Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4 (1887-1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (63.02 MB)

Scans (1404.16 MB)

ebook (55.35 MB)

XML (2.86 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4

(1887-1888)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De Slachtoffers der Wetenschap.
(Vervolg.)

Afrika is het tooneel geweest van de grootste zelfopoffering en toewijding op het punt van landontdekk[i]ng. Daar zijn: Mungo Park, vermoord of verdronken te Bousa aan den Niger, in 1805; Nightingale, overleden aan de koorts, 1841; Duranton, overleden in 1843; Eduard Vogel, verraderlijk vermoord in 1856 door den sultan van Ouadaï; en wij mogen onder degenen, die zich op dit gebied verdienstelijk hebben gemaakt, ook ééne onzer taalgenooten tellen en dat wel eene vrouw: de welbekende Hollandsche freule Alexandrina Tinne. Het reizen was van hare kindsheid af haar element. Haar vader bekleedde ambten in Engeland en Suriname, was koopman te Liverpool, en reisde sinds 1842 met zijne vrouw en zijn zevenjarig dochtertje Europa door. Na den dood van den heer Tinne zetten zijne vrouw en hare dochter het reizend leven voort. Zoo trokken zij samen in 1853 naar Spanje, Noorwegen, Italië, Egypte, Palestina en Nubië. Hier vond freule Tinne het terrein, waarop zij zich te huis gevoelde. Afrika had haar steeds aangetrokken. ‘Zij vloog er heen als een vlinder in de kaars,’ zoo zeide zij. Helaas, zij zou er zich de vleugels zengen. Doch vóór haar dood zou zij eerst den slavenhandel zoeken te keer te gaan en onbekende streken bezoeken, de wetenschap aan menschenliefde parende. Zij doorkruiste het Noorden van Afrika, zij volgde den Nijl; waar was zij niet?

Hare moeder bezweek in 1862, maar haar geest hield stand. Eindelijk zou zij een lievelingsdenkbeeld verwezenlijken. Zij zou de Algerijnsche Sahara door, en tot in het hart van Afrika dringen. Daar, waar haar als kind reeds de ledige plek op de kaart zoo gehinderd had, daar wilde zij heen. Eens mislukt de tocht. Zij keert na eene zware en moeielijke reis van Marokko naar Alexandrië en Egypte terug Maar zij geeft het niet op, zij wil naar de Toearegs en Bornoe. Zij trekt er heen met een gezelschap Arabieren, negers, Soedaneezen en twee blanken. De afpersingen der Toearegs

[pagina 83]
[p. 83]

deden meer dan eens oneenigheid ontstaan in de karavaan, en toen de eischen der gidsen en der roovers, die zich bij het reisgezelschap aansloten, niet meer konden ingewilligd worden, werden de Hollanders met freule Tinne jammerlijk vermoord. Freule Tinne gaf op al hare reizen blijk van grooten moed, van onvermoeiden onderzoekingsgeest. De eene tocht was nog niet afgeloopen of de andere werd uitgerust. Een werk, ‘Plantae Tinneanae,’ waarin de tropische planten worden beschreven, die zij verzamelde, blijft getuigen van haar wetenschappelijken zin, en in het hart van menigen vrijgekochte, ja, bij allen, met wie zij in aanraking kwam, zal zij blijven leven om hare liefde en haar groot karakter.

Niet alleen het ijs van de Noordpool en de zandwoestijnen van Afrika, neen, ook andere streken zijn getuigen geweest van wat ondernemingsgeest en dorst naar kennis vermogen. Overal lokt het onbekende den mensch aan, ja, het schijnt hem toe te wenken om te komen en zich zelven te offeren.

De eer van het eerst Australië te hebben betreden, komt aan de Nederlanders toe, die het dan ook Nieuw-Holland doopten.

In 1642 zeilde Abel Tasman het ‘groote Zuidland’ om, zooals het ook werd geheeten, en ontdekte van Diemens Land, zoo genoemd naar den toenmaligen gouverneur van Neerlands Indië. Eerst in 1770 verscheen er weder een landontdekker van naam, de beroemde Engelsche zeereiziger James Cook. Hij bereikte het eiland aan de oostelijke kust, waar het zoo goed als geheel onbekend was.

James Cook werd in 1728 te Morton in Engeland geboren. Hij was de negende spruit van een boerenknecht, werd achtereenvolgens winkelbediende en scheepsjongen en leerde zichzelven de beginselen van het teekenen, de mathesis en de sterrenkunde. Drie malen deed hij de reis om de wereld en telkens bracht hij een oogst van nieuwe ontdekkingen mee. Op zijne eerste reis, in 1768, was hij vergezeld van twee geleerden, Banks en Solander, die op Otaiti den doorgang van Venus voorbij de zon zouden gadeslaan, en deed hij een verkenningstocht langs de kust van Nieuw-Zeeland.

Cook kwam over de Oost-Indiën naar Europa terug en het Zuiden van Australië omzeilende, dreigde zijn schip, de Endeavour, te stranden. Cook trad echter behouden aan land, nam de kust namens koning George III in bezit en noemde het gebied ‘Nieuw Wales.’

Na zijn tweeden tocht, eene reis van drie jaren, volbracht te hebben, werd hem opgedragen een nader onderzoek in te stellen naar de landen van Australië. Twee schepen werden te zijner beschikking gesteld de Resolution en de Adventure. Hij ontdekte Nieuw-Caledonië, na eerst de Nieuwe Hebriden te hebben bezichtigd, en bracht een aantal belangrijke wetenschappelijke mededeelingen mee over de streken, die hij bezocht en de inwoners, dieren en planten, die hij er gevonden had.

In 1776 zeilde hij voor de derde maal uit. Nu gold het de vraag, of er, door het Noorden van Amerika heen, een weg bestond van Europa naar Azië. Hij maakte eene reis om de nieuwe wereld, bereikte de Noordwestkust van Amerika en zocht nu door de Behringstraat de Hudsonsbaai te bereiken; maar eene groote ijsvlakte stelde zich in den weg der reizigers, zoodat zij terug moesten keeren Cook ging weder langs de kust van Amerika, begaf zich naar de Sandwich eilanden, om er te overwinteren, bereikte Owahaï en liet in een der baaien van dat eiland het anker vallen. Helaas, hij zou het er niet weder lichten.

Cook en zijne reisgezellen knoopten al spoedig betrekkingen aan met de inboorlingen. Nooit nog, zoo verklaarde de groote zeevaarder, heb ik wilden gevonden, die zoo weinig wantrouwend en zoo vrijmoedig waren als deze. Zij zonden de waren, die zij verkoopen wilden, naar de schepen, en kwamen vervolgens zelven op de schepen om den prijs te bepalen. Ook moet tot hunne eer gezegd worden dat zij bij dezen ruilhandel geene enkele maal hebben gepoogd de Engelschen te bedriegen.

Maar dit vriendschappelijk verkeer zou spoedig door twist en strijd worden afgebroken. De inboorlingen wapenden zich met steenen en zochten hunne landgenooten te verhinderen de Engelschen bij het inschepen hunner gevulde watertonnen bij te staan. Cook liet vuren; maar nu volgde er zulk eene jacht van steenen, dat de Engelschen op de vlucht gedreven werden, en zich al zwemmend in veiligheid zochten te brengen, terwijl de eilanders de sloep overmeesterden. Cook, vreezende dat zijn gezag een al te gevoeligen knak zou krijgen, besloot den volgenden dag aan land te gaan en den koning met de voornaamste hoofden des lands gevangen op het schip te brengen en hen als gijzelaars bij zich te houden, zoolang totdat de sloep zou zijn teruggegeven. Nauwelijks echter was hij geland, of hij zag zich met de zijnen van wilden omringd; weder dreigden zij, en Cook schoot er een neer; maar nu volgde eene groote verwarring. De wilden gunden de Engelschen den tijd niet hunne geweren te laden, zij vielen op hen aan, zoodat Cook hun ried ordelijk terug te trekken. Hij zelf stelde zich tusschen zijne makkers en den vijand; zoo lang hij hen in het oog hield, durfde zij hem niet aan, want zij hadden eene bijgeloovige vrees voor hem; maar nauwelijks had hij zich omgekeerd, om aan de manschappen zijne bevelen te geven, of hij werd met een dolk in den rug getroffen, en zonk neder met het aangezicht in de zee. Nu zetten de eilanders het op een schreeuwen en juichen, en koelden hunne woede aan het deerlijk verminkte lijk van den moedigen zeeheld, die stierf op het veld van eer.

Na Columbus is Cook zeker de meest gevierde en geliefde zeereiziger. Geen wonder, Cook was als geschapen voor de roeping, die hij volgde. Hij had eene herculische lichaamskracht, zijn geest en karakter waren als uit metaal gegoten, en zijne koelbloedigheid evenaarde zijn geestdrift en zijn ijvervuur. Cook had eene buitengewone lengte. Hij mat 1 meter en 79 centimeters. Zijn gelaat was streng van uitdrukking. Hij was stilzwijgend, gehard en hardvochtig; maar rechtvaardig in den hoogsten graad.

(Wordt voortgezet.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken