Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4 (1887-1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (63.02 MB)

Scans (1404.16 MB)

ebook (55.35 MB)

XML (2.86 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4

(1887-1888)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 185]
[p. 185]

[Nummer 24]

Onze gravures.

Een miskend genie.



illustratie
een miskend genir, naar de schilderij van h. bever.


Als er geene miskende genieën waren, zouden er ook geene erkende geniëen wezen kunnen Zulk een beklagenswaardig slachtoffer der kunst is kleine Piet. Niet alleen is zijn talent onbegrepen door zijne omgeving, maar als een arme martelaar der edele kunst ziet hij zich op dit oogenblik voor zijne liefde tot de muziek met gevoelige kastijding bedreigd. Telkens als de jeugdige musicus de kans klaar ziet, bergt hij zich in een of ander hoekje, om aan zijne liefhebberij den vollen teugel te vieren. Tot dit doeleinde zijn alle plaatsen voor kleinen Piet even geschikt: de kunst leeft immers zelfs in de woestijn.

Naar hartelust ontlokt hij dan de grilligste fantasieën aan zijn speeltuig, verrukkelijker voor zijn oor dan het wonderspel eener tooverfluit. Maar als hij dan geheel in verrukking weggezonken ligt, komt niet zelden moeder, wier muzikaal gehoor waarschijnlijk geheel onontwikkeld is. den armen aspirant-virtuoos onzacht uit zijne tonendromerij opwekken. ‘Speleman, luiaard’, klinkt het dan, ‘leer uwe lessen in plaats van gedurig op dit verwenschte fluitje te zitten blazen!’ En dan wordt gewoonlijk de maatslag, dien kleine Piet bij zijne uitvoeringen nog al eens verwaarloost, geregeld, maar veel te laat en op eene gansch verkeerde plaats geslagen. Arme, kleine Piet, ja, ge zijt wel onbetwistbaar een miskend genie.

Andreas Hofer's afscheid.

Reeds meermalen hebben wij over den grooten vrijheidsheld Andreas Hofer gesproken. De episoden uit zijn

[pagina 186]
[p. 186]

even, zoo rijk aan treffende tooneelen, zijn altijd een dankbaar onderwerp geweest voor den beeldenden kunstenaar. Geen schilder, die den fieren Tyroolschen aanvoerder echter beter begreep dan zijn beroemde landgenoot Frans Defregger. Deze kunstenaar heeft iets van hetzelfde bloed in de aderen, van denzelfden geest in het gemoed, om met zooveel waarheid in lijn en kleuren het heldendicht te zingen van Hofer's leven en streven. Nergens ondervond Napoleon grooter tegenstand dan in de berglanden. De guerilleros van Spanje en de vrijscharen van Tyrol hebben den grooten veroveraar soms meer afbreuk gedaan dan de groote legers, in geregelde slagorde geschaard. Dat is omdat hij niet stond tegenover materie[e]le kracht alleen, maar tegen hooger bewustzijn eener geestelijke macht: het vrijheidsgevoel, ingeademd met de frissche lucht der bergen, met eene liefde voor den geboortegrond, zooals alleen hun heerlijk vaderland het kan kweeken.

Tragisch is het oogenblik, waarop de schilder ons den eenvoudig grooten man voorstelt. Gewerkt, gezwoegd, gestreden en geleden heeft hij voor de verdediging des vaderlands; zijn bloed heeft hij er voor vergoten, niet alleen hij, maar de minste der zijnen; want die hem omringen in het uur der scheiding, zijn strijdmakkers en invalieden, die hunne beste krachten veil hadden voor zijne zaak, die geheel de hunne was. Eindelijk bezweken voor de overmacht, in kluisters geslagen, veroordeeld door den tyran, is het oogenblik gekomen dat hij opgaat ter dood. Waar allen treuren en klagen en in wanhoop de handen in het haar slaan, of diezelfde krachtige vuisten wringen, die de buks hebben gericht op den vijand, waar zij in weemoed knielen en de hand kussen, die hun den weg der overwinning wees, - daar staat hij, fier en sterk in het aangezicht van den dood. Onderwerping, geen overmoed, maar mannelijke sterkte spreekt uit zijne trekken; hij roept zijne getrouwen zijn vaarwel toe, troost hen en staat ongebogen, waar allen gebukt gaan onder de smart van het afscheid.

Een nachtelijk drama.

Het is een heldere winternacht: de sneeuw glinstert op het veld en slechts het dichte bosch vormt voor het oog van den nachtelijken wandelaar de donkere grenslijn van den gezichteinder.

Zie, daar schiet een donker spook uit het kreupelhout op, en een ander ijlt het achterna. Vergeefs tracht de eerste gedaante den vervolger te ontwijken, maar hoe ze zich ook wendt of keert, hij volgt ze als hare schaduw. Nu verdwijnen beide in het donkere bosch; dan duiken zij weder op; een ritselend gedruisch en de beweging der takken van een besneeuwden eik laat vermoeden, dat een der gevleugelde strijders stelling genomen heeft tegenover zijne weerpartij.

Het zijn twee ooruilen, ook bekend onder den naam uhu's, terwijl zij in de wetenschappelijke wereld als bubones te boek staan. Maar het zijn in het geheel geene vriendschappelijke betrekkingen, die hen hier hebben samen gevoerd. Het doordringend geschreeuw, het herhaalde kraken van takken en twijgen, het rondstuiven van de sneeuw bewijst voldoende, dat het hier een vinnigen strijd geldt. Nood of afgunst hebben waarschijnlijk den vervolger daartoe geprikkeld, of is hij misschien de rechthebbende eigenaar van den buit, dien de ander in zijne klauwen vast tegen den tak geklemd houdt?

Hoe het daarmee zij, het recht van den sterkste zal waarschijnlijk wel in zijn voordeel beslissen; want de sterkste blijkt hij en dat hij de kracht van zijne klauwen geducht doet gelden is een rechtgeaarden ooruil in dezen schralen tijd van het jaar niet kwalijk te nemen. Een boutje, zooals hij op het oogenblik aan zijne tegenpartij betwist, komt waarlijk tegenwoordig iederen dag niet voor.

In den veestal.

Deze vier kostgangers worden op eene harde proef gesteld en als we eens evengoed konden hooren hoe ongeduldig die gasten zijn, als we dit thans zien, dan zouden we onthaald worden op een weinig harmonisch quartet, dat telkens in luider toon aandringt op vervroeging van het etensuur. De gehoornde gast, die door een houten beschot van zijne gemoedelijkere lotgenooten is gescheiden, is zoo verlangend naar zijn rantsoen, dat hij de vrijheid neemt eens te komen kijken of de pot klaar is. De kalveren geven meer blijk van zelfbeheersching en wachten gelaten op het hun toekomende deel van den lekkeren spoeling.

Het tooneeltje speelt in een ouden stal van eene groote hofstede of kasteel. Het is door den schilder A. van der Venne goed behandeld.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken