Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5 (1888-1889)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (66.29 MB)

Scans (1432.93 MB)

ebook (59.76 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5

(1888-1889)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 337]
[p. 337]

[Nummer 43]

Onze gravures.

Een Vlaamsch Landschap.



illustratie
een vlaamsch landschap.


Een landschap, zooals onze gravure er een voorstelt, zal ter oorzake van het platgevelig en weinig schilderachtige gebouw, dat hier tot middenpunt dient, door weinige schilders als onderwerp verkozen worden. En nochtans is het voorzeker niet van bekoorlijkheid ontbloot; want de natuur, waar men haar ook beschouwt, is doorgaans altoos schoon, al vertoont zich dit schoon dan ook niet altijd in denzelfden aard en in dezelfde graad.

De landschappen, welke men aan de natuur ontleent, worden met den naam van vedute bestempeld; voert men bij het schilderen van landschappen den vrijen teugel aan de verbeelding, dan verkrijgt men het gecomponeerde landschap.

In de Grieksche schilderkunst was het landschap onbekend. In plaats van den berg werd de berggod, in plaats van de bron de bronnimf voorgesteld.

Eerst bij de Romeinen vindt men beginselen van het landschap in schetsen van gebouwen en daarbij gelegen tuinen.

De romantische geest der middeneeuwen daarentegen was doordrongen van liefde jegens de natuur en deze moest zich vroeg of laat, openbaren in de kunst. In de eerste plaats bezigde men het landschap in plaats van den goudgrond voor Bijbelsche tafereelen; dit geschiedde het vroegst door de gebroeders van Eijck. Het werd nagevolgd door de Rijnlandsche en Hoogduitsche school. Reeds in den aanvang der 16de eeuw had het landschap in de Brabantsche school zulke groote vorderingen gemaakt, dat het tot een afzonderlijk gebied in de schilderkunst verheven werd.

De wieg van het eigenlijke landschapschilderen was dus Nederland, en onze meesters waren en zijn nog over het algemeen de grootste landschapschilders der wereld.

[pagina 338]
[p. 338]

Keizer Otto II na de nederlaag van Crotone.

De levendige teekening in dit nummer stelt ons een dier avontuurlijke wapenfeiten voor, waaraan de geschiedenis der middeleeuwen zoo rijk is, eene episode uit den veldtocht van keizer Otto II in Italië.

De dappere, eerzuchtige vorst, die als veelbelovend jongeling op zijn achttiende jaar den Duitschen keizerstroon bestegen had, voelde zich, na zijne tegenstanders in Duitschland overwonnen en in Bohemen en Frankrijk lauweren behaald te hebben, evenals zoovele zijner voorgangers en nazaten, aangegrepen door de begeerte om zijne heerschappij ook over Italië uit te beriden. Het was de erfelijke droom der Duitsche keizers, die velen hunner zoo noodlottig geworden is en zooveel jammeren over de Christenheid gebracht heeft.

Keizer Otto werd tot dien tocht ook bewogen door Paus Benedictus VII, in groote moeielijkheden gewikkeld door den tegenstand van den opstandeling Crescentius. Op 's Pausen verzoek trok de keizer in November 980 van zijne gemalin Theophano en zijn zoon vergezeld, over de Alpen. In Noord-Italië vond hij geene noemenswaardige hinderpalen, en na den winter te Ravenna te hebben doorgebracht, trok hij in het voorjaar naar Rome, dat hem gewillig zijne poorten ontsloot, zoodat hij zonder slag of stoot den Paus in zijne rechten herstellen kon, terwijl Crescentius zich in een klooster terugtrok.

Door dien voorspoed aangemoedigd, trok hij thans naar beneden-Italië om dit te bevrijden van de Saracenen, die heel Sicilië en Caiabrië in hunne macht hadden weten te krijgen. Vandaar drongen de benden der Muzelmannen ieder jaar verder in Italië, tot zelfsin Lombardije door, overal het land verwoestend, de steden brandschattend of in puin verkeerend. Het scheen dat de ongeloovigen, onder hunnen on versaagden aanvoerder Aboel-Kasem geheel Italië voor den Islam zouden veroveren.

Keizer Otto nu trok in September 981 tegen de Muzelmannen op en bracht hun, niettegenstaande hun bondgenootschap met de Grieken, verscheidene bloedige nederlagen toe. Ja, hij meende hun den genadeslag gegeven te hebben, toen hij bij Rossano eene schitterende zege op hen behaalde, hun aanvoerder Aboel-Kasem versloeg en deze zelf in het gevecht sneuvelde. Doch hij schatte de beteekenis dier overwinning al te hoog, daar het vijandelijke leger slechts uiteengestoven was om zich spoedig weer te verzamelen.

Zonder ophouden zette keizer Otto zijn tocht voort door landstreken, die door hooge steile gebergten waren ingesloten, waar schuimende woudstroomen herhaaldelijk den weg versperden en waar het gemakkelijk viel een onbedachtzamen vijand in eene hinderlaag te lokken. Zorgeloos vervolgde hij de Saracenen, die, naar hij meende enkel aan zijn zwaard trachtten te ontkomen, maar zich reeds in het gebergte hereenigd hadden, en slechts een gunstig oogenblik afwachtten om de geleden nederlaag en den dood huns aanvoerders te wreken.

Onvoorzichtig waagde het keizer Otto, eene kleine bende, die hij aan den zeekant in het gezicht kreeg, met weinig manschappen aan te vallen. Doch nu daagden van alle zijden uit het gebergte Muzelmansche krijgers op, die het leger des keizers aanvielen en omsingelden. Er ontstond eene onbeschrijfelijke verwarring in de gelederen der Duitschers en Italianen Velen hunner vielen onder het zwaard der Arabieren, anderen vloden naar den zeekant en vonden den dood in de golven; tot in den nacht duurde de slachting voort en in het donker viel menigeen door het staal van eiger vriend en landgenoot. Richard, de lansdrager des keizers, graaf Udo, de aanvoerder den Franken, de bisschop Hendrik van Augsburg, tal van graven en markgraven, de uitstekendste helden, ‘wier namen Gode bekend zijn,’ zooals Thietmar van Merseburg zegt, sneuvelden in het leger der Duitschers. ‘Door het zwaard getroffen, zonk de purperen bloesem des vaderlands neder, het sieraad van het blonde Germanië, boven alles dierbaar aan het hart des keizers, die het moest aanzien, hoe het volk Gods in de handen der Saracenen was overgeleverd, hoe de roem der Christenheid onder den voet der heidenen vertreden werd.’ Dus weeklaagt de kroniekschrijver over deze droeve nederlaag. De krijgers, welke niet in het gevecht sneuvelden, vielen in handen der Muzelmannen of kwamen om van versmachtenden dorst of brandende koortsen in dit gloeiend klimaat.

De keizer zelf ontkwam slechts als door een wonder aan den dood Van alle zijden door Saracenen omsingeld, verdedigde hij zich met leeuwenmoed, tot het hem eindelijk gelukte een paard te bestijgen. Hij sloeg zich door de hem omringende vijanden heen en stortte zich op goed geluk af in zee, om al zwemmend een vaartuig te bereiken, dat hij in de verte bespeurde. Het was een Grieksch schip, en de schipper wilde den Duitschen ridder niet opnemen, maar een slaaf aan boord herkende den keizer. Hij overreedde den schipper, den vreemden ridder te redden, zeggende dat deze een kamerheer des keizers was, die het opzicht had over de keizerlijke schatten en hem zeker volgaarne een hoog losgeld betalen zou. Die schat werd bewaard in Rossano; derwaarts had men dus slechts den koers van het vaartuig te richten

De Griek liet zich bepraten en voerde keizer Otto naar Rossano, waar zichkeizerin Theophano bevond. De slaaf ging ijlings aan wal, om de keizerin kennis te geven van het lot van haren gemaal; Theophano zond lastdieren, beladen met zakken, die zand in plaats van schatten inhielden, naar den oever. Nauwelijks bemerkte Otto deze op het strand, of hij wierp zich in zee en bereikte als een koen en dapper zwemmer in weinig oogenblikken den wal. Hij was gered en gelukkig aan de dreigende gevangenschap ontsnapt.

Terugkeer der maaiers.

Welk een rustig, kalm, genoeglijk tafereel! Het dagwerk is ten einde; de hitte en vermoeienis zijn geleden; thans keeren de maaiers tevreden huiswaarts in het bootje, dat hen over het meer voert. De oudsten staren stil voor zich heen of leenen het oor aan het vroolijk gekeuvel der jongeren, die wel moe zijn van lijf en leden, maar toch nog opgewektheid ge noeg hebben om te praten en te schertsen. Morgen komt er weer een nieuwe dag van inspanning en arbeid, maar nu smaken zij volop de welverdiende rust. Het leven dier eenvoudige landlieden gaat even rustig en kalm voorbij als het bootje over het nauw gerimpelde watervlak glijdt.

Een echte Fijnproever.

Denk niet, lezer, dat de teekenaar van dit aardige genrestukje eene zinspeling op den min of meer haveloozen schoenmakersjongen heeft willen maken, door vlak boven zijn hoofd eene plakkaat van Robert en Bertram of de Lustige Vagebonden te plaatsen. Ondanks zijn armoedig voorkomen is er geen ons vagebonden-vleesch aan het lijf van den jongen rooker. Het is een door en door eerlijke borst en wel ver van met communistische denkbeelden behept te zijn, is hij integendeel volop conservatief. Hij zou het onmogelijk over zijn hart kunnen krijgen zoo'n lekkernij als eene nog slechts half opgerookte manilla-cigaar, door eenen schouwburgbezoeker bij het binnentreden achteloos weggesmeten, daar op den grond te laten liggen en onder den voet te zien treden. De zorgelooze verkwister, die het smakelijke en geurige rooktuig wegwierp, na er maar de helft van genoten te hebben, zal voorzeker ook niet half zooveel genoegen van zijn deel gehad hebben, als onze schoenmakersjongen nu van het zijne heeft. Met het opsnuivend gebaar van den echten fijnproever laat hij den blauwachtigen rook langzaam tusschen de opeengeklemde lippen ontsnappen, opdat de wolkjes toch maar lang rondom zijnen neus mogen blijven zweven, en hij geen grein van het uitgezochte aroma moge verliezen.

En wat nu Robert en Bertram betreft, daarvan hoopt hij van avond een even groot en goedkoop deel te bekomen, als hem nu van de fijne manilla te beurt gevallen is. Na zijne dagtaak bij den baas voleind te hebben, zien wij hem reeds op een drafje naar huis snellen, om een halt dozijn boterhammen met koffie binnen te spelen, en daarna, met haast gewasschen en een ziertje opgeknapt, naar buiten te wippen. Dan eerst is onze jongen geheel vrij, en wie hem nu vinden wil, zoeke hem slechts aan de ingangdeur van het schouwburg-paradijs, waar hij geduldig de kans afwacht van een uitgangskaartje te bemeesteren of in een onbewaakt oogenblik zonder toegangsbewijs naar binnen te sluipen. En wees zeker dat hij dan van dit halve schouwspel evenveel pleizier heeft als nu van zijn eind cigaar.

Zich tevreden stellen met hetgeen men krijgen kan, en zich niet kwellen om het onbereikbare, is dat niet inderdaad eene gezonde en hooge wijsbegeerte, al wordt zij ons dan ook door een straatkapoen voorgepreêkt?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken