Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5 (1888-1889)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (66.29 MB)

Scans (1432.93 MB)

ebook (59.76 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5

(1888-1889)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Eene tweede liefde.
Naar het Duitsch
Van
Auguste von Osten.
(Vervolg.)

‘Zijt gij boos, Otto?’ vroeg zij nog eens.

‘Waarom zou ik dat zijn?’ antwoordde hij met gedempte stem, ‘ik weet immers dat gij het met een goed oogmerk doet. Maar wat kan ons de meering van von Zahren schelen?’

‘Wel, zeide Leonie,’ von Zahren is van eene aanzienlijke familie, hij is beschaafd en welstellend... Als hij nu eens een oogje op Helene had?’

‘Ik hoop niet, dat zij zich ooit verlagen zal om hare hand zonder haar hart weg te schenken. En ik ben overtuigd dat von Zahren haar volmaakt onverschillig is.’

‘Ik ben van eene tegenovergestelde meening,’ antwoordde Leonie zoo kalm mogelijk. De professor zag zijne vrouw getroffen aan.

‘Hebt gij gegronde redenen voor uwe veronderstelling? Spreek, Leonie, vrouwen zien scherper in zulke zaken. Heeft Helene u iets toevertrouwd?’

Leonie voerde een hevigen strijd. De diepe smart over het gedrag van haren echtgenoot zegepraalde. Zij ontweek een rechtstreeksch antwoord en zeide: ‘Ik geef u gelijk dat wij, vrouwen, in zaken van liefde veel scherper zien. Uit duizenderlei kleinigheden, te onbeduidend op zich zelf om te onthouden, maak ik op dat in Helene's hart eene kiemende liefde voor von Zahren ontstaan is.’

De laatste woorden had Leonie langzaam en duidelijk uitgesproken, terwijl hare oogen op Otto rustten, die in zijne ontsteltenis haar blik niet gewaar werd. Zij ging voort: ‘Gij hebt zeker niets anders in Helene's schijnbare onverschilligheid voor het bal gezien. Gelooft gij werkelijk dat het uitzicht op zulk een genot niets bekoorlijks heeft voor een meisje van nauwelijks 18 jaar? Ik ben overtuigd, dat Helene uw besluit met een kloppend hart heeft te gemoet gezien, en dat zij er veel tranen om vergoten zal hebben. Doch zij waagde het niet haar wensch te uiten, daar zij vreesde hierdoor hare vreugde over von Zahren 's aanwezigheid te verraden. Doch wat hebt gij, Otto! ik kan toch niet denken dat mijne mededeeling u zoo bewogen heeft. Als Helene's vrienden moesten wij hare neiging voor von Zahren eer aanmoedigen!’

‘Om Gods wil,’ riep Arnold vast besloten uit, dat niet. Misschien is die neiging voorbijgaande, en dan - moet zij in de kiem verstikt worden! Leonie,’ ging hij op vasten toon voort, terwijl hij zijne hand op hare schouder legde en haar in de oogen zag: ‘Leonie, hebt gij ooit gewenscht in eenig opzicht het ongeluk van mijn leven goed te maken?’

Leonie leunde tegen de tafel. Door zijne eigene gemoedsbeweging bemerkte de professor de aandoeningen zijner vrouw niet.

‘Zeker, Otto,’ stamelde de jonge vrouw, ‘doch ik begrijp u niet.’ - ‘Dan Leonie,’ viel hij haar in de rede, ‘verlang ik als eenige boete van u, de belofte door geen woord of gebaar, verstaat gij, door niets ter wereld Helene's neiging voor von Zahren wakker te maken. Het zal zelfs mijn streven zijn dezen laatste uit ons huis verwijderd te houden. Ik reken er op, Leonie, dat gij mijn wensch vervult.’ En zonder eenig antwoord af te wachten, verliet hij de kamer.

Nog een oogenblik stond Leonie beweegloos alsof zij het pasgehoorde niet begrepen had, toen bedekte zij het gelaat met beide handen en begon hartstochtelijk te snikken.

Dat Otto Helene beminde had zij reeds vermoed; maar dat hij zijne neiging voor het jonge meisje zoo onverholen aan zijne vrouw toonde, was haar eene grief te meer. Het is waar, hij kon niet vermoeden dat zij nu de

[pagina 255]
[p. 255]

grootste liefde voor hem gevoelde; zelve had zij haar recht op zijn hart opgegeven, doch deze openlijke bekentenis van zijne neiging voor Helene was de grootste beleediging zijne vrouw aangedaan. Zij had door niets zijne achting verbeurd. Hoe kon zij in zulke omstandigheden nog in zijn huis blijven? Onmogelijk dacht zij, terwijl zij vertwijfelend de handen wrong. Wat te doen?

Hoe zou zij in haren toestand eenige verandering brengen kunnen? De meest verschillende plannen gingen haar door het hoofd, maar niet een scheen haar geschikt om ten uitvoer gebracht te worden. En zij moest mij zijne liefde ontrooven? riep eene stem in haar binnenste. Weenend verborg zij het schoone hoofd in de kussens; radeloos met een gebroken hart lag zij daar tot de slaap haar overviel.

Toen Leonie den volgenden morgen ontwaakte, gevoelde zij dat haar de kracht ontbrak om haar man vrij te gemoet te gaan; eerst moest zij al hare krachten verzamelen, eerst met zich zelve eens zijn, hoe te handelen; zij verontschuldigde zich bij het ontbijt wegens zware hoofdpijn.

In pijnlijke gedachten verzonken, rustte zij op den divan, het gloeiend hoofd op de hand gesteund; de deur van hare kamer ging zachtjes open en een blond krullekopje kwam te voorschijn.

‘Mag ik binnenkomen?’ sprak het zoo vriendelijk, en reeds was Helene aan Leonie's zijde, terwijl zij vol medelijden vroeg: ‘Hoe bleek en lijdend ziet gij er uit, lieve vriendin; gij gevoelt u toch niet ernstig ongesteld?’

‘Neen, wezenlijk niet,’ antwoordde Leonie. ‘Eene hevige hoofdpijn, die nu reeds vermindert, heeft mij den geheelen nacht geplaagd. Een rustig uurtje zal mij weldra geheel herstellen.’

‘O, dat zou heerlijk zijn!’ riep Helene, terwijl zij voor haar neerknielde en de hand van de jonge vrouw vatte. Het zou vandaag mij dubbel gespeten hebben als wij u moesten missen.’

‘Juist vandaag? is er dan iets bijzonders? Wezenlijk, gij ziet er feestelijk uit, waarom hebt gij u zoo keurig aangekleed? Dat schoone blauwe lint in het haar is iets zeldzaams voor de eenvoudige Helene. En dit nieuwe kleed, dat gij alleen op een gewichtigen dag zoudt aantrekken? Moet er vandaag iets bijzonders plaats hebben?’

Vriendelijk en zacht als altijd had Leonie tot Helene gesproken. Zij wilde haar de smart niet doen gevoelen, die Helene haar onbewust veroorzaakte. Deze vleide zich tegen Leonie aan en zeide met een gelukkig lachje: ‘Ik ben vandaag 19 jaar geworden.’

Verrast richtte Leonie zich van den sofa op en riep uit:

‘En wij wisten er niets van.’ Op hartelijken toon ging zij voort: ‘O gij lief, stout, jarig kind, laat ik u hartelijk geluk wenschen. Dat gij een kalm, rein geluk deelachtig moget worden, zooals gij het verdient.’

Leonie drukte het meisje aan haar hart en gaf haar een innigen kus op haar blank voorhoofd. Helene zag dat Leonie moeite had hare tranen in te houden en naar het venster ging om hare aandoening te verbergen. Ofschoon nieuwsgierig om ie weten wat de eigenlijke reden mocht zijn, vermeed zij elke onkiesche vraag. Zij trachtte met haar onschuldig gesnap voort te gaan en na eenige minuten wendde ook Leonie het hoofd om en zeide: ‘Wat moet er nu vandaag voor ons kind gedaan worden?’

‘O, niets bijzonders,’ riep Helene vroolijk uit, ‘daar ben ik niet aan gewoon. Alleen met heeren opgevoed, die mij niet veel opmerkzaamheid schonken, bestond het vieren van mijn verjaardag enkel uit eene taart, die onze keukenmeid bakte. Als gij, lieve mevrouw, zooals gewoonlijk met ons in de huiskamer zit, ben ik volkomen tevreden.’

Doch zij zeide de geheele waarheid niet. Een zucht toonde dat zij nog een onuitgesproken wensen had.



illustratie
de bestuurbare luchtballon van baumgarten-wölfert.


‘Maar uw en Otto's broeder zullen u toch vandaag wel schrijven. Het komt mij voor dat gij in lang geen bericht ontvangen hebt,’ zeide Leonie terwijl zij, den rug naar Helene gekeerd, zich het hoofd met frisch water verkoelde. Zij zag dus niet dat een hevige blos Helene's gelaat overtoog, noch hoorde het beven harer stem toen deze antwoordde ‘Ja, het is ook al lang geleden, doch ik geloof niet dat beide heeren aan mijn verjaardag zullen denken.’

Om dit gesprek niet langer te doen duren, zeide zij:

‘Frisch water is een goed middel voor hoofdpijn, doet het u niet goed?’

‘Ik voel mij werkelijk veel beter; ik zal nu ook toilet gaan maken. In een half uur ben ik gereed en zal dan voor eene taart zorgen.’

‘Doch gij moet mij toestaan dat ik vandaag uw toilet uitzoek. Zoo dikwijls als ik u in een stemmig zwart gewaad zag, wenschte ik u in een lichter, vroolijker kleed te zien, wat zou u dat goed staan.’

(Slot volgt.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken