Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8 (1891-1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (46.63 MB)

Scans (716.27 MB)

ebook (39.26 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8

(1891-1892)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Bij de Platen.

Het eerste gebed.

- Een bevallige en treffende groep, die tevens een diepe gedachte vertolkt. Den engel zien we de poezele handjes van het kind vouwen tot het eerste gebed; hij, die van den Allerhoogste tot taak gekregen heeft over den kleine te waken van zijn eerste ademhalen af, wekt het eerst in het jonge hartje de gevoelens van eerbied, liefde en vertrouwen voor ons aller Vader in den hemel. Gelijk hij in den slaap beschermend de vleugelen over het wiegje uitbreidde, zoo is hij bij het ontwaken aanstonds gereed om zijn beschermeling in te fluisteren wat goed en rein en edel is.

Voorzeker, wij weten dat de ouders de natuurlijke opvoeders zijn van het kind, dat op hen de plicht rust het van jongsaf de beginselen van godsdienst en goede zeden in te prenten; maar de oorspronkelijke aanleg van het kind, zijn vatbaarheid voor die vrome lessen, zijn natuurlijke neiging om er gehoor aan te leenen komen van Boven; ze worden het kindergemoed ingestort door zijn goeden engel, en dat heeft de kunstenaar zinrijk uitgedrukt door zijn fraaie groep.

Siegfrieds lijk. -

Uit de wereld der etherische idealen, waarheen de beeldhouwer ons opvoerde, brengt de schilder ons naar het geheimzinnig toovergebied der mythe, We hebben hier het aangrijpende slottooneel voor ons

[pagina 144]
[p. 144]

uit de aloude Siegfriedsage, die eeuwenlang als volksoverlevering van mond tot mond ging en eindelijk geheel vergeten scheen, toen Richard Wagner ze tot bewondering der heele moderne wereld, in al den luister zijner hooge kunst, op het tooneel bracht.

Onze schilder heeft de voorstelling van den grooten toondichter gevolgd. Siegfried, de onverwinnehjke held, d[i]e den draak verslagen had, die over al zijn vijanden had gezegevierd, moest hier vallen onder de hand van den verrader Hagen. Wel was hij, door zich in het bloed van den draak te baden, onkwetsbaar geworden; maar ééne plek van zijn lichaam was toch voor het moordend staal toegankelijk gebleven.

Terwijl hij zich namelijk in het drakenbloed dompelde, was er een boomblad op zijn schouder gewaaid, en zoodoende was die plek niet met het toovervocht in aanraking geweest. Dit wist zijn gemalin Chriemhilde, en toen daarom Siegfried uittoog om voor zijn zwager Gunther de koningin Brunhilde te, overwinnen, had ze zijn gezel Hagen daarvan ingelicht opdat hij voor Siegfrieds leven waken zou. Ter aanwijzing der kwetsbare plek had ze een teeken op zijn kleed genaaid, niet vermoedende dat ze daardoor juist den trouwelooze het middel aan de hand deed om den onverwinnelijke te dooden.

Toen Siegfried, na zegevierend uit den strijd gekomen te zijn, zich door het edele jachtvermaak van de vermoeienissen des krijgs wilde verpoozen, maakte Hagen, door de wraakgierige Brunhilde daartoe aan gespoord, van de gelegenheid gebruik om zijn boos opzet te volvoeren.

Siegfried, niets kwaads vermoedende, rustte met zijn jachtgezellen uit in het koele rotsdal aan den oever van den stroom. Vroolijk onderhield hij zich met Gunther en Hagen, en verhaalde hun hoe hij den draak verslagen en zijn tong niet het bloed van het ondier bevochtigd had, waardoor hij de gaaf had verkregen om de taal der vogelen te verstaan.

‘Verstaat gij dan ook wat deze raven zeggen?’ vroeg Hagen, en terwijl Siegfried, door een bang voorgevoel aangegrepen. opstond om de taal dier ongeluksboden te beluisteren, stiet Hagen hem de speer in den rug juist op de plek waar ze in het vleesch kon dringen. De nooit verwonnen held stortte stervend neder, maar zijn laatste woord was: ‘Gij zult mijn dood beweenen, want gij allen zult elkander ombrengen.’ In diepen rouw werd hij door zijn mannen weggedragen.

Zijn voorspelling weid vervuld, want zijn dood was het sein tot bloedige oorlogen, waarin Gunther, Brunhilde, Hagen, Chriemhilde en Siegfrieds vader Siegmund allen omkwamen, heele volken in hun wraakgierige worstelingen meesleepend.

Gevaarlijk spel en de gevolgen.

- Wat hebben die kleine keffers een pret! Dat rukt en plukt met de scherpe tandjes aan het tafelkleed dat alles op tafel staat te schudden, en rinkelen. Bij elken ruk schuiven de stukken van het servies heen en weer, en de trekpot is al tot op het uiterste randje van de tafel beland, waar hij zijn tuit over heen steekt als nieuwsgierig wat daaronder toch gaande is. De dartele mopsjes storen zich nergens aan en zelfs de oude ziet geen gevaar; rustig op den stoel neergevlijd slaat ze als rechtgeaarde moeder met welbehagen het spel van haar kleintjes ga.

Maar opeens vliegt ze vol schrik overeind bij de vreeselijke catastrophe, die eensklaps aan het lustig leventje een einde maakt. Daar komt, na een laatsten, driedubbelen roekeloozen ruk, de trekpot van de tafel gevloden en stort zijn kokenden inhoud door tuit en hals over de niets vermoedende deugnieten, die jankend van de brandende pijn over den vloer rollen, tusschen de scherven van kopjes en schoteltjes, rammelend en rinkelend over het besmeurde en verfomfaaide kleed.

Wie weet of het bij die tuchtiging nog blijft en straks de meid, beducht dat het onheil aan háár zal geweten worden, niet nijdig komt aangesneld om in blinde woede de gevolgen van haar onvoorzichtigheid op de onnoozele beestjes te wreken!

Op moeders graf. -

Het is in het octaaf van Allerzielen; al wie beminde dooden te betreuren heeft, denkt in deze dagen, nu de Kerk ons zoo moederlijk opwekt, de overledenen te gedenken, meer dan anders aan die uit de wereld gescheiden geliefden. Wie er de gelegenheid toe heeft, bezoekt hun graf en stort er een gebed voor de rust hunner ziel. De stedelingen hebben de kerkhoven meestal niet zoo in hun nabijheid, maar op het landelijke dorp, waar de dooden zoo vredig rusten rondom de kerk, bij hun leven aller geestelijk tehuis, is het bezoek der graven een zeer algemeen gebruik Het meisje onzer gravure heeft op den stillen Godsakker de plek opgezocht, waar weinige maanden haar moeder werd ter ruste gelegd onder de groene zoden tusschen de wilde bloemen. De kleine weeze heeft een tuiltje herfstbloemen neergelegd op het eenvoudige kruis, en vervolgens neerknielend bidt zij met gevouwen handen en ten hemel geslagen blik, dat de goede God haar geliefde moeder de eeuwige rust moge geven in het rijk Zijner heerlijkheid.



illustratie
Op moeders graf, naar de schilderij van c. von Bodenhausen.



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken