Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4 (1887-1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (63.02 MB)

Scans (1404.16 MB)

ebook (55.35 MB)

XML (2.86 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4

(1887-1888)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Een slaperig onderwerp.

Wanneer, hoe lang, hoe dikwijls, hoe en waar men moet slapen?

De behoefte aan slaap wordt in den regel door iederen mensch eenmaal in de 24 uren gevoeld. Nadat iemand zóó of zóóvele uren wakker geweest is, gewerkt, zich ingespannen heeft, eischt zijne natuur, dat hij ruste en op nieuw krachten verzamele, inzonderheid zenuwkracht, zooals de slaap alleen geven kan. Maar 't is niet onverschillig welke tijd daartoe wordt gekozen. Die tijd moet natuurlijk de gunstigste zijn voor den slaap, waarin de minste uitwendige prikkels op den mensch inwerken, bijgevolg de nacht, buitendien hebben wij nog eene andere reden, om den nacht, en wel het aanstonds op te geven gedeelte daarvan, als de meest natuurlijke tijd voor den slaap te erkennen. Wij vinden namelijk, dat telkens tegen den avond eene verhoogde werking der verrichtingen in het lichaam begint, welke zich bij gezonden hoofdzakelijk door een eenigszins sterkeren polsslag, in vele ziekelijke toestanden door vermeerdering der koorts om dezen tijd openbaart. Deze opgewekte toestand van het innerlijk leven bereikt te middernacht - den tijd, waarop de zon het verst van ons verwijderd is, en derhalve den minsten invloed heeft - zijn hoogste toppunt en neemt in gelijke mate weder af. De tijd van middernacht moet dus ook ongeveer het midden van den slaaptijd zijn. Daarom zijn de uren van des avonds 8, 9, op zijn laatst 10 tot 's morgens 3, 4 of uiterlijk 5 uur zeker de geschiktste, om een waarlijk gezonden en verkwikkenden slaap aan te brengen. Op geen anderen tijd is de slaap zóó in harmonie met den loop der natuur.

Hoe onnatuurlijk is daarom de leefwijze der meeste inwoners van groote steden! Vooral scheppen de rijken en voornamen daarin een genoegen, de wetten der natuur zoodanig te veranderen, dat zij slapen wanneer de grootste kracht des lichts en de warmte van den dag de drijfveeren moeten zijn van de meest ingespannen werkdadigheid, en werken, wanneer de koelte en duisternis des nachts de machtigste en noodzakelijkste prikkels aan het leven onttrekken, waardoor het in zijne hoogste spanning de grootste vlucht moet nemen. Maar het gelukt veel eerder boomen om te keeren door hunne kroon in de aarde te zetten en de wortels te dwingen in takken te veranderen, dan dat men de verhouding, die er tusschen het slapend en wakend leven en de verschillende tijden van den dag bestond, zonder nadeelige gevolgen in eene tegenovergestelde kan veranderen. Komt hier nu nog bij, dat de rijke er van houdt om het hoogste goed van zijn hart, namelijk den glans van zijn rijkdom in de verfijningen der weelde, bij de gebruikelijke avond- en nachtgezelschappen ten toon te spreiden, dan begrijpt men lichtelijk, dat de slaap in den voormiddag, gestoord door de nawerking van die tegennatuurlijke prikkels en door het machtige leven van den dag tot waken bestemd, geen herstel, geene frissche krachten, maar wel verslapping door onrust kan teweeg brengen. Slechts in de keerkringslanden, waar de gloed der zon, lijnrecht boven het hoofd staande, vooral door hen verdragen kan worden, die reeds van de vroegste jeugd daartegen waren gehard, daar is het slapen gedurende den dag nuttig. Maar die in onze noordelijke luchtstreek een gezonden en vasten slaap wil hebben, moet hem gedurende den dag vermijden, en des avonds iedere opwekking, vooral inspanning van den geest, die slechts op het midden van den dag moet geschieden, nalaten. In den Winter is het tamelijk onverschillig of men vroeger dan wel eerst te middernacht naar bed gaat, omdat de nacht toch tot omstreeks 8 uur des morgens duurt en nog tijds genoeg voor de rust overlaat. Maar om zich in den Zomer van de frissche, balsamieke lucht te berooven, die in de vroege morgenuren als de adem des levens de gansche natuur doorstroomt, daarvoor kan slechts hij onverschillig blijven, die de waarde dier uren nooit bij zich zelven heeft leeren kennen.

Hoe lang de slaap moet duren, zal hij zijne herstellende kracht op de mensch kunnen uitoefenen, is onmogelijk van te voren te bepalen. Die duur hangt van zóóvele omstandigheden af, als daar zijn: leeftijd, sekse, gestel, werkzaamheid, seizoen, klimaat, dat een algemeene regel zich voor die allen niet laat stellen.

Hoe jonger de mensch is, des te langer behoort hij te slapen. De jonggeborene ontwaakt slechts om zijn voedsel te nemen; jonge kinderen behoeven 10-16 uren slaap iederen dag, volwassenen 7-8, zelder minder. Hoogst overstandig is het, knapen of meisjes, wanneer zij vaak hebben, den slaap te beletten, b.v. door te leeren of te arbeiden. Over 't algemeen hebben vrouwen eene grootere behoefte aan slaap dan mannen; vooral bloedarme, prikkelbare gestellen mogen niet te kort slapen. Zoogende vrouwen, die hunne moederplichten ook 's nachts naar behooren vervullen en, om zoo te zeggen, steeds met één oor open slapen, mogen in een paar uren rustens gedurende den morgen vergoeding vinden voor het herhaald nachtwaken. Volbloedige en zwaarlijvige personen moeten echter den slaap niet te lang rekken en den slaaptijd liever kiezen in den vóórnacht, dan in den nanacht en ochtendstond. Deze kunnen zij beter gebruiken tot eene fiksche wandeling of een verfrisschend bad, waarna ze hun werk met dubbele opgewektheid zullen verrichten. In 't algemeen kan men een maatstaf voor een voldoenden slaap vinden, indien men frisch en opgewekt ontwaakt na een vasten slaap gedurende den nacht.

Ten aanzien van de menigvuldigheid van den slaap mag als regel gelden slechts eenmaal in de 24 uren zich aan eene volkomene rust over te geven. Slechts zeer jeugdige kinderen en hoogbejaarden hebben ook over dag behoefte aan slaap, welke moet bevredigd worden. Het middagslaapje, dat bij velen eene gewoonte is geworden, is als uitzondering slechts aan zenuwachtige, zeer prikkelbare of naar den geest zeer ingespannen personen aan te raden, voor wie eene kleine verpoozing van de bezigheden van den dag eene werkelijk weldadige behoefte is. In alle andere gevallen wordt daardoor de spijsvertering trager en over 't algemeen wezenlijk benadeeld, waardoor bij gevolg het ontstaan van onderbuiksziekten begunstigd wordt.

Ten einde een gerusten, verkwikkenden slaap te kunnen genieten, moet het lichaam of de geest vermoeid zijn. Men vermijde echter vóór het ter ruste gaan elke te sterke opwekking van het lichaam, zoowel als van den geest. Daarom moet de mensch trachten zich zonder ernstige gedachten en vrij van zorgen aan den slaap over te geven. Ook is het goed vóór het naar bed gaan een korten tijd in een rustigen gemoedelijken toestand van lichaam en geest zich te verplaatsen. Te verwerpen is echter de gewoonte van velen, om nog een boek mede naar bed te nemen en lezend of peinzend den slaap te begroeten, omdat dan door den prikkel van het licht en de inspanning der oogen, als-

[pagina 324-325]
[p. 324-325]

mede door de opgewekte werkzaamheid van den geest, de overgang tot een volkomen rustigen slaap verhinderd wordt. Om dezelfde reden moet men ook des avonds slechts eenvoudige, lichte spijzen en dranken, en wel de eerste minstens 2 uren vóór het naar bed gaan, gebruiken.

De mensch rust het best, wanneer het geheele lichaam goed uitgestrekt en horizontaal ligt, met eenigszins verheven hoofd. Met eenige weinige uitzonderingen is de ligging op den rug de gezondste, omdat daarbij de verrichtingen der inwendige organen, vooral de ademhaling, het minst gestoord worden. Vooral in de ontwikkelingsjaren dient zulk eene houding in acht genomen te worden. Bij eene zijdelingsche ligging is die op de rechterzijde te verkiezen, waarbij tot meerderen steun eene min of meer gekromde houding is aan te bevelen. Men vermijde te slapen met de armen kruiselings achter of boven het hoofd. De bloedsomloop, vooral in de groote bloedvaten, die naar de hersenen loopen, wordt daardoor belemmerd en daardoor ontstaat een onrustige slaap, de zoogenaamde nachtmerrie.

Gedurende den slaap moet de kleeding los en licht zijn, opdat de bloedsomloop en de huidverrichting geregeld plaats kunnen hebben; het hoofd moet ongedekt blijven.

Het beddengoed moet licht en altijd zuiver zijn, daarom ook dagelijks gelucht worden. De gezondste bedden zijn matrassen van paardehaar of kapok, voor kinderen van zeegras. Voor de reinheid en luchtigheid bevelen zich ook springveeren-matrassen aan. Veeren onder- en bovenbedden zijn voor jeugdige krachtige gestellen niet aanbevelenswaard. Ook zenuwachtige en volbloedige gestellen moeten die vermijden. Elke broeiende bedekking dient vermeden te worden. Naar gelang van het seizoen kan die bedekking zwaarder of lichter zijn, maar moet steeds in overeenstemming wezen met het gestel. Licht tot zweeten geneigde personen zorgen voor eene lichte doordringbare bedekking. In den regel zijn wollen dekens doelmatiger dan katoenen: zij verwarmen sneller en laten het zweet gemakkelijker door.

Zeer sterk is de gewoonte af te keuren om zuigelingen des nachts in het bed van moeder of min te nemen. Allerlei onaangename gewoonten staan hiermede in verband, zooals het aan de borst houden gedurende den slaap, waardoor het kind onregelmatig zuigt en slaapt en steeds aan de uitwasemingen der zoogsters is blootgesteld. Oudere kinderen moeten ook niet bij elkaar of bij volwassenen slapen.

Ziehier in 't kort, wat noodig is om een genisten, verkwikkenden slaap te kunnen genieten. Men schatte die eischen niet te laag, want zonder deze zal een ‘goede nacht’ tot de vrome wenschen blijven behooren. En, weest er zeker van, waar een slechte nacht is voorafgegaan, daar kan men ook niet veel staat maken op een ‘goeden dag.’

Daarom zij u van harte toegewenscht ‘een goede nacht.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken