Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4 (1887-1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (63.02 MB)

Scans (1404.16 MB)

ebook (55.35 MB)

XML (2.86 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 4

(1887-1888)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Volgt de stem des harten.
Novelle.
(Vervolg.)

IV.

Toen Koert den volgenden dag verscheen, om mejuffrouw Richter in tegenwoordigheid der goedige tante het verlangde teekenonderricht te geven, werd hij door haar zoo vriendelijk ontvangen, dat hij nauwelijks nog aan hare liefde twijfelen kon.

Zonder een ijdele dwaas te zijn, moest hare vertrouwelijkheid; het belang, dat zij blijkbaar in hem stelde; de achting, die zij hem toedroeg, hem in deze meening versterken en zijne ijdelheid streelen.

Onder zulke omstandigheden werden de teekenlessen voor beiden een tijd van genotvolle gesprekken, van wederzijdsche wisseling van gedachten en meeningen, waardoor zij steeds vertrouwelijker met elkander werden, zoo dat men inderdaad aan eene ernstige neiging denken, en elken dag eene besliste verklaring verwachten kon, die echter niet zoo spoedig volgde, als de majoorsweduwe, die hen opmerkzaam gadesloeg, wel wenschte.

Des te meer hield de moeder - die steeds op het geluk van haar zoon bedacht was, en Koerts dralen niet verklaren kon, maar voor gewone verlegenheid hield - zich in haar ongeduld verplicht, alles aan te wenden om hem een goeden uitslag te verzekeren en dien zooveel mogelijk te bespoedigen.

Om dat doel te bereiken, greep zij elke gelegenheid aan om de dame te naderen en met de tante nog meer bevriend te worden. Zonder Koert te vragen, en door hem gemachtigd te zijn, liet zij het in haren moederlijken ijver niet aan teedere toespelingen ontbreken, terwijl zij hem den besten dienst meende te bewijzen, met zich tot vertolkster zijner gevoelens en plannen te maken.

Aangemoedigd door de vriendelijkheid en welwillendheid, waarmede de waardige oude dame deze openbaringen ontving, begon de bezorgde moeder den lof van haar zoon uit te bazuinen en prees hem als het model en ideaal van een jongmensch, die alle voortreffelijke hoedanigheden in zich vereenigt.

‘Mijn Koert,’ zeide zij in den loop van het geprek, ‘heeft maar een enkel gebrek, en wel, dat hij te bescheiden is en te weinig zelfvertrouwen bezit, anders had hij al lang de beste partijen kunnen maken.’

‘Daar twijfel ik niet aan,’ antwoordde mevrouw Grund toestemmend. ‘Mijnheer de luitenant heeft iets zoo degelijks en ernstigs in zijn gansche wezen, als men zelden bij een jongmensch en vooral bij een officier aantreft. Het verwondert mij volstrekt niet, dat hij bij alle dames geluk heeft.’

‘Wat baat hem dat geluk,’ zuchtte de bezorgde moeder, ‘als hij er geen gebruik van

[pagina 384]
[p. 384]

wil maken? Koert zal nooit een meisje huwen, dat hij niet innig liefheeft.’

‘Juist als mijne nicht, die ook slechts om zichzelve wil bemind zijn en alle mannen afwijst, omdat zij meent, dat het de heeren maar om haar groot vermogen te doen is.’

‘Zoo iets zou in mijn zoon niet opkomen. Nog kort geleden heeft hij mij gezegd, dat hij iederen man veracht, die bij de keuze eener vrouw slechts op haar geld ziet.’

‘Zulke grondstellingen doen mijnheer den luitenant alle eer aan. Er zijn heden ten dage maar weinig mannen, die zoo denken als uw zoon. Daarom acht mijne nicht hem ook zeer.’

‘Dat verheugt me buitengewoon. Ook Koert is zeer met uwe nicht ingenomen, en bewondert haar geest en haar karakter. Hij spreekt met den grootsten lof van haar.’

Daar mevrouw Grund deze toespelingen gaarne scheen te hooren en ook de wenschen der bezorgde moeder scheen te deelen, zoo twijfelde de voor indrukken licht vatbare dame niet aan de spoedige vervulling harer wenschen en verwachtingen.

Zooals te begrijpen is, haastte zij zich om haren zoon de gunstige meening en het welwillende oordeel der nicht over zijn persoon mede te deelen en om hem nog eenmaal dringend alle voordeelen eener zoo schitterende partij voor te stellen.

‘Na alles,’ aldus eindigde zij hare vermaningen, ‘wat ik van mevrouw Grund vernomen heb, ben ik stellig overtuigd, dat hare nicht u ernstig bemint en uw aanzoek verwacht. In uwe plaats zou ik geen oogenblik dralen, en nu nog met haar spreken. Ik sta u borg, dat zij u niet afwijst, dat ge met haar gelukkig wordt en eene geheele familie gelukkig maakt.’

Opnieuw streed en worstelde Koert met de verzoeking, die hem naderde. Hier werd hem aangeboden een vorstelijk vermogen, een schitterend bestaan en eene verzekerde toekomst voor de zijnen, eene hoogst beschaafde, verstandige vrouw, die hem beminde, en voor wie hij weliswaar geene hartstochtelijkeneiging, maar die achting koesterde, die in het huwelijk vaak eene grootere zekerheid en bevrediging aanbiedt, dan eene onstuimige liefde.

Zeven millioen! Die gedachte had iets bedwelmends en betooverends. Voor zulk een grooten rijkdom moesten alle bedenkingen zich oplossen. Voor zulk een hoogen prijs had reeds menig eerwaardig man, menig flink kameraad, zooals hij zichzelven bekennen moest, zijne vrijheid en zijne idealen opgeofferd.

Zeven millioen! Waarheen hij zich ook begaf, overal vervolgde hem het lied der moderne sirenen, die hem alle genietingen des levens, de vervulling zijner stoutste wenschen, macht, aanzien, genot en genoegen in onuitputtelijke volheid aanboden en hem met hunne tooverliederen verlokten.

Zeven millioen! herinnerde hem zijne moeder, beiden zijne broeders en zusters, fluisterde de zelfzucht, ried het eigenbelang en de eerzucht, smeekte zelfs de stem der kinderlijke liefde.

En toch haastte hij zich niet om zich van het geluk, dat hem aangeboden werd, meester te maken.

Den geheelen dag overdacht en onverwoog hij den gewichtigen stap, bestormd door de tegenstrijdigste gedachten, teruggehouden als door eene geheime kracht, niet in staat, een bepaald besluit te nemen.

Terwijl Koert nog zoo aarzelde en draalde, gevoelde de arme Flora alle smarten en pijnen eener verradene liefde. Sedert de ontmoeting in den wolfskuil had zij eene innige neiging opgevat voor den luitenant, die hare liefde scheen te beantwoorden en te verdienen.



illustratie
op den st. marcustoren te venetië, naar de schil erij van bennewitz von loesen.


Zijne geheele handelwijze op de réunie moest haar nog in het geloof aan zijne onbaatzuchtigheid en in haar vertrouwen in zijn edel karakter versterken Reeds hoopte zij eindelijk den man gevonden te hebben, die zich niet als die anderen door de macht van het geld liet verleiden en aan de arme gezelschapsjuffrouw de voorkeur gaf boven de rijke erfgename.

Des te smartelijker was haar nu de gedachte, dat ook Koert haar bedrogen en hare hooge verwachtingen teleurgesteld had, waarvoor zij de zekerste bewijzen meende te hebben. Lag hij niet, evenals graaf Randau en de overige heeren aan de voeten der rijke erfgename? Was niet het uitzicht op het groote vermogen voldoende, om al zijne grondstellingen aan het wankelen te brengen? Had niet zijne moeder de tante op zijn aanzoek voorbereid en zoo goed als in zijn naam de hand van mejuffrouw Richter gevraagd?

Neen! Hij was niet beter, maar nog slechter dan de anderen, die ten minste niet, zooals hij, liefde huichelden, niet logen en bedrogen, een arm meisje niet misleidden en gevoelloos aan den afschuwelijken Mammon opofferden.

Daarom meed Flora hem, zooveel zij kon; daarom wilde zij nu vluchten, toen zij hem zag in den tuin, waar zij dacht alleen te zijn met hare smart.

In gedachten verzonken, bemerkte Koert eerst nu, toen zij, hem ziende, opstond en zich haastig wilde verwijderen, de gezelschapsjuffrouw, wier vreemde, bijna vijandige handelwijze hem zoozeer krenkte en griefde, dat hij al zijne gewichtige voornemens vergat en haar in den weg trad, zoodat zij zich genoodzaakt zag, hem aan te hooren.

‘Vergeef mij, mejuffrouw,’ zeide hij zichtbaar opgewonden, ‘als ik u lastig val, maar ik zie mij helaas genoodzaakt u eene verklaring te vragen uwer handelwijze jegens mij.’

‘Eene verklaring!’ hernam zij verbleekend. ‘Ik begrijp niet, mijnheer v. Bergen, hoe gij daartoe komt?’

‘Ik wil u niet ophouden en dus kort zijn. Wat heb ik gedaan, dat gij verbitterd op mij zijt en mij zelfs op eene beleedigende wijze zoekt te ontwijken? Waardoor heb ik mij uwe vijandschap op den hals gehaald?’

‘Dat moet u onverschillig zijn.’

‘Als zulks het geval was,’ hernam Koert mismoedig, ‘zou ik u en mij deze pijnlijke vraag bespaard hebben. Het is mij volstrekt niet onverschillig, hoe gij over mij denkt. Daarom moet ik u nogmaals dringend verzoeken, mij te zeggen, waarmede ik u beleedigd heb.’

‘Mijn hemel!’ stamelde zij verward. ‘Verlaat me...’

‘Neen, neen!’ riep hij heftig, hare hand vattend. ‘Ge moogt me niet weder ontvluchten. Ik wil eindelijk weten, wat ge tegen mij hebt.’.

‘Ik kan, ik mag niet. Om 's hemelswil! Heb medelijden met mij en vraag me niets meer!

Te gelijker tijd deed Flora eene zwakke poging hem hare hand, die hij stevig in de zijne hield, te onttrekken, terwijl zij zich omkeerde om hare tranen te verbergen. Door een plotseling vermoeden geschokt, door een nooit gekenden hartstocht aangegrepen, omvatte Koert de weenende gezelschapsjuffrouw, die door liefde overweldigd en bijna in onmacht vallende, machteloos aan zijne borst zonk.

‘Flora!’ riep hij, haar nog vaster aan zijn hart drukkend. ‘Zeg slechts één woord, een enkel woord! Ik bemin u immers meer dan mijn leven.’

‘o God!’ zuchtte zij als in een droom, nog steeds aan haar geluk twijfelend.

‘En gij,’ vraagde hij, ‘bemint gij mij niet?’

‘Ja zeker!’ fluisterde zij blozend.

Met een onbeschrijfelijk zalig gevoel vernam Flora de onverwachte bekentenis van de lippen van den haar dierbaren man. Maar nog meer verblijdde het haar, dat Koert volkomen gerechtvaardigd, vrij van elke schuld en hare hoogste achting waardig, voor haar stond.

(Wordt voortgezet.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken