Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5 (1888-1889)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (66.29 MB)

Scans (1432.93 MB)

ebook (59.76 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5

(1888-1889)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 137]
[p. 137]

[Nummer 18]

Onze gravures.

De Molen van Sanssouci.



illustratie
de molen v.n sanssouci tf potsdam.


Wie kent niet, uit het een of ander schoolboek zijner jeugd, de geschiedenis van den molen van Sanssouci, met de daaraan verbonden moraal?

Frederik de Groote, die bij zijne troonsbestijging gezegd had: ‘Ik wil een rechtvaardig koning voor den kleinen man zijn,’ was bezig bij Potsdam zijn lust-slot Sanssouci te bouwen en werd daarin erg gehinderd door de aanwezigheid van een grooten, ouderwetschen windmolen, die hem bij het aanleggen van zijne parken leelijk in den weg stond. Hij deed daarom den molenaar een voordeelig bod, ten einde zijn molen te kunnen opruimen; maar de man wilde er niet van hooren, het erfdeel zijner vaderen te verkoopen en sloeg alle aanbiedingen des konings van de hand.

Op het laatst werd de groote Frederik er erg ongeduldig over, en op een oogenblik al zijne goede voornemens van gerechtigheid vergetende, voegde hij den molenaar kortweg toe:

‘Weet ge wel, dat ik u den molen, zonder de minste schadeloosstelling, eenvoudig kon afnemen?’

Maar de molenaar liet zich daardoor niet van zijn stuk brengen, en antwoordde even kortaf:

‘Jawel, als er geene rechters meer te Berlijn waren!’

Dat vertrouwen nu van den eenvoudigen man op de gerechtigheid in de Pruisische landen beviel Frederik zoo zeer, dat hij van zijn lievelingsplan afzag en den molen zelfs op een hoog onderstel liet vernieuwen, opdat zijne nieuw aangelegde boschjes hem den wind niet benemen zouden. En naar de overlevering wil, zou het geval op den koning zulk een indruk gemaakt hebben, dat hij zijn leven lang de gerechtigheid niet meer uit het oog verloor.

Later werd de molen het eigendom van koning Frederik Wilhelm IV, maar hoewel hij de parken uitbreidde, liet hij toch den molen staan als een gedenkstuk van de gerechtigheid zijns grooten voorvaders. Nog altijd steekt hij boven de boschjes van Sanssouci uit, hoewel sedert 1858 niet meer met draaiende wieken; hij maalt niet meer, maar wordt toch nog zorgvuldig onderhouden, en toen in 1867 de vier wieken door den storm waren afgerukt, werden ze onmiddellijk weer naar behooren hersteld.

De Lustverblijven van Koning Lodewijk II van Beieren.

Poëzie, schoonheidszin en verbeelding zijn gewis vriendelijke gezellinnen op ons levenspad, die ons den vaak moeielijken weg veraangenamen, door hunne zoete begoocheling ontroostend over de teleurstellingen der werkelijkheid, door hunne liefelijke voorspiegelingen onzen moed levendig houdend en ons leerend in onverstoorde blijgeestigheid ook uit de bitterste bloemen zuiveren honig te puren. Maar die beminnelijke leidsvrouwen moeten ons niet te machtig worden; zij mogen niet de taak van gidsen overnemen, die aan Godsdienst en Rede toekomt, nog veel minder ons meesleepen op bedrieglijk weelderige paden, die ons afvoeren van den rechten weg tot onze eeuwige bestemming.

Wat er dàn van ons gewordt, leert ons het lot van zoovele dichters en droomers, kunstenaars en idealisten, die zich onbetoomd aan het schoonheidsgevoel overgaven, er alles om vergaten en een korten, bedwelmenden droom door een lang en bitter lijden moesten uitboeten. ‘Wee den jongeling,’ zegt Walter Scott, ‘die overmeesterd wordt door de Verbeelding, welke de Rede de teugels uit de hand heeft genomen! Jammer en wee! want zulk een gemoed is zacht, bespiegelend en goedaardig,’ dat wil zeggen: niet opgewassen tegen de moeilijkheden des levens.

Tot dezulken behooren de tobbers, die hun leven verdroomen in een dwepend smachten naar het onbereikbare en geen oog hebben voor dat wat voor de hand ligt; die altijd in de lucht starend, struikelen over den minsten steen voor hunnen voet, die onmachtig om zich door het leven heen te slaan, ongeschikt zelfs om het zoete des levens te genieten, altijd blijven sukkelen en klagen, zich zelven en anderen tot last. Maar er zijn nog beklagenswaardiger slachtoffers van eene teugellooze verbeelding. Het zijn de rampzaligen, die in geniale begaafdheid of ontzaglijke fortuin de middelen bezitten om de stoutste droombeelden te verwezenlijken; die zich derhalve niet aanstonds in hunne vlucht naar het gedroomde wonderland pijnlijk belemmerd voelen, maar als een adelaar de vleugels kunnen ontplooien en recht tegen de zon invliegen om ten slotte, verblind, neer te storten in den nacht van waanzin

[pagina 138]
[p. 138]

en zelfmoord. Het zijn de sterke, schitterende geesten, die ontzaglijke dingen tot stand brachten en zelf een jammerlijk einde vonden; het zijn de wereldveroveraars, wier lange zegetochten uitliepen op een verlaten graf; het zijn de heerschers en koningen, die als Salomon den heerlijksten tempel mochten stichten, maar eindigden met aan afgoden en vrouwen te offeren, - nòg gelukkig te prijzen als zij met den wijsten der koningen ten slotte konden uitroepen: ‘Alles is ijdelheid!’ maar diep rampzalig, wanneer zij hier op aarde niet meer tot bezinning mochten komen na den bedwelmenden grootheidsroes en eindigen moesten als koning Lodewijk II van Beieren.

Bedeeld met de rijkste gaven, die een vorst kunnen sieren, edelmoedig, dapper, ridderlijk, had hij de gelukkige koning kunnen zijn van een dankbaar volk. Als slaaf van een tot hartstocht, ja monomanie geworden schoonheidszin, putte hij zijn volk uit om het eene lustpaleis na het andere te bouwen tot hij eindelijk, nergens meer bevrediging vindend voor zijn honger naar tooverachtige pracht en praal, als een arme waanzinnige den dood zocht in de golven van het Starnbergermeer.

Met die gedachte is het weemoedig de lustverblijven te betreden, op last van den ongelukkigen koning verrezen, om de luchtkasteelen te verwezenlijken, die zijne buitensporige verbeelding hem voortooverde. De gravures in dit nummer kunnen ons eenigermate een denkbeeld geven van die tooverpaleizen, welke aan de verrassingen van ‘Duizend en een nacht’ doen denken. Twee er van verplaatsen ons in het kasteel Neuschwanstein bij Hohenschwangau, dat onder de scheppingen van den waanzinnigen monarch ongetwijfeld den eersten rang inneemt en ten volle als een kunstgewrocht mag geroemd worden Hoe prachtvol en zelfs weelderig de indeeling en inrichting van dit praalgebouw zij, het is in allen deele grootsch en kunstrijk, zonder overdrijving of overlading, gelijk onze beide afbeeldingen genoegzaam doen zien.

In het hoofdgebouw, dat de koning bewoonde, liggen gelijkvloers de keuken met de provisiekamers. Op de eerste verdieping bevinden zich de talrijke kamers voor het dienstpersoneel, de voornaamste zilverkamer en de badvertrekken. De tweede verdieping had nog geene bepaalde in richting gekregen en eerst op de derde, geheel voltooide verdieping hield de vorst zijn verblijf. In de eetzaal, op onze gravure afgebeeld, zijn de wanden versierd met fraaie gobelin-schilderingen, welke den zangerstrijd op den Wartburg voorstellen. De meubelen zijn prachtig en edel van teekening. Gelijk in het geheele slot hebben ook hier gordijnen, meubelstoffen, rustbedden en tafelkleeden dezelfde kleur en teekening en bestaan die kleeden uit fluweel, de meubelstoffen en gordijnen uit zware zijde, terwijl overal rijke opengewerkte goudborduursels zijn aangebracht.

De kleur in deze zaal is Bordeaux-rood. Op de tafel staat een prachtig middelstuk van verguld zilver, het dooden van den draak door Siegfried voorstellend. Uit de eetzaal komt men in de slaapkamer, die in blauw met goud gehouden is en dezelfde pracht als de overige vertrekken vertoont. Bijzonder opmerkenswaardig zijn daar het bed met gothieken troonhemel en de wandschilderingen met voorstellingen uit Tristan en Isolde. Het aangrenzende woonvertrek is de grootste der kamers; de wanden prijken er met voorstellingen uit de sage van den zwaanridder, en de kleur van meubelover-trekken, kleeden en gordijnen is een vriendelijk blauw. Aan deze zaal grenst eene oranjerie met kunstmatige druipsteengrot en waterval. Boven in die grot was evenals in de slaapkamer op Hohenschwangau eene kunstmatige maan aangebracht, die de verschillende maanstanden nabootste.

Het laatste, geregeld door den koning gebruikt vertrek, is zijne door kolommen in twee helften verdeelde werkkamer, die men zoowel uit de eetzaal als uit de grot bereiken kan. De wandschilderingen hebben betrekking op de sage van Tannhaüser en de meubelstoffen en gordijnen zijn groen met goud. Op de schrijftafel des konings rechts op onze afbeelding staat een schrijfstel van meesterlijk goudsmidswerk. Aan deze zaal grenst links nog een kleiner vertrek, dat tot ontvangstkamer was bestemd, maar tot dit doel nooit gediend heeft. Lodewijk II liet zich hier gewoonlijk scheren en haarsnijden, en liet er de nieuw aangekomen stalen en monsters neerzetten, om die bij gelegenheid te bezichtigen. De kamer is met muurschilderingen uit de oudste heldensage, o.a. Siegfrieds dood, door Piloty versierd.

Op de vierde en vijfde verdieping vindt men de beide groote staatsiezalen: de troonzaal en de zangerszaal. De eerste, eene ontzaglijk ruime halle, verheft zich door twee verdiepingen heen. Zestien geslepen zuilen van rood Egyptisch porfier dragen de gaanderij, wier hemelsblauwe zuilen op de eerste rusten. De gewelfde zoldering bestaat uit houten vakken, de vloer uit Italiaanschen marmermozaiek, gelijk trouwens de heele zaal van Italiaansche uitvoering is, met rijke voorstellingen van dierfiguren. Aan de eene smalle zijde voeren twaalf trappen van wit marmer naar eene ovaal afgeronde apsis; hier moest de troon van gesneden elpenbeen staan. Al de wanden zijn met prachtige schilderingen versierd.

Boven de plaats van den troon ziet men Christus afgebeeld als Koning der koningen tronende op den regenboog; daaronder de vorsten, die zich voornamelijk verdienstelijk hebben gemaakt voor de verbreiding des geloofs: Casimir van Polen, Stephanus van Hongarije, Hendrik van Duitschland, Lodewijk van Frankrijk, Ferdinand van Spanje en Eduard van Engeland. De overgang tot de eigenlijke zaalwanden wordt gevormd door de twaalf apostelen, zes aan elke zijde.

Dan volgen op den rechterwand zes tafereelen: koning Eduard recht sprekend, als voorbeeld van gerechtigheid op den troon; Ferdinand van Spanje strijdende tegen de Mooren; de H. Elisabeth van Thuringen, weldaden uitdeelend; de H. Clothilde van Frankrijk, haar gemaal bekeerend; de H. Casimir in het gebed, en Stephanus van Hongarije in den strijd tegen de ongeloovigen.

Op den smallen muur tegenover den troon ziet men beneden St. Joris, den draak bevechtend, op de gaanderij de nederlaag der duivelen, en geheel bovenaan de heilige drie Koningen op hun pelgrimstocht naar den nieuwgeboren koning der Joden.

Op den wand links zijn Stephanus en Michael van Hongarije voorgesteld, verder Lodewijk de Heilige van Frankrijk, zieken spijzigend, nog eens de drie Koningen, Mozes en eindelijk, naar den troon toe, vier engelen, welke de teekenen der koningsmacht: rijksappel, schepter, kroon en zwaard aanbieden. Daarboven een in grootschen stijl uitgevoerd tafereel, voorstellende de beschaving in de oudheid en de middeleeuwen.

De vijfde verdieping eindelijk, welker eene helft door de ruimte van de gaanderij der troonzaal in beslag wordt genomen, omvat de zangerszaal met voorstellingen uit de Goedroenen Nevelingen-sage in de voorzaal en uit de Parsifal-sage in de hoofdzaal.

Binnen de muren van dit zijn lievelingsslot trad de koning het begin van zijn treurig einde in; Neuschwanstein is een trotsch gedenkteeken van zijn machtigen geest, vóór die door den waanzin verduisterd was, en tevens het praalgraf van zijn geluk

Al de kasteelen, door den ongelukkigen vorst gebouwd, hebben een scherp uitgedrukten karaktertrek; zoo is bij voorbeeld Herren-Chiemsee eene trouwe nabootsing van het paleis en de tuinen van Versailles. Het slot Linderhof echter, waarvan wij in dit nummer eene merkwaardigheid weergeven, is een mengelmoes van de meest verscheiden stijlen en bouworden; het is een voortbrengsel van de grilligste luimen en doet denken aan een tooversprookje. Aan zijne overige lustverblijven heeft de koning eigenlijk slechts gebouwd, maar hier heeft hij werkelijk geleefd. Hier heeft hij zijne wispelturige verbeelding botgevierd.

Linderhof ligt in het hoogste Ammerdal, niet ver van de Beiersch-Tiroolsche grens. Het was niet om de grootschheid der omgeving dat de koning deze plek uitkoos, want het Ammerdal is eentonig: het was enkel de volstrekte eenzaamheid, die hem aantrok. Eer hier zijn tooverslot verrees, heeft nooit een toerist aan het Ammerdal gedacht; de reisboeken zwegen het dood en slechts een afgedwaalde reiziger kwam nu en dan in het jachthuis Linderhof een onderkomen zoeken.

Met rotsen bekroonde bergen omsluiten het dal, welks noordelijk gedeelte met eindelooze eenzame bosschen naar het laagland afdaalt. Wie in deze wildernissen van den weg raakt, kan wel dagen lang onder hoogstammige dennen ronddolen tot hij eindelijk aan de hut van een houthakker komt, die hem met ruwe stem den weg wijst, waarop hij dan nog pas uren later den eersten kerktoren gewaar wordt. Zoo eenzaam is de omgeving van het slot Linderhof.

Het slot zelf bestaat uit een aantal uiteenloopende en vaak ver uiteen gelegen gebouwen: het hoofdgebouw in renaissancestijl, een antieke Venustempel, eene Marokkaansche kiosk, die de koning op de Parijsche wereldtentoonstelling gekocht heeft, eene nabootsing van de Blauwe Grot, het Hubertuspaviljoen op Oostenrijkschen bodem en de in dit nummer afgebeelde Hundinghütte, anderhalf uur van het eigenlijke kasteel, dicht bij de Tiroolsche grens, in het diepst van het woud. Het is een vrij groot getimmerte uit ruwe boomstammen en spiegelt zich in een klein donker boschmeer, waarop eene overoude schuit drijft, die uit een enkelen boomstam vervaardigd is. In dit vaartuig roeide de koning, als hij de hut bezocht, over den boschvijver. De houten wanden der hut zijn donkerbruin van ouderdom, waartegen de berkenstammen, die als muurstutten, deur- en vensterlijsten zijn aangebracht, schel afsteken. Eene groote zwaan, uit ruwe takken samengesteld, dient den voorgevel van buiten tot sieraad. Treedt men de hut binnen, dan valt het oog aanstonds op den stam van een reusachtigen boom, waar de hut om heen is gebouwd. In zijne schors steekt een zwaard als herinnering aan het beroemde Hundingzwaard uit de Noordsche sage. Eene hangmat met ruw schilderwerk hangt van het dak naar beneden; aan de wanden prijken koppen van oerossen en herten met gewei, tropeeën van bijlen, jachtsperen, drinkhorens enz. De grond is bedekt met eene grot gevlochten mat.

In het midden van de hut is de haard, waarover een roestige ketel aan eene ijzeren ketting hangt; de tafel bestaat uit een vormeloos stuk hout, door knoestige wortels gedragen; als stoel doet een afgezaagde boomstomp dienst. De kandelaars zijn uit wortels saamgesteld, terwijl de kroonluchter boven de tafel bestaat uit een hertekop met ingewikkeld vertakt gewei, aan eene ketting opgehangen. Voor behangsel prijken er vischnetten aan de wanden. Aan beide kanten van het hoofd vertrek heeft men kleinere vertrekjes, in een waarvan zich eene kast bevindt met eeuwenoud aardewerk, alsmede glazen en tellooren, die voor 's konings gebruik hebben gediend; een ander dient tot slaapvertrek.

De heele hut is tot in de kleinste bijzonderheden het beeld van een jagers en visschers verblijf uit de eerste eeuwen, met buitengewone zorg uitgevoerd. Wie ze betreedt, krijgt indrukken en meent gestalten te zien uit den grijzen voortijd, waarvan zelfs de geschiedenis niets te melden weet. Hier zat koning Lodewijk menigen nacht, eenzaam met zijne gedachten, met de herinneringen aan het verleden, in de zwijgende natuur van het hooggebergte, waar zich slechts nu en dan net geluid van een hert of een nachtvogel doet hooren. En nog was het hem hier niet eenzaam genoeg. Een duizend schreden van de Hundinghütte ligt de ‘kluis’, evenzoo uit ruwe stammen in elkaar getimmerd, met een dak van boomschors en een klokkentorentje. De muren zijn met schilderingen op ruw linnen versierd; uit dezelfde stof bestaan ook de gordijntjes voor de kleine venstertjes. Het huisraad bestaat uit vischnetten en oud vaatwerk van klei, eene ruwe bidbank

[pagina 139]
[p. 139]

en een donker kruisbeeld daarboven. De kluis is eene herinnering aan de duistere tijden, toen voor het eerst het Christendom in deze dalen doordrong.

Ook hier kwam koning Lodewk II gaarne mijmeren. Klaarblijkelijk was het hem eene gebiedende behoefte geworden, zich steeds in eene andere wereld te verplaatsen en zich daarom van de gewone samenleving af te zonderen. Zijne buitensporige verbeelding, wier grillen hij te toegevend had ingewilligd, liet hem ten slotte geene rust en dreef hem door hare telkens hoogere eischen tot waanzin.

Welk een groot en gelukkig man had hij kunnen zijn, wanneer zijn geest den onmatigen drang naar het schoone en fantastische in bedwang had weten te houden; wanneer hij, in plaats van zich aan eene ziekelijk overprikkelde verbeelding over te geven, steeds Rede en Godsdienst als gidsen had gevolgd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken