Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8 (1891-1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (46.63 MB)

Scans (716.27 MB)

ebook (39.26 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8

(1891-1892)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Bij de Platen.

Een oude vuurvreter. -

Dàt is nog eens een kerel om respect voor te hebben! Zie me dien kranigen kop eens aan met de tintelende oogen en den borsteligen baard, die breede borst, driemaal met het eermetaal gesierd, die forsche uitdagende houding, - is het niet of heel die krijgsmansfiguur zeggen wil: ‘Laat ze maar opkomen, als ze durven!’

Het zou dan ook niet de eerste keer zijn, dat hij met den vijand kennis maakte. Honderdmaal heeft hij met hem te doen gehad, en dat onder de meest uiteenloopende vormen. Nu eens gold het den strijd tegen de woeste Arabieren, de guerilla in de wildernis, en dan het geregelde gevecht met gedisciplineerde troepen op de Europeesche slagvelden. Hij weet er van te praten, de oude Turco, die overal gestreden heeft waar het bevel van zijn commandant hem riep, onverschillig of dat bevel uitging van den keizer of wel van de regeering der republiek. Hij heeft gedurende zijn lange krijgersloopbaan al wat wisselingen van gouvernement beleefd; maar met dat politiek gehaspel kon hij zich niet ophouden; het ging tegen de vijanden van Frankrijk, en dat was hem genoeg. Beurtelings zag hij dan ook door alle regeeringen zijn moed en dapperheid met eereteekenen beloond, en als er één op zijn lauweren zou mogen rusten, dan is hij het. Maar spreek hem daar in vredesnaam niet van; de man zou het als een beleediging opnemen; neen. zoolang hem nog geen vlerk van het lijf geschoten is, blijft hij op zijn post, en al worden zijn haren grijs en zijn leden stram, hij denkt nog aan geen pensioen, de oude vuurvreter!

Beslissend oogenblik. -

Ziedaar ook een bewijs van moed, minstens even eervol en zeker ruim zoo verdienstelijk als de dapperheid betoond op het slagveld, daarbij nog te mooier daar het gegeven wordt door een eenvoudig meisje! De jonge baanwachtster heeft tot haar schrik bemerkt dat er een zware steen, waarschijnlijk hier of daar van een rots losgeraakt, op de spoorstaaf is terecht gekomen. Juist komt de sneltrein in volle vaart uit den tunnel aangestormd; nog een oogenblik, en heel het ijzeren gevaarte, waaraan honderden menschen-

[pagina 48]
[p. 48]

levens zijn toevertrouwd, wordt door den plotselingen hinderpaal uit zijn baan geworpen en in den ijzingwekkenden afgrond geslingerd, met al de honderden, die in zijn val meegesleept, straks onder de brokstukken der vernielde waggons, onder het vuur en den heeten stoom der locomotief in de afgrijselijkste folteringen den dood zullen vinden.

Mogelijkheid om te seinen, dat er gevaar is, bestaat er niet op de kronkelende baan, en daarbij, welk remtoestel zal in staat zijn den trein eensklaps in zijn vliegende vaart te stuiten? Dat alles is de baanwachtster met de snelheid van een bliksemstraal door het hoofd geschoten, en haar besluit is genomen. Zij zelf zal den steen afwentelen; zij vraagt niet of het haar zwakken krachten gelukken zal, het zware rotsblok te verwijderen; zij denkt er niet aan, dat een mislukking dier poging haar het leven kan kosten, dat zij, uit alle macht bezig den aanstoomenden trein te redden, zelf onder zijn raderen vermalen kan worden. Neen, zonder aarzelen springt zij op de baan, en van een knuppel als hefboom gebruik makend, wentelt ze het rotsblok ter zij, dat het in de diepte neerploft.

De trein is gered; met een zucht van verlichting, schoon nog met kloppend hart, springt zij weer op haar post langs de baan en zwaait haar vlaggetje ten teeken dat alles in orde is. Op hetzelfde oogenblik snelt met donderend geraas in duizelingwekkende vaart de trein haar voorbij, alsof er niets gebeurd is. Geen der reizigers vermoedt aan welk vreeselijk gevaar hij is ontsnapt; niemand denkt aan de eenvoudige baanwachtster en haar helfdhaftige tegenwoordigheid van geest, die honderden medemenschen voor een gruwzamen dood heeft behoed. En toch had één oogenblik van weifeling of aarzeling van den kant der eenvoudige boerendeerne een ramp kunnen na zich sleepen, waarvan heel de beschaafde wereld verslagen zou gestaan hebben!

's Morgens aan het strand.

- Noch de schrikkelijke spoorwegrampen, waardoor wij herhaaldelijk worden opgeschrikt, noch het booze weer der laatste weken schrikken blijkbaar de reislustigen af. Nu de gebruikelijke tijd voor de zomeruitstapjes daar is, wil ieder er graag eens uit, en opmerkelijk genoeg schijnen zelfs de badplaatsen maar weinig te lijden onder de concurrentie, die de grillige natuur haar aandoet door alom met groote mildheid kostelooze stortbaden te verstrekken.

Een mooie morgen aan het strand, zooals de schilder van het tafereel onzer gravure ons te aanschouwen geeft, zal anders dit jaar wel totde zeldzaamheden mogen gerekend worden.

Daarom is zeker de beschouwing van het heerlijke zeegezicht, ons door den Franschen schilder Stevens gepenseeld, des te aantrekkelijker. De schilderij verplaatst ons aan het strand te Hâvre, en wie ooit een lieven morgen aan de zeekust beleefd heeft, zal ongetwijfeld getroffen worden door de waarheid en bekoorlijkheid, waarmee de kunstenaar dat zachte, door nevelen getemperde licht, hetwelk aan het vergezicht iets zoo onuitsprekelijk liefelijks geeft, heeft weten weer te geven Alle omtrekken zijn op een afstand als versmolten; men weet niet waar de zee ophoudt en de hemel begint, en heel het landschap heeft het onbestemde en vervloeiende van een droomgezicht.

De oudstrijders van Napoleon. -

Iets droomerigs en weemoedigs ook, hoewel van heel anderen aard, ligt er over de treffende schilderij, waarnaar onze laatste plaat vervaardigd is.

Is van al de glorie des grooten keizers, van wiens schitterende overwinningen die bronzen zuil getuigt, eigenlijk wel iets meer over dan een droom? Zoolang er nog oudstrijders in leven zijn, die onder zijn zegevierende vanen hebben gediend en hun keizer maar niet vergeten kunnen, zal ongetwijfeld zijn nagedachtenis onder het volk blijven voortleven. Zij strompelen nog ieder jaar naar den voet der zuil, gegoten uit het brons van kanonnen, op alle slagvelden buitgemaakt, en bedekken de treden van het monument met hun bloemkransen. De schilder heeft de gevoelens, die hen op den herinneringsdag bezielen, aangrijpend weergegeven. Hij doet ze spreken in de aandrift van den afgeleefden grijsaard opkrukken, die tòch nog met zijn krans komt aandragen, in de ontroering der anderen, die van aandoening overstelpt op de knieën zinken, in de levendige gebaren dergenen, die, wat krasser nog, van het roemrijk verleden ophalen, en in den stillen weemoed van den oude, die sprakeloos van aandoening de gedenkzuil verlaat, leunend op zijn zoon, welke op zijn beurt de wapenen draagt voor het vaderland. Maar wat er in het gemoed dier oudstrijders omgaat, is toch niets meer dan een droom, enkel levend in hun herinnering, onbegrepen bijna door de buitenwereld. Wie toch neemt er notitie van die ontboezeming der oudstrijders? Een paar kinderen, met de handen in den zak, slaan verwonderd het tooneel gade.



illustratie
de oudstrijders van napoleon i, naar de schilderij van m. orange.


De Napoleontische legende sterft uit met de laatste oudstrijders. Wie het graf van den geweldigen wereldveroveraar onder den koepel van het Hotel des Invalides bezoekt en onder de oudgedienden, die daar rondstrompelen, naar een oudstrijder van Napoleon zoekt, zal tevergeefs rondzien. Toen ten minste schrijver dezes in '89 den veteranen naar de mannen van Napoleon vroeg, kreeg hij van een witten snorrebaard weemoedig ten antwoord: ‘Ils sont partis.’

Ze zijn heengegaan, en met hen vergaat allengs heel de glorie van het roemruchtige keizerrijk. Nog een paar geslachten verder, en de overlevering zal geheel verdwenen zijn; de geschiedenis van Napoleon zal nog alleen kunnen geleerd worden uit de boeken. Sic transit gloria mundi.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken