Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5 (1888-1889)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (66.29 MB)

Scans (1432.93 MB)

ebook (59.76 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5

(1888-1889)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Onder verzwarende omstandigheden.

Het is een bekend feit, dat geest en lichaam in den mensch niet altijd een harmonisch geheel vormen, maar dat beide dikwijls met elkander in scherpe tegenstelling staan. In een schoon, edel gevormd lichaam woont niet zelden een geest, die lage hartstochten huldigt of zitten domheid en onverschilligheid voor al wat groot en verheven is ten troon, terwijl van den anderen kant leelijke en gebrekkige menschen dikwijls eene hoogst gewichtige rol spelen in de wereldgeschiedenis, in wetenschap of kunst. Het is niet onaardig dit in de historische overleveringen eens na te gaan, en het maakt dikwijls een verrassend effect te vernemen hoe bij voorbeeld menig geducht krijgsheld lichamelijk niet veel meer dan een kreupele of achterblijver was, of dat hoog boven hun tijd uitstekende helden des geestes gedurende hun leven veroordeeld waren het brandmerk van afstootende leelijkheid op het gezicht te dragen of een deerniswaardig ziekelijk lichaam met zich te sleepen,

Een van de grootste veldheeren der oudheid, de Spartaansche koning Agesilaos II, had eene kleine, verschrompelde gestalte en een lammen voet. Toch werd hij de schrik zijner vijanden en in de veldslagen tegen de verreweg overmachtige legers der Perzen, die hij in herhaalde gevechten bijna tot vernietiging toe versloeg, zoowel als in de bloedige worstelingen tegen de vereenigde Atheners, Corinthers en Thebanen, verrichtte hij, gelijk zijn tijdgenoot Xenophon verhaalt, wonderen van dapperheid.

Evenals hij was ook de gevreesde Vandalenkoning Genserik, dien de geschiedenis ons insgelijks als een klein, leelijk, maar buitengewoon stout en wilskrachtig man voorstelt, met een ongeneeslijk voeteuvel behept, dat hem dwong sterk te hinken.

Dat belette hem intusschen niet geheel Noord-Afrika en de eilanden der Middellandsche Zee, benevens een groot deel van Italië met Rome, dat hij veertien dagen lang liet plunderen, aan zijne heerschappij te onderwerpen. De ruwe vernielingszucht, die de Vandalen overal, waar zij verschenen, aan den dag legden, is spreekwoordelijk geworden, en toen Genserik den 24en Februari 477 met den vloek zijner tijdgenooten beladen, stierf, herademden de volken, die door hem onder het juk gebracht waren.

Nog een derde groote veroveraar uit vervlogen eeuwen leed niet alleen aan het gebrek der lamheid, maar was zelfs van het gebruik van zijn linkerarm beroofd: Timoer-Leng, de geweldige vorst der Mongolen, dien de geschiedenis ook onder de naam van Tamerlan

[pagina 4]
[p. 4]

kent. Hij was de zoon van een boer, wist zich echter door schranderheid en dapperheid tot de hoogste waardigheden op te werken en werd eindelijk in het jaar 1370 nade vermoording van den emir Hosein tot alleenheerscher uitgeroepen.



illustratie
het gedenkteeken voor maria theresia, te weenen.


Zijne lichamelijke gebreken beletten hem niet in vijf en dertig veldtochten langzamerhand alle rijken van Middel-Azië omver te werpen en met zijn leger zelfs tot aan de mondingen van den heiligen Ganges door te dringen. Timoer vereenigde in zich de tegenstrijdigste eigenschappen; terwijl hij tegen zijne vijanden met onverbiddelijke wreedheid te werk ging, zoodat hij bij de bemachtiging van Bagdad niet minder dan 90,000 menschen deed ter dood brengen, legde hij in vredestijd groote vorstendeugden, liefde tot de gerechtigheid, zachtaardigheid en wijsheid als wetgever

[pagina 5]
[p. 5]

aan den dag. Hij stierf den 19en Februari 1405 en spoedig na zijnen dood zonk ook het reusachtige, door hem gestichte rijk in puin.



illustratie
wie wil een kersje?.


Kunst en wetenschap hebben eveneens verscheidene vertegenwoordigers aan te wijzen, die zich niet in het volle bezit van gezonde ledematen verheugen mochten. Lord Byron, de beroemde Engelsche dichter, leed aan een klompvoet, die met geene middelen der kunst te verwijderen was, en zijn niet minder gevierde landgenoot, de Schotsche romanschrijver Walter Scott, was ten gevolge der inkrimping van zijn een been veroordeeld te hinken. De thans nog levende zangeres Carlotta Patti, die eens half Europa en Amerika, op de concerten door den ondernemer Ullman op touw gezet, door hare heerlijke stem verrukte, heeft hetzelfde gebrek, hetgeen haar dan ook verhinderde evenals hare zuster Adelina Patti, de planken van het tooneel te betreden; en eene lotgenoote van haar, Mademoiselle de la Vallière, die aan het hof van Lodewijk XIV leefde, ging ondanks dit lichaamlijk gebrek voor de schoonste dame van haren tijd door.

[pagina 6]
[p. 6]

Er is wel geen menschelijk gebrek, dat zoodanig de algemeene deernis opwekt als het ongeluk, blind te zijn. Den armen blinde toch is het ontzegd Gods schoone schepping, de wonderen van natuur en kunst te beschouwen; de schakeering der kleuren, de pracht van den sterrenhemel, de gelaatstrekken zijner dierbaren, dat alles is voor hem met eeuwigen nacht omhuld. De geest dezer beklagenswaardigen is minder op de buitenwereld gericht, hun ontbreken als het ware de vensters, waardoor zij naar buiten kunnen blikken; de blinde roept zijne levendige verbeelding te hulp en aan hare hand bouwt hij zich zijne eigene wereld op. Wanneer een blinde eenmaal gezegd heeft dat de roode kleur op den klank der trompet moest gelijken, dan bewijst dit hoe deze ongelukkigen er op uit zijn, datgene wat voor hen met de zinnen waarneembaar is, met het voor hen onbereikbare in verband te brengen en zich zoodoende eene voorstelling te maken van datgene, wat alleen door het zintuig des gezichts kan opgenomen worden. En toch hebben blinden onsterfelijke dichterlijke scheppingen voortgebracht en natuur en menschen geschilderd met een meesterschap, dat verbazing wekt.

Zoo Homerus, in dit opzicht de grootste schilder der klassieke oudheid, werkelijk, gelijk de sage wil, blind geweest is, toen hij zijne grootsche helden dichtende, Odyssea en de Ilias zong, dan is ongetwijfeld de kunstwaarde dier onsterfelijke werken nog des te hooger te schatten, daar geene eigen aanschouwing, maar alleen de zelf vindende en scheppende geest hem in dat geval de bouwstoffen van zijne dichterlijke scheppingen geleverd zou hebben. Gelijk intusschen de heele gestalte van Homerus zich in het nevelig rijk der mythen verliest, valt ook, de hem toegeschreven blindheid met geen geschiedkundig document te bewijzen, en als men de kleurrijke natuurschilderingen in zijne werken leest, komt het haast ongelooflijk voor dat die tafereelen niet aan eigen aanschouwing zouden te danken zijn. Van den anderen kant is echter de blinde zanger, die in de Odyssea optreedt, zoo trouw naar het leven voorgesteld, dat de commentators van dit gedicht niet anders konden gelooven, dan dat het door een dichter, die zelf blind was, moest geschreven zijn.

Milton, de groote Brit, wiens hoofdwerk Het verloren Paradijs hem in de voorste rij der dichters van alle natiën stelt, was volslagen blind, toen hij dit groote heldendicht van twaalf zangen schreef, zoodat hij het eene zijner dochters dicteeren moest. Maar hij was reeds in de veertig jaar, toen hij het licht der oogen verloor en kon op de indrukken teren, die hij in zich opgenomen had, toen hij zich in het volle genot zijner zintuigen verheugde.

Als eenig in de geschiedenis staat het feit vermeld dat een veldheer het gezicht miste, gelijk dit bij den gevreesden Hussieten-aanvoerder Ziska het geval was. Reeds als kind verloor hij door een ongelukkig toeval het linkeroog en bij de belegering van het slot Raby in 1420 door een pijlschot ook het rechter. Toch duldden zijne Hussieten niet, dat hij het opperbevel neerlei; hij liet zich vóór het ondernemen van een veldslag eene nauwkeurige beschrijving van de streek geven en regelde daarnaar de opstelling van zijn leger. Zelden vergiste hij zich in deze krijgsordeningen en bijna altijd voerden deze tot de zegepraal.

Van Belisarius, den beroemden veldheer van den Byzantijnschen keizer Justinianus I, maken wij hier slechts ter loops melding, daar aan de sage, volgens welke hem na een verloren veldslag de oogen zouden uitgestoken zijn, een degelijke historische grond ontbreekt, ofschoon de gestalte van den blinden veldheer zoowel in de beeldende kunst als in het drama menigmaal ten tooneele is gevoerd, het schoonst ongetwijfeld door den Franschen schilder Gérard, wiens voorstelling door talrijke afbeeldsels bekend is. Tevens zij hier nog herinnerd aan den blinden koning George van Hannover, die door de omwenteling van 1866 eene historische persoonlijkheid geworden is.

Eene tragi-comische uitwerking maakt het wanneer men bedenkt dat er ook een blinde.... tooneelspeler geweest is, namelijk Louis Giotto, die om de voorstelling zoo natuurlijk mogelijk te maken, in den schouwburg te Vicenza in de rol van den blinden koning CEdipus uit Sophocles' treurspel optrad en wel onder steeds toenemenden bijval.

Niet minder zonderling klinkt het, als men van een muzikant spreekt, die van het gehoor is beroofd. En toch was het een der grootste componisten van alle tijden, Ludwig van Beethoven beschoren, in zijne laatste levensjaren met totale doof heid geslagen te worden. Welk een verbazend kunsttalent, welk een muzikaal genie moet er in het binnenste van den meester gewoond hebben, dat het hem mogelijk was, zonder zelf een toon te hooren, toch de klankwerking zijner onovertroffen symphonieën te beoordeelen! Daarbij vergeleken heeft de doofheid van Le Sage, den schrijver der in alle talen overgezette satirische romans Le Diable boiteux en Gil Blas niet veel te beteekenen; want om dien letterkundigen arbeid te beoordeelen had de schrijver het zintuig des gehoors in elk geval niet rechtstreeks noodig. Alexander von Humboldt, Klopstock en andere beroemde mannen werden in hunne laatste levensjaren eveneens zeer hardhoorig, doch dit moet op rekening van hunnen hoogen ouderdom gesteld worden en deed dus in het minst geen afbreuk aan hunne werkzaamheid als schrijver.

(Slot volgt).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken