Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6 (1889-1890)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (47.16 MB)

Scans (1070.21 MB)

ebook (35.63 MB)

XML (4.55 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6

(1889-1890)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Wonderbare Geschiedenissen.
Eene geestverschijning.
(Vervolg.)

Weldra had de ruiter den zoom van het bosch bereikt; toen had hij een ruimer uitzicht en kon op ongeveer een kwartier afstand op eene schier loodrechte rots eene zwarte massa zien, die hier en daar met lichtende punten als bezaaid was en tegen de bewolkte lucht donker afstak.

Dat was Roche-Noire, waar de vicomte met de rijkste erfdochter van Bourgonje, met de dochter van den baron De Roche-Noire, oud officier des konings, zou gaan trouwen.

Het slot had een akeligen naam, dien het aan eene nog akeliger legende te danken had; maar die legende verloor zich in den nacht van het verleden, en sinds vele eeuwen werden de heeren van Roche-Noire voor goede Christenen, moedige ridders en trouwe koningsgezinden gehouden.

Evenwel schenen zijne eenzame ligging te midden der bosschen, de steile rots waarop het gebouwd was, en het droevige, woeste landschap dat het omgaf, zoovele redenen, om de bijgeloovige bevolking der omstreken aangaande het slot een slecht denkbeeld te geven; maar voor den ruiter waren de opmerkingen die hij maakte voldoende om hem gerust te stellen ten opzichte van de mededeelingen van den strooper.

Door de sporen geprikkeld, draafde het paard van den vicomte overpoosd over de sneeuw, waarop geen enkel indruksel van een menschenvoet of eene paardenhoef was te bespeuren, en zoo kwam hij aan den voet der rots waarop Roche-Noire zich verhief.

Nadat de vicomte eenige oogenblikken had rondgezien hoe men het slot kon bereiken, dat als een adelaarsnest tusschen hemel en aarde hing, ontdekte hij een soort van trap met lange, breede treden, die langs de eene zijde der rots was uitgehouwen en blijkbaar zoowel voor voetgangers als ruiters bestemd was.

Die zonderlinge weg was bevrijd van de sneeuw, die hem ook volkomen onbegaanbaar zou hebben gemaakt, en het paard betrad het klinkende harde graniet.

Tien minuten later stonden paard en ruiter op het plat der rots waarop het kasteel was gebouwd, en toen de vicomte de bel, die vreemdelingen aankondigde, in beweging bracht, kon hij bij den aanblik van het sombere gebouw eene bijgeloovige vrees niet geheel van zich weren.

Het slot dagteekende uit den tijd der kruistochten; de torens hadden kanteelen, de klokketoren, spits als eene peperbus, verhief zich in de wolken. De tijd had de muren met eene donkere laag bedekt, de boogvormige vensters met beschilderde ruiten lieten slechts een flauw, somber licht doorschemeren. In 't slot scheen eene doodsche stilte te heerschen.

Het geleek een dier onbewoonde gebouwen, waarin de schimmen van de vroegere eigenaars des nachts terugkomen, om in den sinds lang kouden haard het vuur weer te ontsteken.

Op den klank van de bel, welker klagend geluid onder de hooge gewelven van het oude gebouw wegstierf, antwoordde het woedend geblaf van een wachthond: vervolgens hoorde de vicomte eene heesche, door ouderdom gebroken stem, die den hond tot bedaren bracht; daarna weergalmden voetstappen en de zware grendels, die de met ijzer beslagen eikenhouten deur sloten, welke in de laatste eeuw de ophaalbrug had vervangen, werden krassend teruggeschoven.

‘Wie komt nog hierheen in dit late uur?’ vroeg de bevende stem, die den hond tot bedaren had gebracht.

‘Een edelman uit Parijs, die hier verwacht wordt, de vicomte Ralph Mac-Brien,’ was het antwoord.

De deur draaide op hare hengsels, en een lichtstraal viel op het gelaat van den jongen reiziger.

Vóór hem stond een oude bediende in jachtkostuum, den hoed in de eene, een lantaarn in de andere hand.

‘Ha, mijnheer de vicomte,’ sprak hij, ‘men verwachtte u inderdaad sinds verscheidene dagen te Roche-Noire, maar niet heden - want 't is een ellendig weer.’

De bediende geleidde den vicomte naar de binnenplaats. Aan den voet van het bordes afstijgend, prevelde de vicomte: ‘In plaats van een livreibediende had ik liever een schildknaap of boogschutter gezien; dat zou meer in overeenstemming zijn geweest met het middeneeuwsche slot en zijn somber uiterlijk.’

De groote poort van het kasteel stond open, en toen de vicomte de voorzaal binnenging, hoorde hij een eentonig gezang, dat uit eene der benedenkamers scheen te komen, door welker halfgeopende deur een flauw lichtschijnsel drong.

Dit gezang, door twee stemmen, eene mans- en eene jongensstem aangegeven, was niet anders dan de gebeden voor de dooden.

‘Wat beteekent dat?’ vroeg de vicomte aan den livreibediende. ‘Is hier een doode?’

‘Ja, monseigneur,’ antwoordde de oude man. ‘'t Is een arme drommel, een strooper, wiens hut aan den ingang der bosschen van Roche-Noire staat. Gisteren kwam hij hier, om wild te verkoopen; de koude had hem onderweg bevangen; terwijl wij iets voor hem gereed maakten, om hem te verkwikken, stierf hij aan eene hersenberoerte. Morgen wordt hij begraven.’

‘Wel, dat is vreemd,’ zei de vicomte, die onwillekeurig ontroerde. ‘Een wildstrooper, wiens hut ook aan den ingang van 't bosch staat....’

‘'t Is dezelfde, monseigneur!’

‘Niet mogelijk, want nog geen uur geleden diende hij me tot gids en heeft me eerst in 't gezicht van 't slot verlaten.’

‘Hoe is zijn naam, monseigneur?’

‘Jean Denis.’

De oude man haalde de schouders op en zei:

‘Jean Denis is dood; monseigneur heeft gedroomd. Er is in den geheelen omtrek geen andere wildstrooper dan Jean Denis, en aan den ingang der bosschen staat geene andere hut dan de zijne.’

‘Duivels!’ riep de vicomte, ‘dat is te sterk, en ik moet de waarheid leeren kennen.’

Zonder het antwoord van den ouden man af te wachten, liep hij naar de kamer, waaruit de lijkzang werd gehoord, opende de deur en ging binnen.

Een man en een knaap lagen geknield aan de zijde van den doode, die in eene doodkist lag en wiens gelaat met een lijkkleed was bedekt.

Twee waskaarsen brandden aan weerskanten van de kist, waarvan het deksel in een hoek tegen den muur stond.

‘Nu,’ mompelde de vicomte, ‘wil ik toch onderzoeken of er twee wildstroopers waren, die Jean Denis heetten, óf dat mijn gids me nog meer voor den gek gehouden heeft, door den naam van den overledene aan te nemen.’

Onverschrokken tilde de vicomte met de eene hand het lijkkleed op, terwijl hij met de andere eene waskaars bij 't gelaat van den doode hield.

Plotseling slaakte hij een kreet, de waskaars ontglipte zijne hand en doofde op den vloer uit; bleek, bevend, met een verwilderden blik deinsde hij achteruit.

In dien doode herkende hij den wildstrooper, die hem tot gids had gediend; dat was zijn gelaat, 't waren zijne trekken.

Na van den hevigen schrik een weinig bekomen te zijn, had de vicomte den moed, weer naar de doodkist te gaan en de hand van het lijk te vatten.

Die hand was kil.

De vicomte legde zijne hand op het hart van den wildstrooper.

Dat hart klopte niet meer, de man was wel degelijk dood.

‘'t Is vreemd, buitengewoon vreemd,’ prevelde de vicomte. En haastig zich verwijderend, voegde hij er bij: ‘Men zou hier waarachtig aan den duivel gaan gelooven.’

IV.
Hermine.

De vicomte ging naar den ouden man terug en beproefde zich van zijn schrik te herstellen en zijne bedaardheid te herkrijgen. Zonder een woord te spreken, volgde hij den grijsaard naar den salon, waar de eigenaar van Roche-Noire hem waarschijnlijk verwachtte.

Na, den knecht op den voet volgend, een breeden steenen trap met fraaie leuning te zijn opgegaan, kwam de vicomte op de eerste verdieping van het slot en werd door den ouden man door verscheidene zalen gevoerd, die allen door de meubels en het behangsel aan verschillende tijdperken herinnerden, van af de Renaissance met hare eikenhouten meubels en gebeeldhouwde kasten tot aan het bekoorlijk Rococo, door madame de Pompadour weer in de mode gebracht.

Venetiaansche spiegels, Smirnasche tapijten, Boheemsch kristal, allerliefste voorwerpen van brons of goud, al die kostbare snuisterijen, welke hier en daar in de weelderig ingerichte woningen der rijken rondslingeren, troffen de blikken van den vicomte.

Voorwaar, was Roche-Noire, naar het uiterlijke te oordeelen, een akelig, somber slot; werden beneden, in eene koude, naakte kamer, bij eene doodkist gebeden voor een doode gepreveld, op de eerste verdieping was alles prachtig, bekoorlijk en lief en getuigde van eene vorstelijke weelde.

De lakei opende de slagdeuren van eene zaal, ging een weinig ter zijde en kondigde den vicomte Ralph Mac-Brien aan.

Eenige oogenblikken bleef de vicomte op den drempel staan en wierp snel een blik om zich heen.

De zaal aan welker ingang hij stond

[pagina 258]
[p. 258]

geleek volkomen het boudoir van eene twintigjarige markiezin te Versailles. Allerlei parfumerieën verspreidden een lieflijken geur; in de veelarmige kandelabres met gedraaiden voet, die op den schoorsteenmantel aan weerszijden van eene pendule stonden, brandden waskaarsen welker licht schitterend werd weerkaatst door de kostbare penantspiegels. Bij den aanblik van al dat schoon meende de vicomte een akeligen droom gehad te hebben; hij vergat den dooden wildstrooper en diens weinig goeds belovende voorspellingen en verbeeldde zich in een der prachtigste salons van Versailles te zijn.



illustratie
van het oude in het nieuwe jaar. - Het jonge volkje aan de piano, naar de teekening van F. Wittig.


Met vluggen maar toch vasten tred, den driekantigen hoed onder den arm, stapte hij de zaal binnen en liep regelrecht naar den schoorsteen, waar hij twee personen, eene jonge dame en een grijsaard, zag zitten.

De grijsaard was een zeventigjarige, lang van gestalte en nog forsch en krachtig; zijn grijs haar was niet gepoederd, zijn gelaat edel en tevens vriendelijk, zijn blik zacht; om den mond speelde een vergenoegde glimlach.

De baron De Roche-Noire was gekleed zooals men in dien tijd te Versailles zich kleedde; hij droeg een geborduurden rok, eene zijden vest met groote bloemen, eene broek met blauwe linten en witte kousen.

[pagina 259]
[p. 259]

De jonge dame kon misschien twintig jaar oud zijn; zij was blond en blank als eene Madonna van Raphaël; hare oogen waren blauw als het azuur van den Italiaanschen hemel, en hare kleine handen hadden een bekoorlijken vorm.



illustratie
van het oude in het nieuwe jaar. - De klokslag van twaalven, naar de teekening van J.R. Wehle.


Mejonkvrouw Hermine De Roche-Noire vertoonde de bekoorlijke type der onder de bleeke zon van het Noorden ontlokene vrouw. Hare tengere, buigzame gestalte ziende, zou men haar vergeleken hebben bij die teedere bloemen, welke zich niet volkomen kunnen ontwikkelen en hare volle pracht ten toon spreiden dan wanneer zij in een warmer atmosfeer zijn verplaatst, waar echter nooit de gloeiende hitte van het Zuiden haar mag treffen.

Overigens verhoogde de elegante kleeding der voorname dames uit dien tijd, nog hare buitengewone schoonheid, en de verrukte vicomte achtte zich de ge lukkigste edelman van de geheele wereld, toen hij voor haar eene buiging maakte, in het bewustzijn dat hij voor zijne verloofde boog.

(Wordt voortgezet.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken