Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4 (1887-1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (63.02 MB)

Scans (1404.16 MB)

ebook (55.35 MB)

XML (2.86 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4

(1887-1888)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Gods molen maalt langzaam; maar fijn.
(Vervolg.)

Toornig verliet hij het huis. Hij had niet geloofd zoo bepaald afgewezen te worden en het ook niet raadzaam gevonden der wantrouwende vrouw zijne verdenking openlijk kenbaar te maken. Indien Steenhouwer haar vertrouwen genoot, gelijk het den schijn had, lag de mogelijkheid voor de hand, dat zij vragen tot hem richtte, die hem alles konden verraden en in dit geval kon Zwanenberg er niet meer aan denken, den schurk te ontmaskeren.

‘Wat nu gedaan?’ mompelde hij, terwijl hij den hoed afnam om het gloeiende voorhoofd in den plotseling opstekenden wind af te koelen. ‘Mijn voornemen geef ik niet op.... Indien ik eens wantrouwen tusschen Grafhorst en Steenhouwer zaaide? De vroegere kamerdienaar schijnt een hebzuchtige schavuit te zijn; hij zal er geene gewetenszaak van maken, zijn kameraad te bedriegen als hij er zijn voordeel bij vindt. Men moet hem slechts de overtuiging doen opvatten, dat Steenhouwer hem bedriegen zal; dan is de zaak reeds half gewonnen.’

Hij zag onderzoekend naar de lucht, die hoe langer hoe meer bewolkte. De wind joeg dwarrelende stofwolken omhoog; er was een onweder in aantocht. Hij verhaastte derhalve zijne schreden. De donder rolde reeds in de verte, als hij de herberg van Grafhorst bereikte.

Alleen de waard was in de gelagkamer aanwezig. Hij stond voor het raam en keek door de morsige ruiten op de straat die door de vliegende stofwolken bijna onzichtbaar was. Met een wantrouwend voorkomen ontving hij den binnentredende.

‘Dat zal een zwaar onweder worden,’ zegde oom Hendrik; ‘gij zult mij toch zeker wel veroorloven de bui hier af te wachten?’

‘Natuurlijk!’ antwoordde Grafhorst. ‘Mijne deur staat voor iedereen open.’

‘Kan ik nog eene flesch van dien ouden rijnwijn krijgen?’

‘Neen, die is op.’

‘Zoo spoedig?’

‘Een dozijn flesschen is gauw uitgedronken en daarbij worden in dit huis slechts brandewijn en bier getapt.’

‘Geef mij dan een glas rum of cognac.’

‘Dat kunt ge hebben,’ knikte de waard achter den toog gaande. ‘Mijn cognac is voortreffelijk; ik krijg hem van een fijn huis.’

Zwanenberg was op een stoel gaan zitten, streek met den neusdoek over het klamme voorhoofd en luisterde naar het rollen van den donder, dat steeds nader kwam.

‘Is Steenhouwer sedert mijn laatste bezoek nog hier geweest?’ vraagde hij.

‘Sinds gisteren middag? Neen!’

‘Gij zijt wel zeer bevriend met hem.’

‘In het geheel niet. Hoe komt ge aan die gedachte?’

‘Nu ja, ge hebt toch beiden in vroegere jaren bij denzelfden meester gediend!’

‘Bah, we zijn ook toen geene vrienden geweest. Nu en dan bezoekt mij de heer Steenhouwer, wanneer zijn weg hem toevallig eens dezen kant uitvoert; van vriendschap kan er verder geene sprake zijn.’

‘Hm! dan kunt gij er u ook niet over beklagen, wanneer hij zich zelven boven u bevoordeelt,’ zegde Zwanenberg, een klein teugje uit het glaasje nemende, dat hij met blijkbaren afkeer weer neerzette. ‘Ik weet dat gij met hem verbonden zijt; gij hoopt uit het geheim, dat gij aan mijn zwager verkoopen wilt....’

‘Laat mij met vrede!’ viel de waard toornig uit. ‘Ik wil met zulke geschiedenissen niets te maken hebben. Ik ben een eerlijk man, en men zal mij nooit het verwijt kunnen doen dat ik langs onrechtvaardige wegen ooit iets verworven heb.’

Oom Hendrik hield den blik uitvorschend op hem gericht - een bliksemstraal verlichtte

[pagina 176]
[p. 176]

met zijn verblindend schijnsel het half duister vertrek.

‘Gij hebt toch aangeboden de onthullingen te bevestigen, die Steenhouwer doen wil?’

‘Ik zal zeggen wat ik weet; verder niets.’

‘En als deze verklaring eenige waarde heeft, zal Steenhouwer het loon opsprijkeu en er u naar laten fluiten,’ antwoordde oom Hendrik. ‘Het ware beter dat gij met mij eene overeenkomst sloot; ik zou u bij mijn zwager aanbevelen - gij zoudt daar niet slecht bij varen. In plaats van de herberg hier kunt gij in kort een klein logement opzetten. Baron Rüdiger is een rijk man.

‘Lokvogeltjes!’ viel Grafhorst hem spottend in de rede. ‘Ziet ge mij voor zoo dom aan?’



illustratie
het geboortehuis van z.h. leo xiii, naar de teekening van g.b.m. sühl.


‘Integendeel, ik geloof dat gij sluwer zijt dan Steenhouwer, en juist daarom maak ik u op de voordeelen opmerkzaam, die gij uit een verbond met mij zoudt kunnen trekken. Mijn zwager is niet hierheen gekomen, om met zijne familie in vijandschap te geraken; hij wil slechts de waarheid uitvorschen en vrede onder ons allen stichten. Gelukt hem dit, dan zal hij al degenen die hem daarbij geholpen hebben zijne erkentelijkheid bewijzen, en van die erkentelijkheid zult gij dan ook uw aandeel bekomen.’

‘Dat wil met andere woorden zeggen: ik zou de onschuld van den baron Archimbald van Weniger bevestigen,’ spotte de waard.

‘Gij kunt volkomen bij de waarheid blijven....’

‘Wie heeft mij beschuldigd dat ik dat niet doen wil?’

‘Maak u maar niet boos.. Mijn hemel! hoe vreeselijk!’

Een dreunende donderslag deed de muren van het huis schudden. Beiden keken een geruime poos zwijgend door het raam langs hetwelk de regen nederstroomde.

Na een kleine pauze ving Zwanenberg weder aan: ‘Gij haat baron Archimbald; en uw haat heeft zich verbonden met de wraakzucht van Steenhouwer.’

‘Dat is eene leugen!’ stoof Grafhorst wederom op. ‘Zoo dit waarheid was, dan hadden wij gewis niet tot vandaag gewacht, om op den man, die ons zoo diep beleedigd had, wraak te nemen. Wij hebben hem vergeven, want wij weten dat hij ons ontsloeg, omdat hij ons vreesde.’

‘Als gij zoo lang gezwegen hebt, waarom wilt gij dan nu spreken?’ vraagde Zwanenberg schamper. ‘Toch zeker enkel uit eigenbelang? Ik bied u meer aan dan Steenhouwer en verlang daarvoor slechts waarheid.’

‘En indien deze waarheid uw zwager niet aanstaat?’

‘Daarop moet hij gevat zijn. Hij verlangt alleen, dat de verklaring hem deugdelijk bewezen worde, zij mag luiden gelijk zij wil. En ruimt gij de hatelijke verdenking die op zijn broeder rust, uit den weg, dan kunt gij met zekerheid op eene hooge belooning staat maken; dat beloof ik u.’

(Wordt voortgezet)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken