Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8 (1891-1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (46.63 MB)

Scans (716.27 MB)

ebook (39.26 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8

(1891-1892)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 201]
[p. 201]

[Nummer 26]

Mgr. Freppel.



illustratie
mgr. freppel.


In den volijverigen bisschop van Angers, den wakkeren afgevaardigde ter Fransche Kamer is weer een dier strijdhaftige figuren ten grave gedaald, waaraan vooral in onze dagen de katholieke zaak zoo groote behoefte heeft, een van die zeldzaam krachtige en bekwame mannen, die zich midden in het woelige strijdperk van het openbare leven werpen en daar zegevierend den vijand het hoofd bieden. Dergelijke ridderlijke kampvechters, die niet schromen in het volle licht der openbaarheid persoonlijk voor hun overtuiging op te komen, dwingen zelfs hun tegenstanders eerbied en bewondering af en vormen de grootste kracht hunner partij.

Zwaar, onherstelbaar bijna is dan ook het verlies door het katholieke Frankrijk, ja door de geheele catholiciteit in den dood van Mgr. Freppel geleden, en dat verlies treft te smartelijker, wijl het geheel on verwacht kwam. Slechts weinige dagen te voren had de machtige redenaar zich nog in zijn volle kracht getoond bij het moedig afslaan der smadelijke aanvallen, gericht op de roemrijke nagedachtenis van Pius IX. Toch was hij reeds eenigen tijd ongesteld en ongetwijfeld is de inspanning gedurende de laatste dagen van zijn leven niet zonder invloed geweest op zijn plotseling afsterven. Zoo is hij bezweken als een strijder op de bres met het vaandel in de hand.

Dit nummer geeft de beeltenis van den te vroeg gevallen strijder. Trachten wij dat portret nog een weinig op te halen en te verscherpen door de toevoeging van enkele trekken, ons aan de hand gedaan door mannen, die den grooten overledene in persoon hebben gekend.

Het eerst zij de beurt aan graaf de Mun, den katholieken volksvertegenwoordiger, die jaren lang in de gelegenheid was zijn doorluchtigen ambtsbroeder van nabij gade te slaan. Na herinnerd te hebben hoe hij tien jaar lang naast hem in de Kamer heeft gezeten, in die bank, waar Mgr. Freppel zoo menigmaal als overwinnaar terugkeerde, en na gewezen te hebben op de groote leegte, welke die altijd slagvaardige strijder moet achterlaten, gaat graaf de Mun als volgt voort:

‘Hij was een geest van algemeene begaafdheid, gediend door een waarlijk buitengemeene vaardigheid van begrip en zekerheid van geheugen; hij wist bijna alles en streefde er naar, alles te weten. Eens dat ik hem had opgezocht om hem te raadplegen over de amendementen op de toen nog in discussie zijnde schoolwet, vond ik hem omringd met werken over de versterking en verdediging van vestingen, en twee uren lang hield hij mij bij dit onderwerp, terwijl hij met de juistheid van een wiskunstenaar en het vaderlandsche vuur van een krijgsman stelsels en methodes besprak.

Een andermaal vroeg ik hem wat op dat oogenblik het onderwerp zijner studiën was, buiten zijn gewone bezigheden, en hij zei mij, dat hij zich geheel wijdde aan het betoog van postulatum van Euklides, dat tot schande voor de wetenschap tot dusver nog niet geleverd was. Wij hebben hem op het spreekgestoelte en in de gesprekken der wandelgangen op den toon van een meester hooren spreken over allerlei onderwerpen, even sterk in het kerkelijk als in het burgerlijk recht, in de rechtsgeleerdheid als in de geloofsleer.

Hoe menigmaal heeft hij ons, in zijn redevoeringen over de koloniale politiek, waarin hij zooveel moed en talent met zulk een echt gevoel voor de grootheid des vaderlands aan den dag legde, verrast door de grondige kennis der verre landstreken en zijn vast onthouden van de meest barbaarsche namen uit den Indischen Oceaan of de Chineesche zee! En welke reden tot bewondering, als wij nagingen hoe die parlementaire redenaar, tot alle debatten gereed, twintig jaren onderwijs in de letterkunde en godgeleerdheid achter den rug had, die alleen voldoende waren om zijn naam beroemd te maken, en thans aan den last van dit werkzame openbare leven de drukkende zorg paarde voor een bisdom, dat hij zonder een oogenblik van achteloosheid bestuurde, en voor talrijke liefdewerken, die hij met den krachtigsten ijver ondersteunde.’

Intusschen is niet daarin de groote zijde van deze machtige figuur gelegen; zij schuilt in zijn innige liefde tot de Kerk, door graaf de Mun volgenderwijze geschilderd:

‘Terwijl tegen haar (de katholieke Kerk in Frankrijk) het sloopingswerk der laatste tien jaren voltrokken werd, is hij gestadig op de bres gebleven, voet voor voet elke stelling ten koste van een verwoeden strijd betwistende; en op die bres is hij gestorven!

Toen ik hem op het einde dier pijnlijke zittingen van den 11en en 12en December uitgeput, half gebogen, met de pijn, ja bijna met den dood op het gezicht, nog gereed zag om het woord te nemen op een uur, waarop de ontzenuwde Kamer hem blijkbaar niet meer

[pagina 202]
[p. 202]

wilde aanhooren, drong ik er op aan, dat hij zich die vermoeienis sparen zou, en nooit zal ik vergeten op welken toon, door het besef van den op zich genomen plicht bewogen, hij mij ten antwoord gaf: ‘Ik moet vandaag in elk geval spreken! Ik moet die rede houden, ik ben het aan de Kerk en de geestelijkheid verschuldigd.’

En tot een ander, die zich ook ongerust maakte, en hem van zijn gezondheid, van de raadgevingen zijns geneesheers sprak, zei hij, met den voet op de trede der tribune: ‘Ongetwijfeld zal me dat erg vermoeien, maar ik moet; al moest ik er binnen acht dagen van sterven, ik moet spreken!’ Het was de 12e en den 22en is hij gestorven! In dien tusschentijd, den 17en geloof ik, was hij nog op zijn post en vond, verrast door een voorstel, dat men aan de financiewet wilde verbinden, de kracht om te spreken. Vijf dagen later was hij niet meer! Ziedaar zijn laatste les en dáárdoor, meer nog dan door zijn welsprekendheid, zijn wetenschap, zijn onweerstaanbare kracht in de dialectiek, meer nog dan door al de hoedanigheden van zijn geest, is hij groot en zal hij groot blijven. Hij was waarlijk een priester en bisschop: Ecce sacerdos magnus!

Maar zijn dit deugden, die de heele wereld kende, hij had er nog andere, die meer verborgen waren. Aan de nederigen en geringen zou men daarvan het geheim moeten vragen: in zijn bijzondere liefdewerken moet het gezocht worden.

Ik heb op zijn sterfdag mannen, tot den dienst der Kamer behoorende, gezien, die mij met betraande oogen over hem spraken, en sedert heb ik vertrouwelijke mededeelingen ontvangen, die ik niet verraden mag, maar waarvan ik zeggen kan, dat zij de welsprekendste getuigenis afleggen van zijn goedheid en liefde.’

De gelijkenis van dit meesterlijk naar het leven geschilderde portret, worde hier nog verhoogd door enkele fijne toetsjes van de hand van Dr. Schaepman, die het voorrecht had, den grooten bisschop te Rome te leeren kennen:

‘Ik herinner mij nog levendig den indruk door Mgr. Freppel op mij gemaakt.... Een flink, forsch gebouwd man, vlug, veerkrachtig, zonder iets van de zenuwachtige beweeglijkheid zijner ambtsbroeders uit het land van St. Lodewijk, met heldere, kloeke kijkers, en gezond en frisch gelaat; een man met een gulle stem en een gul gebaar... Freppel was een echte Elzasser, die de beide talen - Duitsch en Fransch - volkomen machtig was en het toonde, die met volle ziel gehecht was aan Frankrijk, maar die toch van de oud Duitsche zeden nog het een en ander had overgehouden dat hem, door een gelukkige menging in karakter en geest ver boven het gewone Fransche type verhief.’

Dr. Schaepman had ook eenmaal het voorrecht hem te zien in de Kamer:

‘Er werd, op een valen grijzen voorjaarsdag, een slepend debat gevoerd, een jong. onbekend lid voerde het woord, Floquet verzocht keer op keer om kortheid. Eindelijk was het redegedruppel tot een eind, daar verscheen Mgr. Freppel, vierkant, kloek, de tribune bezettend als zijn eigen plaats. Na de eerste woorden een geweldig rumoer, altijd beheerscht door de metalen stem van den prelaat, dan het klokkeluiden van den president, dan, in wat meerdere stilte een goedgeluimde woordenwisseling tusschen Floquet en den spreker, toen eindelijk een korte zakelijke speech. Maar het was opmerkelijk Mgr. Freppel tijdens het rumoer te zien. Hij nam geen theatrale kalmte aan, neen, hij was er in. Hij zag de heele wereld in de oogen en met de schouders tegen den marmeren achterwand, als wilde hij er zich in wringen, gaf hij van tijd tot tijd een woord terug, dat als een zweepslag nieuw rumoer wekte of wendde het hoog opgeheven hoofd naar den achter hem zetelenden voorzitter. Hij was de man in de Kamer, dat was met één oogopslag te zien. En de Kamer heeft getoond dat te beseffen, toen zij den voorzitter toejuichte, als deze aan den doode zoo fraaie en roerende hulde bracht’.

Na deze dubbele karakterschets van zoo bevoegde pennen kunnen wij volstaan met de korte mededeeling der voornaamste levensbijzonderheden.

Charles Emile Freppel was den 1n Juni 1827 te Obernai aan den Beneden-Rijn uit een familie van magistraten geboren, en werd in 1849 priester gewijd. Nog als leerling van het groot seminarie van Straatsburg had hij aan het klein seminarie de geschiedenis onderwezen. Al vroegtijdig was onder de geestelijkheid de vroegrijpe godgeleerde kennis van den jongen priester bekend en reeds in 1850 wilde dan ook de aartsbisschop van Parijs hem de leiding van het onderwijs in de wijsbegeerte aan de école des Carmes aldaar toevertrouwen, maar de bisschop van Straatsburg behield den jongen professor liever bij zich en benoemde hem tot bestuurder van het college St. Arbogaste.

Achtereenvolgens doctor in de theologie en professor in de gewijde welsprekendheid aan de Sorbonne geworden, werd Mgr Freppel in 1862 door keizer Napoleon III en keizerin Eugénie uitgenoodigd, in de kapel der Tuilerieën de vastenmeditaties te houden. Die meditaties zijn later uitgegeven onder den titel Vie chrétienne.

Na in 1867 tot deken der kerk van de H. Genoveva benoemd te zijn, werd Mgr. Freppel twee jaar later door den H. Stoel aangewezen om, in de hoedanigheid van consultor, deel te nemen aan de voorbereidende werkzaamheden van het Vaticaansch Concilie, waar hij een der wakkerste strijders was voor het leerstuk der onfeilbaarheid. Ondertusschen had hij al levendig deelgenomen aan den pennestrijd, verwekt door de verschijning van Renan's ‘Leven van Jesus’ en een critisch onderzoek van dit boek geschreven.

Bij decreet van 27 December 1869 werd Mgr. Freppel tot bisschop van Angers benoemd. Als geboren Elzasser voelde hij in 1870 diep de vernedering van Frankrijk en nam levendig deel in het lijden zijner strijders. Hij zond priesters naar Duitschland om den krijgsgevangen Franschen soldaten hulp te brengen en schreef later een brief aan den koning van Pruisen om tegen de annexatie van den Elzas te protesteeren.

In 1880 bij een gedeeltelijke verkiezing in de Kamer gebracht, is Mgr. Freppel later telkens herkozen: de katholieken konden dan ook moeilijk een wakkerder verdediger vinden van hun beginselen en belangen. De werken over geschiedenis of godsdienstleer, door den onvermoeid werkzamen man nagelaten, beslaan niet minder dan een dertigtal deelen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken