die de Gilde boven welkdanig genootschap onderscheidde. Aldus bestond de Gilde onder het bestuur der vlijtige dekens, Fockenteyn en P. Rongé, vader, wanneer de H.H. Mees en J. Van der Haeghen, vader, tot het dekenschap verheven werden en een nieuw leven aan het aloude genootschap kwamen schenken. Zij voelden dat om tot den voortgang van kunsten en wetenschappen wezenlijk te kunnen bijdragen, de leden zich op de studie van een bijzonder vak zouden moeten toeleggen, zich als eertijds in afdeelingen scharen en door algemeene werking elkander ondersteunen; de letterkundige afdeeling de Violieren werd dan heropgericht en deze rederijkkamer, wier oude naam der Gilde bijzonder duurbaar was, zou dit genootschap nieuwe en groote diensten bewijzen.

Wijlen de heer J. Van der Haeghen, vader, die in de wiskunde diepe kennissen had, stichtte de wiskundige afdeeling. Indien men nu bij deze afdeelingen nog de zangafdeeling en bijzonderlijk de kunstafdeeling voegt, samengesteld uit verscheidene der voornaamste kunstenaren, dan kan men zich een denkeeld vormen van al den moed, de liefde, die de gildebroeders bezielde om zich hunner voortgangeren waardig te maken.

Intusschen was het jaar 1853 genaderd, dat een nieuw tijdvak voor de geschiedenis der Gilde ging openen. Twee leden van dit genootschap, de H.H.P. Génard en Th. Van Lerius, namen het initiatief om de aandacht der Antwerpsche bevolking op het 400jarig jubelfeest van de instelling der Dekens te roepen. De geestdrift, waarmede hun oproep werd ontvangen, was het vereerendste bewijs van den kunstzin, die den Vlaming bezielt; de voornaamste maatschappijen en kunstkringen, de geestelijke en wereldlijke overheden, in een woord, al wien de daden onzer vaderen, en de grootheid des vaderlands duurbaar was, wedieverde om deel aan een feest te nemen, dat met recht den naam van nationaal feest mocht dragen.

De Gilde zelve wilde door eigene daden hare 400ste verjaring vereeuwigen: nog immer samengesteld uit beoefenaars van alle kunstvakken, werd door hare letterkundige afdeeling de Violieren een album uitgegeven, welks kunstweerde een blijvend gedenkboek van het Jubelfeest wezen moest. Een letterkundige prijskamp ‘De Lof der Gilde’ was het voorwerp van een prachtig Landjuweel, dat in alles de Landjuweelen van voorheen weerdig was. Getrouw aan haar verleden, hield de Gilde ook door een godsdienstig kunststuk hare 400ste verjaring in aandenken In onze Kathedrale Kerk werd door haar een prachtig autaar, een historisch gedenkteeken heropgericht.

Even zoo hadden andere maatschappijen van Antwerpen het heugelijk tijdstip door bijzondere bijdragen willen doen herdenken. De Goudbloem, wier naam sinds eeuwen zoo nauw aan dien der Gilde was verbonden en de maatschappij Voor Taal en Kunst hadden van hunnen kant, Letterkundige Prijskampen uitgeschreven, waarvan de overwinnaars tijdens de feesten van het Landjuweel der Gilde, bekroond werden.

Dit Lindjuweel was het eigentlijk doel der algemeene feesten. Ook had de Gilde geene opofferingen ontzien om het tot eene weerdige herinnering te maken van de roemrijke kunstfeesten, welker naam eene der schoonste bladzijden in 's lands Chronijken bekleedt.

(Slot volgt.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken