Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4 (1887-1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (63.02 MB)

Scans (1404.16 MB)

ebook (55.35 MB)

XML (2.86 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4

(1887-1888)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De vogel in het spreekwoord.

I.

Als het nu eens gegund is, de natuur eene huismoeder te noemen, dan moet men er in denzelfden adem bijvoegen dat de Benjamin van die moeder niemand anders is dan de vogel. De visch? Hij mag den kelder niet uit, ten minste zoo hem zijn leven lief is. De viervoeter? De vloer is voor hem, meer niet. Maar de vogel heeft in alle verdiepingen van het huis vrijen toegang. Bij zoovele voorrechten is men niet heel verbaasd, in den vogel volop de manieren van een bedorven kindje aan te treffen.

Toch heeft dat lief, verwend kind ook zijne ernstige oogenblikken, en den mensch, die hem in die oogenblikken bespiedt, heeft hij reeds menige les gegeven. Die lessen zijn nu eens van ernstigen, dan weer van luimigen aard, doch altijd nuttig en behartenswaardig. Vergun mij, uit die school het een en ander te klappen tot nut en - zoo het wezen mag - tot vermaak.

Het Evangelie leert ons, niet onnoodig bezorgd te zijn voor den dag van morgen. Deze ernstige vermaning hebber de eksters en raven aan den Rus gegeven:

‘De ekster,’ zegt deze, ‘is gekleed en de raaf: onze broeders zullen ook gekleed worden’.

Dezelfde raaf brengt hem de moraal in herinnering door Lafontaine in Le lion mourant neergelegd: ‘Aan een dooden arend plukharen de raven’.

De Letten maken hier langpoot tot held: ‘Als de ooievaar dood is, kruipen de hagedisssen in zijn snavel’.

Dat ondank 's werelds loon is, heeft de Turk alweer van de raaf geleerd: ‘Voed eene raaf: zij zal u de oogen uitpikken; - en dat het bij de vogels ook al is: een aartje naar vaartje, dat heeft men bij verschillende volkeren uit de waarneming van het vliegend volkje geleerd. Zoo zeggen de Denen: ‘Het kakelt wat van hennen komt’; de Russen: ‘Het loert op bijen, wat van spechten komt’; de Walachen: ‘Eene wilde eend laat zich niet tam maken’; de Duitschers: ‘Raven broeien geene duiven uit’; en wij, Vlamingen: ‘Zoo de ouden zongen, zoo piepen de jongen’.

Wie met pek omgaat, krijgt zwarte vingers, en vet brengt smetten in de kleeren, daarom waarschuwt de Duitscher:

 
Van wolven en uilen
 
Leert men het huilen,

en zegt de Franschman: ‘Wie de kiekens volgt, leert scharrelen’.

Soort bij soort! dat hebben de Italianen en Engelschen bij het gevederd goedje opgemerkt:

‘Vogels van eenerlei pl[uim]age vliegen graag te zamen’; maar: ‘Uilen vliegen niet met kraaien’, want, zooals de ernstige Latinist zegt: ‘Anders krast de uil en anders de kraai.’ Korter drukt de Italiaan het uit: ‘Iedere vogel zingt zijn vers’, en aanschouwelijker doen wij het als we zeggen: ‘Iedere vogel zingt zooals hij gebekt is’.

Eene laatste les vol ernst, ditmaal vol treurigen ernst, hebben de Neger-Engelschen in spreekwoord neergelegd: ‘De hen legt de eieren en de mensch eet die op’.

II.

Zeer dikwijls hebben de spreuken, door de vogels aan de hand gedaan, eene minder ernstige, meer practische strekking. Zeer practisch is het, dat leert de ondervinding van

[pagina 292]
[p. 292]

elken dag, zich langzaam te haasten, immers, zooals de Spanjaard terecht opmerkt: ‘Korreltje voor korreltje vult het kieken haren krop’. Even practisch is het zich te bezinnen alvorens te beginnen, daar men in het tegenovergesteld geval ‘de gerst zou zaaien eer men kiekens houdt’, en steeds te bedenken, dat de ware liefde in ons eigen huis begint of, gelijk de Italiaan het zegt, ‘dat ieder kieken voor zich zelven pikt.’



illustratie
verongelukt, naar de schilderij van andré brouillet.


Wij weten allen door eigen ondervinding, dat een genoegelijke dag nog bij lange niet een heel jaar van genot waarborgt, zoomin als ‘ééne zwaluw den Zomer maakt’, een spreekwoord, dat de Latijnen reeds op de tong hadden en haast alle volkeren van Europa hebben overgenomen; gelukkig is ook het omgekeerde waar, en heeft de Duitscher gelijk met zijne spreuk: ‘ééne kraai maakt geen Winter’.

Niet zoo waar klinkt de bekende spreuk der Franschen: La belle plume fait le bel oiseau. Van vogelen is dit waar, doch de menschen vergeten maar al te gaarne, dat ze iets meer en iets beters dan vogels zijn. ‘Ho!’ zegt hier eene modedame, die zich op den onbekenden zedenmeester wil wreken: ‘de gans pred[i]kt ons de voorzichtigheid!’ Met uw verlof, lieve dame, ‘misschien preekt de vos voor de ganzen.’ In ieder geval, het sermoon geschiedt zonder booze bijbedoelingen, 't is geen, aan de Platduitschers ontleend: ‘Goeden dag, zei de vos, en hij keek in 't ganzenhok,’ geen vossenpassiepreek, waarbij de boer op zijne ganzen heeft te passen.

[pagina 293]
[p. 293]


illustratie
delft, naar de teekening van g.b.m. sühl.
1. Station. - 2. Hyppolitus-kerk. - 3. St.-Jozefskerk. - 4. Oostpoort. - 5. Marktplein met de Nieuwe Kerk en het standbeeld van Hugo de Groot. - 6. Stadhuis. - 7. Gemeentelandshuis.


[pagina 294]
[p. 294]

Doch, laat het tusschen ons tot geen woorden komen; zoo ik een offer der mode wilde bekeeren, zou ik met kijven niet ver komen; ‘men vangt den vogel met de lijmroede, niet met den dorschvlegel’, zeggen de Czechen; ‘wie een vogel wil vangen, moet fluiten’, meenen de Croaten; en ze hebben gelijk, zoowel als de Engelschman, die leert dat het grofste net volstrekt de beste vogelvanger niet is.

Zou het niet meer geraden voor mij zijn, ‘met de wolven te huilen?’ De Walach geeft ten minste den raad: ‘Zijt ge in 't kiekenkot, zoo kakel’; en de Turk raadt een ieder, die bang voor musschen is, geen gierst te zaaien. Het is waar, die raadgeving wordt een beetje verzwakt, als men er de uitspraak der Italianen tegenover stelt: ‘Verzuim niet uwe erwten te zaaien, omdat ge bang voor vogelen zijt’; ik zal er mij echter aan houden, alleen reeds uit bescheidenheid; want hoe licht meent men zijn uil een valk te zijn! Voor hoevelen zijn, zooals de Duitschers zeggen, ‘zijn eigen eieren meer waard dan zijn buurmans kippen’; en wat heeft ook de Brit een gelijk, als hij zegt, dat de mensch zijne ganzen zoo graag voor zwanen aanziet!

Deze soort van bescheidenheid moet echter ook weer hare grenzen hebben, want zeggen de Bulgaren: ‘Iedere zwaluw prijst haar nest’; de Serviërs: ‘Een ieder is koning in zijn eigen huis, daarom houdt de klokhen haar nest in eere’; de Engelschen en Russen: ‘Iedere haan is trotsch op zijn mesthoop’; de Spanjaarden: ‘Ieder vogeltje bemint zijn nest’, wat niet meer dan recht en billijk is. Daarom beklaagt de Italiaan den vogel, die in een slecht dal ter wereld komt en hebben wij, Vlamingen, reeds lang opgemerkt, dat een vogel gaarne is waar hij werd uitgebroed.

Het gedachtensnoer, dat ik daar onwillekeurig bleef afspinnen, zou ik nog langer uitwerken, als zich geene nieuwe denkbeelden voordeden, want men moet geene oude schoenen weg doen voor men nieuwe heeft, zoomin als een papegaai zijne klauwen loslaat alvorens hij zijn snavel in den boom heeft geboord, gelijk de Italianen het uitdrukken. Er biedt zich daar echter een nieuw denkbeeld aan, dat iemand waarlijk toelacht en waarvan het bekende: ‘arbeid zaligheid’ met zijn negatief ‘rust roest’ den inhoud vormt. Hierop hebben de vogels de heerlijkste varianten bezorgd:

‘Iedere vogel leeft van zijn bek’, heet het bij de Polen; ‘iedere vogel vangt zijn voedsel met den bek’, bij de Bulgaren; ‘de leeuweriken vallen niet gebraden uit den hemel’, bij de Franschen; ‘de ganzen komen u niet gebraden in den mond gevlogen’, bij de Nederianders; ‘vliegende kraaien vinden altijd iets’, bij de Duitschers; ‘als het kieken scharrelt, vindt het een korreltje’, bij de Letten; en, om met den vroeden Duitscher te eindigen: ‘Het kieken legt graag in een nest, waarin reeds eieren liggen.’

Daarom is het dan ook geraden, de handen ter dege uit te steken, en hoe vroeger, hoe beter; want, verklaart de Engelschman, ‘de vogel, die vroeg op is, vangt den worm’; luiaards en langslapers gaat het daarentegen als de gans die, zeggen de Duitschers, ‘zoolang naar de keuken waggelt, tot ze aan het braadspit blijft steken’.

(Slot volgt.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken