Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3 (1886-1887)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (74.23 MB)

Scans (1387.69 MB)

ebook (66.59 MB)

XML (2.80 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3

(1886-1887)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Beknopte klimaatleer voor den liefhebber en den Belgischen landbouwer.
(Slot.)

Onwederachtige tijdstippen.

- De meest gekenmerkte tijdstippen, waarop de onweders het talrijkst voorkomen, zijn het einde van Mei (28), het begin van Juni (2 en 11), het einde van Juli (21 en 26,) en vooral de eerste helft van Augustus (3, 6, 16).

Van den 23 Mei tot den 2 Juni heeft men, op 54 jaren, 68 dagen onweder aangeteekend.

Juni, Juli en Augustus zijn de onwederachtigste maanden, zij leveren de ⅝ van al de onweders van het gansche jaar; vervolgens komen Mei en September, en dan April en Maart. De winteronweders zijn zeer zeldzaam, maar somtijds zeer verschrikkelijk.

Uren der onweders.

- De onweders beginnen meestal tusschen 10 ure 's morgens en 10 ure 's avonds, en vooral tusschen 3 en 6 ure 's avonds; hetgeen vergezeld gaat met het uur der hoogste temperatuur en der leegste drukking van den dag.

Regelmatig terugkeeren der onweders.

- Het schijnt wel bestatigd dat de tijdperken, op welke de zon het minst vlekken vertoont, gekenmerkt zijn door een grooter getal onweders.

Het schijnt ook dat dit getal verminderde van het einde der laatste eeuw tot 1840, en dat het sinds dien tijd blijft aangroeien. Men beweert zelfs dat het, in het tegenwoordige tijdperk, veel grooter is geworden vooral in de landen van fabrieknijverheid, en men wil dit toeschrijven aan het vermeerderen van het getal stofjes die in de lucht zweven: deze stofjes vermenigvuldigen de wrijvingen, die de eerste oorsprong zijn van het voortbrengen der electriciteit, en zij begunstigen terzelfdertijd de verdikking van den waterdamp.

Getal der onweders.

- Het jaarlijksch middelgetal der onweders in ons land waargenomen is ongeveer 20, in elke plaats. In 't algemeen is dat middelgetal grooter in de provinciën Namen en Luik (in Haspegouw vooral), in het Noorden van Luxemburg en in het Zuiden van Limburg.

 

***

Voorteekens in het uitzicht van den hemel.

- Eene bleeke en loodverwige zon voorspelt in het algemeen regen; kan het oog ze beschouwen zonder er van verblind te zijn, redelijk lang vooraleer zij ondergaat, dat is een teeken van een nog al dikken mist.

Gaat zij onder in purperroode schichtwolkbanken, dat is eerder een teeken van wind dan van regen.

Maar zijn die banken dik, en kleurt zich de hemel met purper langs het Oosten, dan moet men zich aan regen verwachten.

Heeft zij bij haren opgang dezelfde trekken, dan is er regen te vreezen.

Een Duitsch spreekwoord zegt:

 
Avond rood, goede hoop.
 
Morgen rood, valt in het slijk.

Maar glanst de zon bij haar opkomen en kleurt zij de wolken boven den gezichtseinder in het roos, dan mag men een schoonen dag verwachten.

Zijn de horekens der maan fijn, dan kan men schoon weder voorspellen, maar zijn zij afgestompt, dan nog al binnen kort regen.

De vederwolken die in den Winter, na een helderen en kouden hemel, opkomen, kondigen dooi aan, of ten minste eene merkelijke verwarming der temperatuur. In den Zomer voorspellen zij eerder wind. Worden zij dikker en nemen zij een kroezelachtig en wollig uitzicht dan zal de wind welhaast regen aanbrengen:

 

Een hemel met schapenwolkjes duurt niet lang.

Voorteekens uit de wolken.

- Witte wolken, teeken van schoon weder; zwarte wolken, teeken van regen; dikke, grijsgele wolken, teeken van hagel.

Als witte wolken zich verdikken en zwart worden, dan nadert de regen; en als, na een bedekten hemel, de wolken zich verdeelen, dan zal de regen spoedig ophouden.

Wolken, die in den vorm van mist, aan de toppen der bergen hangen, voorspellen regen; zoo is het ook met den mist, die over

[pagina 407]
[p. 407]

den grond voortdrijft of opklimt en wolken vormt.

Integendeel, een mist, die blijft duren in het koude jaargetijde, of die verdwijnt in het warme, voorspellen geenen regen; ten zij, na eenige dagen voortdurenden mist, de wind verandere: dan kan men zich verwachten aan regen of aan fijne sneeuw.

Voorteekens.

- 't Is niet zonder nut hier eenige zegswijzen aan te halen die in Vlaamsch België onder het volk gekend zijn, en waarvan verscheidene de uiting zijn van eeuwenoude ondervinding.

 
Een ring aan de maan
 
Kan vergaan,
 
Maar een ring aan de zon
 
Is water met de ton.
 
 
 
Een ring rond de zon
 
Geeft geen pardon.
 
 
 
Regen uit den Oosten
 
Is legen zonder troosten.
 
 
 
Regen voor acht uren
 
Blijft niet duren.
 
 
 
Als de lucht 's avonds heel rood is, teeken van wind.
 
Als het bij stil weer 's morgens niet gedauwd heeft, is regen in den dag.
 
Als de wind krimpt (tegen de zon in gaat), week weer;
 
Als hij breed schiet (uit het NW. komt), goed weer.
 
Als de wind met de zon mee gaat of de zon voorblijft,
 
goed weer;
 
Staat hij dan 's morgens daarna weer op zijne oude plaats op,
 
vast weder.
 
 
 
Wat de leeuwerik voor Lichtmis zingt,
 
Moet hij na Lichtmis zwijgen.
 
 
 
Wat de vorschen vóór Paschen zingen
 
Moeten zij na Paschen zwijgen.
 
 
 
Een groene Kersmis is een witte Paschen.
 
St. Antonius, Zoete Naam en St Sebastiaan
 
Zijn drie harde koppen.
 
 
 
Als 't met de St-Medard regent
 
Regent het nog zes weken.
 
 
 
Sinte-Medard
 
Zes weken vóór
 
Of zes weken naar.
 
 
 
St Mathijs
 
Breekt het ijs;
 
Maar als het ijs niet kan breken,
 
Vriest het nog zes weken.
 
 
 
Als de dagen lengen,
 
De nachten strengen.
 
 
 
Gelijk de wind met equinoxe staat, staat hij nog
 
drie maanden.
 
Augustus vrij van noordewind,
 
Zoo blijft het weer lang goed gezind.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken