Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4 (1887-1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (63.02 MB)

Scans (1404.16 MB)

ebook (55.35 MB)

XML (2.86 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4

(1887-1888)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 89]
[p. 89]

[Nummer 12]

Onze gravures.

Drinkend vee.



illustratie
drinkend vee, naar de schilderij van baisch.


Zoo ge wel eens met een landschap- of veeschilder gewandeld hebt langs onze malsche Vlaamsche beemden, voor den kunstenaar eene streek vol licht en kleur, dan heeft hij stellig meer dan eens verrukt stilgestaan, om u te wijzen op het glanzige vee, dat onder wilgen of witte berken in de schaduw stond te druilen of aan eene beek zijn dorst kwam lesschen. Gij hebt hem zijne bewondering hooren uitspreken over de kleur, de teedere tonen, die over het landschap lagen uitgegoten, zilverig onder grijzen hemel of schitterend blank onder opene lucht. Zijne verrukking over het licht, dat er glansde op de melkwitte huid van het vee, waartegen de lucht in nog teerder wit afstak, heeft u verbaasd. Hij had zoo'n groep zoo dikwijls reeds met aandacht bestudeerd, dat hij al de fijnheden kende, waarop de speling der tinten hem vergastte. Voor hem was het water der kreek dieper en blauwer. Koeien waren in zijn oog geene lompe dieren, maar heerlijke meesterstukken van Gods schepping, met eene fijnheid van lijnen en vormen, met kleuren roodbruin, roodwit of wollig glanzig zwart, zooals zij voor ons niet bestaan.

Zooals de schilder het vee in de weide ziet, zoo tracht hij het op zijn doek weer te geven, maar van de opvatting tot de gewenschte uitvoering ligt een afstand, dien alleen kunstenaars als een Baisch afschrijden kunnen.

Het drinkend vee van dien schilder is een stuk, dat van eene meesterschap in het vak getuigt, die enkel door langdurige studie verkregen wordt. Met zijn indruk van rust en landelijkheid, van licht en kleur is het een zoo bekoorlijk en dichterlijk, als kunstrijk tafereel.

Op de fazantenjacht.

Als het jachtseizoen geopend is, hebben de liefhebbers geen oogenblik rust. 's Morgens voor dag en dauw wordt de weitasch omgeworpen, het geweer van het wapenrek genomen en de jager gaat het pad op. Zijn hond snelt hem uitgelaten voorbij en legt tienmaal denzelfden weg af, dol van pleizier dat zijn goede tijd weer is aangebroken. Al is het frisch in

[pagina 90]
[p. 90]

den vroegen morgen en soms nat van den regen, de jager is goed geschoeid en heeft voor niets oog dan voor wild. Platzak thuiskomen is eene ramp voor hem. Spoedig is het jachtveld bereikt, liefst in de duinen of langs de heide, waar het korte hout welig en dicht opgroeit. Daar zitten patrijzen en als de jager eene vlucht in 't vizier heeft, weest maar gerust, dat hij het konijntje, dat soms voor zijne voeten opspringt, genadig het leven zal schenken. Hij mag zijn wild niet schuw maken, het is al moeilijk genoeg het onder schot te krijgen. Is daarom de fazantenjacht juist zoo aantrekkelijk? De patrijshond - die onzer gravure is van 't echte ras - brengt het wild dat de jager neerschiet, getrouw aan, zonder het te beschadigen. Voor een goed woord van zijn meester, een echten Engelschen sportman, vliegt hij. De jager laadt zijn geweer opnieuw. In het gelende, half ontbladerde beukenboschje, daar ginds, vliegen juist weer twee schoone geparelde fazanten op. Eene minuut slechts en de diertjes verdwijnen met gebroken oogen en bloedend, nog warm van 't leven, ook in de weitasch van den jager, die zelden zijn schot mist. Arme vogels, het is thans een harde tijd voor u.

De kaartziener.

Och, die oom Jakob toch! Zooveel grijze haren zijn er niet aan zijnen stekeligen baard als hij fratsen onder zijne ruige muts zitten heeft. Iedere maal als hij van eene zeereis terug is en het huisgezin van zijnen broeder Wim bezoeken komt, heeft hij iets nieuws voor de hand om het gezelschap te onderhouden en op te vroolijken. Nu weer heeft hij in het land van herwaarts over van eene vermaarde waarzegster de kaart leeren leggen en komt nu bij de familie zijne nieuwe kunst vertoonen. Nicht Mina is het sujet en Ruiten Heer de voorspellende kaart. Nu, voor zoo ver ons aller ervaring van het kaartzien reikt, weten wij ook dat bij dit spel voor het schoone geslacht altijd de Ruiten en de Heeren, en voor de Adamszonen altoos de Harten en de Damen de hoofdpartij spelen moeten. Wanneer en met wie men trouwen zal is eigenlijk de eenige vraag, die het jonge volkje gewoonlijk door de uitgelegde kaarten wenscht beantwoord te zien. Doch, om aan die voorzegging een schijn van waarheid te geven, moet zij door den geluksprofeet of de kaartzienster met geest, humor, geveinsden ernst en goedgespeelde overtuiging voorgedragen worden. En dat oom Jakob in dit moeilijkste gedeelte der ondernomen rol volkomen slaagt, is aan zijn auditorium gemakkelijk te bemerken. Waar die aardige oom is te weten gekomen ‘dat Mina in het kort zal verloofd worden aan eenen jeugdigen, blonden en rijken jongen, die haar bekend is van kindsbeen af,’ is voor ieder een raadsel, behalve voor de babbelzieke Martha, die oom Jakob al aanstonds bij zijne komst in het oor gefluisterd heeft, dat er tijdens zijn afwezen zoo iets met hare zuster en neef Karel uit de stad op het getouw gezet is. En nu lacht de kleine verraderes met al de anderen en verlustigt zich in de ernstige verwondering van zuster-lief, die er blijkbaar nog geheel onwetend van is, dat het groot geheim der kaartleggerij alleen bestaat in het behendig napraten van uitgehoorde babbeltongen.

Hoe eene klappei in de middeleeuwen gestraft werd.

Men moge van den ‘goeden, ouden tijd’ zooveel kwaad spreken als men wil, ieder zal toch erkennen dat onze vaderen over het algemeen vrij wat verstandiger wisten om te springen met misdadigers, die een gevaar opleverden voor de samenleving, dan onze hedendaagsche maatschappij, die er weinig beters op weet dan de veroordeelden op hare kosten in deftige staatsgebouwen te onderhouden.

De middeleeuwen beschikten over eene menigte hoogst doelmatige straffen, die een heilzamen schrik voor de misdaad onderhielden en zoodoende veel bijdroegen tot beveiliging der rustige burgerij: oneindig meer dan de tegenwoordige manier om misdadigers als belangwekkende wezens te beschouwen, waardoor overspannen hoofden maar al te vaak tot navolging geprikkeld worden En nu behoeft men hier niet juist aan geeselen, radbraken, hangen of brandmerken te denken; neen, onze vaderen hadden nog honderd andere middeltjes om den schuldige zijn vergrijp te doen boeten en af te leeren, zonder hem nu juist aan lijf of goed te beschadigen. Zoo zetten zij bijvoorbeeld een luiaard, die in plaats van te werken voor den kost, liever uit bedelen ging, in eenen put, die vol water liep, zoodat hij onophoudelijk moest pompen, wilde hij niet verdrinken, met het gevolg dat zijne trage armen weer aan de gezonde beweging van den arbeid gewoon werden.

Vooral was het middeleeuwsche strafwezen rijk aan kastijdingen, die op het eergevoel werkten, en daaronder was de meest gebruikelijke het te pronk stellen aan de kaak, waardoor de misdadiger aan de beschimpingen en den spot zijner medeburgers werd prijsgegeven. Eene dergelijke strafoefening was ook het gebruik om vrouwen, die hunnen man geslagen hadden, ruggelings op een ezel gezeten, de stad rond te leiden. Gaven wij daarvan in den vorigen jaargang eene afbeelding, ditmaal laat de gravure op de laatste bladzijde van dit nummer den lezer getuige zijn van eene strafoefening, die in Engeland werd toegepast op vrouwen, die zich aan achterklap en kwaadsprekerij hadden bezondigd.

Zulk eene klappei werd door de gerechtsdienaars onder geleide van eenige magistraatspersonen naar een naburig water geleid, aan welks oever een zoogenaamde ‘duikstoel’ in gereedheid gebracht was. Natuurlijk had zich daar reeds de heele bevolking van het dorp of het stadje verzameld om de strafoefening bij te wonen. De kwaadspreekster werd nu vastgebonden op den duikstoel, die aan het uiteinde van een balk bevestigd was, waarna deze zoover werd omgedraaid dat de stoel boven het water hing. Thans werd de klappei eenige malen, naar gelang zij zich meer of minder bezondigd had, flink onder water gedompeld, en men behoeft niet te vragen of zij in het vervolg hare lastertong ook in bedwang hield.

In alle geval bleek de straf zoo doelmatig, dat het gebruik zelfs naar Amerika werd overgebracht. Daar werd in het jaar 1634 in den staat Virginia nog zekere Betsy Tucker in tegenwoordigheid der overheid en van alle buren en bekenden behoorlijk in het water ged[o]mpeld, hetgeen misschien wel het laatste historische geval van dien aard zal geweest zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken