Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6 (1889-1890)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (47.16 MB)

Scans (1070.21 MB)

ebook (35.63 MB)

XML (4.55 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6

(1889-1890)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 421]
[p. 421]

[Nummer 36]



illustratie
paaschstemming, naar de schilderij van louis de schrijver.


[pagina 422]
[p. 422]

Onze gravures.

Paschen.

Paschen, het feest der feesten, is aangebroken. Heel de Christenheid jubelt om de overwinning, door den Vredevorst op dood en hel bevochten, en herhaalt den alouden zegekreet Alleluia!

In de eerste Christeneeuwen begroetten de geloovigen elkander op den blijden Paaschmorgen met den jubelenden uitroep:

‘Christus resurrexit, Christus is verrezen!’

En het antwoord luidde:

‘Surrexit Dominus vere, Alleluia! ja, de Heer is waarlijk verrezen, Alleluia!’

In die hooggestemde Paaschvreugde onzer vaderen kunnen wij ons eenigermate verplaatsen, wanneer wij een blik werpen op het bezielde gelaat der jeugdige Christin, ons door den schilder Louis de Schrijver op het doek getooverd en door eene welgeslaagde gravure in dit nummer weergegeven. Ja, dat is Christenzin, dat is vrome, blijde, plechtige Paaschstemming. Hoe rein blikt dat groote, sprekende, heldere oog ons tegen! Hoe effen is dat voorhoofd, hoe kalm en zuiver zijn al de trekken van dat fijnbesneden en toch eenvoudig gelaat. Het is de edele Romeinsche type, maar geadeld en verfijnd door de Christelijke beschaving, door de bezieling des geloofs.

Eenen even verheffenden indruk biedt de schilderij van Bernard Plockhorst, voorstellend de vrome vrouwen aan Christus' graf. De schilder behoort niet tot de streng ideale school van Cornelius, Overbeck en Veit, die over hunne bijbelsche tafereelen een soort van bovenaardsch waas wisten te werpen. Daarentegen kan hij ook niet gerekend worden tot de nieuwste realistische richting, welke de apostelen en heiligen bij voorkeur als alledaagsche visschers of boeren voorstelt. Met Piloty en Zimmermann te Munchen, Albert Baur te Dusseldorf, graaf Harrach te Berlijn en anderen bewandelt hij een zekeren middelweg. Zonder aan de waardigheid en schoonheid der bijbelsche gestalten te kort te doen, tracht hij de waarheid en het historisch karakter tot hun recht te laten komen. Zijne voorstelling van de verschijning des engels aan drie Maria's toont ten duidelijkste hoe hij het goddelijke en bovennatuurlijke van het aardsche te onderscheiden weet. Hier het stoffelijk bestaan, uitgedrukt in lichaamsvorm en gewaad, die indruk van menschelijk lijden op de smartelijk bewogene gelaatstrekken, dààr verhevene rust en kalmte belichaamd in eene bovennatuurlijke verschijning, die uit het licht, dat haar omvloeit, schijnt voortgekomen.

Met welgevallen blijft de blik rusten op dat treffend tafereel van den heerlijken Paaschmorgen, toen de vrome vrouwen, in de meening een lijk te zullen vinden, het graf ledig zagen en uit den mond des Engels mochten vernemen: ‘Hij is hier niet, Hij is verrezen, gelijk Hij gezegd heeft.’

De brug over de Forth.

Time is money, tijd is geld, zeggen de Engelschen. Van deze grondstelling uitgaande, hebben de gezamenlijke spoorwegmaatschappijen Great Northern, Midland, North-Easterh en North-Britisch niet geaarzeld, ten einde twee uren sporens op hare Schotsche lijnen uit te sparen, een niet minder bekend spreekwoord in toepassing te brengen, namelijk dat eendracht macht maakt. Met hunne gezamenlijke kapitalen hebben zij de maatschappij tot aanleg der Forth-brug gevormd, welke na behoorlijke studie in 1883 een begin maakte met het ontzaglijke reuzenwerk, dat den 4en Maart ll. plechtig werd ingewijd, ofschoon reeds sedert de maand December de treinen heen en weer over de brug stoomen.

Om den lezer al aanstonds eenig denkbeeld te geven van de ontzaglijke afmetingen dezer reuzenbrug, kunnen wij niet beter doen dan de woorden aanhalen van den zaakkundigen beschrijver der machinerieën ter Parijsche wereldtentoonstelling, Dr. N.P. Kaptein, die naar aanleiding van den nieuwen wonderbouw uitriep:

‘Zes Eiffeltorens op eene rij, twee aan twee, met de voeten tegen elkaar, gelegd op slechts drie steunpunten, zouden ongeveer een juist beeld geven van de brug over de Firth of Forth bij Edinburg. Van dit cyclopenwerk zijn het ontwerp, de berekening en zeer zeker de uitvoering in mijn oog nog veel meer te bewonderen dan van den werkelijk reusachtigen en indrukwekkenden toren. En toch roep ik mede: ‘leve Eiffel!’ maar nog harder: ‘leve Baker en Fowler!’

Eiffel zelf, die bij de plechtige inwijding der brug tegenwoordig was, kon niet nalaten zijne ongeveinsde bewondering uit te spreken voor dit meesterstuk van ijzerbouw, dat zijne eigene schepping verre overtrof. De vergelijking toch van Dr. Kaptein geeft nog slechts een zeer gebrekkig denkbeeld van de reuzenbrug. Inderdaad zouden twee Eiffeltorens horizontaal gelegd en in het midden vereenigd, juist een der openingen van de Forthbrug overspannen: maar het staalwerk zou nog niet sterk genoeg zijn om zijn eigen gewicht te dragen, laat staan om twee lange spoortreinen te torsen.

Bij den aanleg der Forthbrug stonden de ingenieurs trouwens voor eene geheel andere taak dan Eiffel, toen hij zijn driehonderd meters hoogen toren ontwierp. Het gold eene brug te bouwen, waarover te gelijk twee der moderne zware treinen kunnen loopen, zoo hoog dat de scheepvaart geene belemmering ondervindt en dat over een diepen en stormachtigen zeearm, waarin geene rustpunten konden worden aangebracht dan op 1900 meters afstands van elkander gelegen. De brug moest twee punten vereenigen, die anderhalve mijl van elkander verwijderd zijn, eene hoogte van bijna 400 voet bereiken, berekend zijn op het dragen van lasten, gelijkstaande met het gewicht van zes oorlogschepen en eindelijk weerstand kunnen bieden aan de geweldige orkanen, waarvoor de Forth bekend is. Het gold dus eene ijzerconstructie in elkaar te zetten, zooals de wereld, welke anders op dit gebied in de laatste jaren het eene wonder na het andere heeft zien verrijzen, tot dusver nog niet aanschouwd had.

Dit vraagstuk werd door den moed en het vernuft der groote Engelsche ingenieurs sir John Fowler en Benjamin Baker opgelost. De gegevens, waaronder de brug moest worden tot stand gebracht, noodzaakten hen al aanstonds, het zoogenaamde cantilever-stelsel aan te nemen, wat intusschen tot dusver nooit op die ontzaglijke schaal was toegepast. Dit stelsel bestaat hierin dat op de pijlers zoogenaamde cantilevers worden gebouwd, dat is eene ijzerconstructie, die aan weerszijden van den pijler ver over het water uitsteekt. Van den eenen cantilever op den anderen wordt dan vervolgens eene gewone brug geslagen. Het beginsel, waarop deze constructie rust, kan het best worden opgehelderd door het volgende voorbeeld. Wanneer twee personen op eenigen afstand van elkander op een stoel plaats nemen, kunnen zij, de armen uitstrekkende, samen eene staaf vasthouden, die het gewicht van een derden man torsen kan, mits de uiteinden van die staaf ook gesteund worden door twee stokken, die weer op de beide stoelen rusten. Wanneer de beiden mannen op de stoelen door het een of ander tegenwicht aan den anderen arm in balans worden gehouden, zal het gewicht van denderden man, die tusschen hen op de staaf hangt, hen niet uit hun evenwicht kunnen brengen.

Trachten wij nu door deze vergelijking den bouw der brug te verklaren, dan stellen de beide mannen op stoelen gezeten de pijlers voor. Hunne armen, die als trekkrachten werkzaam zijn, verbeelden de neerdalende ijzeren staven, en de steunende stokken, de opgaande staven, welke samen den cantilever vormen (zie de teekening op de laatste bladzijde). De staaf, die zij met hun beiden vasthouden, is het verbindingsstuk tusschen twee cantilevers, en de daarop zittende man stelt het gewicht voor, dat de brug dragen moet, in dit geval de zwaarte van twee spoortreinen.

Het bouwen der Forth-brug werd in December 1882 opgedragen aan de heeren sir Thomas Tancred, T.H. Falkner, Joseph Philips en de firma Arrol & Co, welke zich later voor het uitvoeren van het werk vereenigden onder de firma Tancred, Arrol en Co. De contractsprijs was 1,600,000 pond sterling, welke echter met een vierde overschreden werd. De Forth-brug heeft alzoo ongeveer tienmaal zooveel gekost als de Eiffeltoren, waarnaar men eenigszins den omvang van het werk schatten kan.

De bouw begon natuurlijk met het leggen der fundeering voor de pijlers, het moeilijkste gedeelte van het heele werk, en waarvan toch door den aanschouwer niets gezien wordt, daar het geheel onder water ligt. Elke pijler bestaat uit eene groep van vier rolvormige steenen kolommen, ongeveer 70 voet in middellijn metend en geplaatst op rotsen ter diepte van hoogstens 90 voet beneden hoog water. De bodem van elken pijler werd gevormd als eene ontzaglijke duikerklok, 70 voet in middellijn, waarin samengeperste lucht gebracht werd, en de hoogte van den barometer in de kamer, waarin de werklieden arbeidden, was niet minder dan 72 Engelsche duim. Zij werkten dus onder eene drukking van twee en een halve atmosfeer, 27 meters onder water, zonder dat zij er eenig hinder van gehad hebben. Die caissons werden aan land gebouwd en dan gebracht op de plaats, waar zij moesten zinken. Een van die gevaarten, dat met 4000 tonnen belasting naar de plaats zijner bestemming vervoerd moest worden, bleef op Nieuwjaarsdag 1885 in het slijk steken en werd bij het opkomen van den vloed met nog 4000 tonnen water gevuld, zoodat het nog dieper zonk en zich op zijde neigde. Bijna tien maanden ingespannen arbeid is er noodig geweest om de reusachtige kast weer omhoog te krijgen en naar de bestemde plaats te vervoeren.

Nadat de pijlers gereed waren, waaraan niet minder dan 25000 tonnen metselwerk heenging, werd van beide zijden van elken pijler zonder steiger, de eigenlijke brugconstructie ondernomen en met groote gelijkmatigheid voortgezet. Stuk voor stuk werd elk gedeelte door middel van stoomkranen, windassen, hydraulische persen en tal van werktuigen opgeheschen en ter plaatse zijner bestemming ingevoegd, waarna alles nog eens goed werd nagezien of het wel precies paste, en ten laatste de verbindingsstukken konden ingevoegd worden.

Op ieder der zes afzonderlijke bouwpunten waren indertijd nagenoeg 300 werklieden bezig, die het bij den scherpen

[pagina 423]
[p. 423]

wind en het ruwe weer, dat gewoonlijk in die streken heerscht, hard te verantwoorden hadden. In het geheel werkten gemiddeld aan de brug 4000 personen.

Dank zij de geniale leiding, waardoor voor alles tot in de kleinste bijzonderheden nauwkeurige voorschriften gegeven waren, kon het reuzenwerk binnen den betrekkelijk korten tijd van zeven jaren worden ten einde gebracht.

Al de vooraf gemaakte berekeningen der instructeurs zijn bij de ondernomen proefbelastingen en proefritten schitterend uitgekomen. Inzonderheid moest voor de hechtheid der brug rekening worden gehouden met den geweldigen druk der stormen, welke meermalen in die streek als orkanen woeden. Stelt men, gelijk bij de berekeningen is aangenomen, den winddruk op 56 Engelsche ponden per vierkanten voet, dan verkrijgt men op elk tusschen twee pijlergroepen gelegen vak der constructie eene zijdelingsche drukking van 7900 ton. Daar bij de proefbelasting het aangewende gewicht van vier locomotieven en 120 beladen kolenwagens ongeveer 2000 tonnen bedroeg, blijkt dat de aangenomen winddruk bijna het viervoud der maximaalbelasting vormt. Dat op dien winddruk gerekend is, geeft eene groote zekerheid, wijl de verwaarloozing van dit punt de ondergang der oude Taybrug geweest is.

De Forth-brug is de eerste van hare soort; de toekomst zal leeren of daarmede de wetenschap der ingenieurs haar laatste woord gesproken heeft. Reeds nu vernemen we van plannen tot overbrugging van het Kanaal, waarin ook de bouwmeesters der Forth-brug betrokken zijn; en waren hier geene politieke hinderpalen in het spel, wie weet of ook in de naaste toekomst Engeland niet aan het vasteland werd verbonden. Voor technische bezwaren deinst de wetenschap niet meer terug, getuige dit jongste reuzenwerk hetwelk de tot dusver bestaande evenver overtreft, als eene toekomstige kanaaloverbrugging de nieuwe Forth-brug in omvang zou te boven gaan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken