Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8 (1891-1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (46.63 MB)

Scans (716.27 MB)

ebook (39.26 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8

(1891-1892)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 136]
[p. 136]

Bij de Platen.

Gestoorde maaltijd. -

Wij zijn aan een der rivieren van Zuid-Amerika, die door tropische wouden haar golven naar den Atlantischen Oceaan wentelen. Een ontzaglijke wildernis omg[e]eft ons; met onbetoomde kracht schiet hier de plantenwereld omhoog, zoodat het dierenrijk schijnt te verzinken in deze plantenzee.

Doch de natuurvorscher weet het ook hier te bespieden. Aan den oever van een rivier, aan den voet van een half omvergeworpen boom, die in zijn val door een anderen neergevelden woudreus werd opgehouden, ontdekt hij een merkwaardig huishoudentje. Het zijn dieren, die op het eerste gezicht veel weg hebben van onze varkens en dan ook door Duitsche reizigers waterzwijnen genoemd zijn. De Indianen noemen ze capugua, waarvan de Spanjaarden capybara gemaakt hebben en in de wetenschappelijke registers zijn ze onder den naam hydrochoerus capybara ingeschreven.

Bijzonder merkwaardige karaktertrekken, zoo als anders het dierenleven ze zoo vaak aanbiedt, vallen aan het waterzwijn niet waar te nemen.

Het is plomp gebouwd, ofschoon niet lomp in zijn bewegingen, maar traag van natuur. Als het van den nood een deugd moet maken, kan het gemakkelijk over hinderpalen van een meter hoogte springen en zwemt meesterlijk; maar in zijn gewone doen en laten legt het een plompe gemakzucht aan den dag. In één opzicht is het dier bijzonder opmerkenswaardig: het is namelijk het grootste lid van de orde der knaagdieren, de reusachtige neef onzer ratten en muizen. Een volwassen exemplaar bereikt de grootte en het gewicht van een jarig varken; de kleur is onbestemd, bruin met een tintje rood of roodgeel.

In zijn vaderland leeft het alleen aan oevers van rivieren, waarvan het zich zelden verwijdert; het voedt zich met allerlei moeras- en waterplanten, wentelt zich in het slijk en zou op en top een varken zijn, als het niet een deel van zijn tijd in het water doorbracht.

De jongen dezer dieren zijn licht te temmen; zoo bezat de bekende natuurvorscher Brehm een getemd jong waterzwijn, dat op zijn roepen acht gaf, maar alleen gehoorzaamde als het dit verkoos en dus zijn meester geen bijzondere voldoening verschafte.

Ginds in de wouden van den Orinoco, de Amazonen-rivier en La Plata wordt op het waterzwijn jacht gemaakt door de Indianen, die op zijn vleesch bijzonder gesteld zijn, ofschoon het een tranigen bijsmaak heeft. Om die reden versmaden de blanke bewoners van Zuid-Amerika dit wildbraad en jagen de capybara enkel uit liefhebberij.

Dag en nacht worden daarbij de gemoedelijke gezinnen der waterzwijnen beloerd door den gevaarlijksten roover van Zuid-Amerika, de sluwe jaguar; als een weerlicht valt hij de niets vermoedende dieren op het lijf. Op ons tafereeltje zien we hem tot den sprong bereid. De familie doet zich te goed aan de waterplanten, die aan den oever groeien. Daar krijgt het mannetje de lucht v[a]n de nadering des erfvijands; een der biggetjes heft snuffelend het snuitje op en blikt vol ontzetting in de fonkelende oogen van den jaguar. Maar het is al te laat; nog voor [d]e waakzame ouden hun kroost waarschuwen en op de vlucht ijlen kunnen, stoot de roover het neer en velt zijn offer ter aarde. Met een doordringenden schreeuw, die als ap! klinkt, springen de anderen in het water; men ziet enkel de toppen van de neuzen uit het water steken en spoedig zijn ook die in het rietgewas verdwenen. Weer heeft zich een tooneel afgespeeld van dien onverbiddelijken strijd om het bestaan, die de heele wereld vervult; misschien treft den roover op het eigen oogenblik een zelfde lot. Onhoorbaar vliegt een dunne vergiftigde pijl door de lucht; een Indiaan heeft dien op den jaguar afgeschoten - en in weinige minuten ligt ook de overwinnaar naast zijn prooi als een offer des doods.

Teraardebestelling der H. Cecilia. -

Telken jare wordt op den feestdag der H. Cecilia door al onze kerkelijke zangkoren de beminnelijke patrones der gewijde toonkunst feestelijk herdacht. Hun vooral dus zal het treffend tooneel welkom zijn, dat onze tweede gravure te aanschouwen geeft. De teraardebestelling der jeugdige beeldschoone martelares in de catacomben is het verheven onderwerp, dat hier het penseel des kunstenaars heeft bezield. Op een draagbaar, met palmen ten teeken der overwinning getooid, is het ontzielde lichaam de schuilplaats der vervolgde Christenen binnengedragen. Twee eerbiedwaardige matronen wikkelen het in het doodlaken van fijn lijnwaad, met gouddraad doorweven, waarin het gebeente der martelares eeuwen later werd teruggevonden. Het hoofd hebben zij met den lauwer der zegepraal omwonden. Aan de voeten rust de lier, bij wier tonen de heilige maagd zoo vaak den lof van haar goddelijken Bruidegom heeft gezongen. Het speeltuig zal met haar rusten in het graf, de diepe nis in den wand van tufsteen, waarin straks het ter dood gemartelde lichaam zal worden neergelegd om er den dag der opstanding af te wachten.



illustratie
de h. elisabeth te midden harer armen, naar een aquarel van Karel Gehrts.


Deze begrafenis had plaats in een deel der catacomben van den H. Calixtus, dat sinds naar de H. Cecilia genoemd werd. Toen in het jaar 821 Paus Pascalis I het heiligdom wilde herbouwen, dat sinds de vroegste eeuwen te Rome ter eere der maagdelijke martelares bestond, deed hij een onderzoek instellen naar haar kostbare overblijfselen.

Men meende dat zij ten jare 735, toen de Longobarden de stad geplunderd en ook de kerk van de H. Cecilia niet gespaard hadden, waren verloren gegaan. Doch op een keer, dat de Paus in de St.-Pieterskerk onder de vroegmetten was ingesluimerd, had hij een droom, waarin hem door de H. Cecilia zelve werd geopenbaard dat de Longobarden tevergeefs naar haar lichaam gezocht en het niet gevonden hadden. Het werd inderdaad ontdekt in de begraafplaats, die den naam der Heilige droeg. Het was in een met goud doorweven lijkwade gehuld en aan de voeten lagen met bloed bevlekte doeken.

De Paus liet het lichaam naar de nieuwgebouwde kerk, Santa Cecilia in Trastevere overbrengen, waar het op dit oogenblik nog berust.

De speelman van St. Cecilia. -

Bij deze gravure, die een der treffendste Cecilia-legenden op de aantrekkelijkste wijze in beeld brengt, meenen we niet beter te kunnen doen dan de fraaie ballade in herinnering te brengen. waarin onze groote Alberdingk Thijm het hier geschilderde geval met bekoorlijken eenvoud en echt dichterlijke kleur verhaalde. De lezer vindt het gedicht op de vorige bladzijde.

De H. Elisabeth te midden harer armen. -

Den 19n November valt het feest der H. Elisebath van Hongarije, de hooge schutsvrouw van alle werken der liefdadigheid, die vooral om dezen tijd van het jaar, tegen de nadering van het barre seizoen, al hun ijver en werkzaamheid dienen te ontwikkelen om op het voorbeeld der heilige vorstin de armen van Jesus Christus te verzorgen. Als een opwekking tot dien edelen dienst der liefde moge ook de voorstelling strekken, die deze bladzijde siert: de H. Elisabeth te midden harer armen, de hongerigen spijzend, de bedroefden troostend, als een liefderijke moeder allen om zich vergaderend, die kommer lijden naar ziel en lichaam.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken