Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8 (1891-1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (46.63 MB)

Scans (716.27 MB)

ebook (39.26 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8

(1891-1892)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het stabat mater.

Niet ver van de stad Napels, tegen de zachte helling van een bloeienden heuvel stond een oud steenen kruisbeeld, onder weelderige oleanderboschjes verscholen, door platanen en olijven overschaduwd, door heerlijke magnolia's en sierlijke ranken half overwoekerd en bedekt. Aan den voet van het kruishout stond het beeld der Moeder van Smarten.

Misschien hadden merkwaardige lotgevallen die beeldengroep daarheen gevoerd en het vroom geloof dit kunstjuweel voor vernieling behoed door het in deze stille wijkplaats te verbergen; want het was een bijzonder kunstig werk van aangrijpende schoonheid en had in een der schoonste kerken een plaats verdiend.

Aan al de vormen der levensgroote figuren vertoonde zich die meesterhand, welke den harden steen weet te veranderen in een zachte massa en die op wondere wijze leven en bezieling instort. Het was de overwinnaar des doods, wiens beeld daar aan het kruis hing, niet die van den gefolterden stervende; de kalme, rustige, reeds verheerlijkte trekken van het heilig aanschijn vertoonden geen spoor meer van strijd en lijden.

En de Mater dolorosa daaronder, welk een aanblik!

Een edele gestalte, gebogen maar niet bezweken onder den last des jammers, een wondervol gelaat, waarop de diepste smart versteend lag, een beeld van lijden, dat nooit of nimmer eindigen zal. Tranen hingen, o zoo onuitsprekelijk zwaar! aan de wimpers en om den mond lag een uitdrukking van weedom, zooals nooit een moederhart heeft gevoeld. Medelijdend hadden frissche groene bladeren zich tegen het gewaad der lijderes aangevlijd, en vriendelijke bloemen, tot dicht bij het lichaam van den Gekruiste opgeschoten, dekten zacht de wonden toe.

Zelden gebeurde het dat een voorbijgaand wandelaar dit beeld opmerkte en maar zelden werd voor dit beeld een knie gebogen.

Op een glansrijken Octobermorgen van het jaar 1738 geschiedde het echter dat een bleek jonkman zich voor het eenzame kruisbeeld nederwierp. Ernstig en lijdend was zijn gelaat, mat en treurig stonden de donkere oogen en gebukt was de rijzige gestalte; diep zuchtend, sloeg hij den blik op naar den Gekruiste.

Er kwam als een verrukking van vurige godsvrucht over hem; hij zag in de maagdelijke trekken van de Moeder des Heeren, hij las het nameloos wee op dat gelaat en rilde voor de uitdrukking van zoo onmetelijk een smart Een overgroot medelijden vervulde zijn ziel; het was als moest hij met geweld die zwaarden wegrukken, die het gefolterde moederhart doorvlijmden, het was alsof die harde steenen tranen aan de wimpers luide om erbarming schreiden.

Bij den aanblik dezer stomme smart vergat hij al zijn eigen leed. Een pijnlijke borstkwaal had hem in de zachte lucht van Napels en, op een oogenblik dat hij bijzondere behoefte gevoelde aan troost, naar deze gewijde plek gevoerd. Maar elke klacht werd in zijn getroffen hart teruggedrongen; hij vergat de knagende pijnen in zijn verscheurde borst en neigde deemoedig het hoofd

Daar weerklonk op eens een helder, liefelijk Ave Maria, gezongen door twee meisjesstemmen. Een zusterpaar, dat aan de voorspraak der Moedermaagd de genezing van een zieke moeder dankte, kwam hierheen om de koningin des hemels het dagelijksch dankoffer van versche bloemen te brengen.

[pagina 303]
[p. 303]

De meisjes naderden eerbiedig, legden geurige kransen neder aan den voet van het kruis, baden in stilte en verwijderden zich.

De jonkman hief nu het hoofd op naar het Mariabeeld en bad met ontroerde stem:

‘Madonna, ontferm u over mij, dat ik met geduld en overgeving in Gods heiligen wil de pijnen van mijn zieke borst verdrage en dat ik eenmaal zalig sterve in vereeniging met Jesus, uw Zoon!... Zeg, o zeg, wat ik doen moet om u mijn kinderlijke, mijn innige liefde te betuigen.’

Toen was het hem alsof er een nevel van voor zijn smeekende oogen werd weggenomen; het Mariabeeld scheen zich te bewegen, een straal van leven het gelaat der Moeder van Smarten te bezielen en het was of de steenen mond hem toesprak:

‘Breng aan mijn onmetelijke smart een waardig offer; neem deze vreeselij[k]e, stomme tranen van mij weg, laat ze smelten dat ze zacht wegvloeien en mijn gefolterd hart verlichten; laat mijn verstijfde wonden bloeden, en uw bede om geduld en gelatenheid en om een zalig afsterven in vereeniging met mijn Zoon zal verhoord worden.’

Toen de bezwijmde de helderheid zijner gedachten weer herkregen had, zond de middagzon reeds haar gloeiende stralen neer, en al wat leefde verborg zich schuw voor haar heeten, verzengenden adem. Maar de borstlijder merkte het niet; zijn wangen gloeiden, zijn oogen schitterden, een zalig lachje speelde om zijn lippen en met vluggen voet ijlde hij naar Napels terug.

Den volgenden morgen kwamen de beide zusters met de blijde morgenzon terug, en zoo kwamen zij dagelijks om hun kinderlijk vroom Ave Maria te zingen, waarbij de zilverheldere sopraan der eene met de voile alt der andere heerlijk samenklonk.

De zieke verwijderde zich altijd bescheiden, als deze bedevaartgangsters verschenen, en verborg zich in het naburige boschje om haar liederen te beluisteren.

Nog eenmaal troffen de zusters den jongen man met de bruine lokken en het nadenkend voorhoofd bij het kruisbeeld aan; maar ditmaal kwam hij niet nederknielen aan den voet der groep; hij lag tegen de helling van den heuvel, liet de bezielde blikken in het rond weiden, hield een blad papier in de hand en teekende daarop met een potlood kleine vreemde figuren; daarbij lag er een glans over zijn gelaat als van hemelsche ingeving.

Zoo ontmoetten de zusters den kranke nog meermalen zonder een woord met hem te wisselen; zij stoorden elkander niet.

De winter ging voorbij en de maand Maart van het jaar 1739 brak aan, die wonderliefelijke maand in Italië met haar frissche knoppen, helgroene bladeren en zoele luchtjes.

De zusters bemerkten niet hoe de gestalte van den jongen man, ondanks de alles verjongende lente, meer en meer verkwijnde, zijn stap zwaar en zijn wangen holler werden; want een bedrieglijke blos kleurde als een zacht waas zijn edelgevormd gelaat en de donkere oogen glinsterden als van bovenaardsch vuur.

Daar naderde hij op zekeren dag voor de eerste maal het zusterpaar, de gevoelvolle zangeressen en vroeg met een blik op het kruisbeeld en de Moeder van Smarten:

‘Mag ik u morgen een lied brengen, een lofzang ter eere der Moeder van Smarten? En wilt ge mij dat zingen met uw mooie zuivere stemmen en mij zoodoende helpen ook een offer te brengen? De Madonna heeft dat offer verlangd en mij een heerlijk loon beloofd. O hoe verlang ik mijn gelofte te vervullen, helpt ze mij volbrengen! Zingt mijn lied aanstaanden Zondag aan den voet van dit kruisbeeld en gij zult getuige zijn van de gunst, die de Madonna mij schenkt.’

De zusters knikten vriendelijk van ja op dit bescheiden verzoek.

Het was den 16en Maart 1739, op een Zondagavond, toen de drie personen weer aan den voet van het kruisbeeld verschenen. De meisjes brachten weer geurige bloemenkransen. De stervende Christus zag ernstig op de groep neder. De uitgeputte jongeling zonk op de knieën, hief de wasbleeke handen omhoog en riep met diep bewogen stem, terwijl tranen langs zijn wangen stroomden:

‘Heilige Moeder van Smarten, neem mijn offer aan.’

En naast hem verhieven zich als een klinkend reukoffer de beide vrouwenstemmen; bewonderenswaardig zuiver, ernstig en plechtig zongen zij de woorden:

 
Stabat Mater dolorosa
 
Juxta crucem lacrymosa
 
Dum pendebat filius.
 
Onder 't kruis met weenende oogen
 
Stond de Moeder diep bewogen,
 
Daar haar Zoon te sterven hing.

Geen lentekoeltje suisde door het lommer der boomen, geen geluid werd in het rond vernomen, er heerschte een heilige stilte, als een verstomming der natuur voor de heilige verhevenheid van dat gezang. Diepe, zachte weemoed trilde in de vrouwenstemmen en druppelde neer in iederen toon. De biddende scheen weg te zwijmelen van verrukking. Onafgewend, in onbeschrijfelijke aandoening, in verterenden angst, in koortsige verwachting hingen zijn blikken aan de trekken der smartvolle Moeder Gods, en toen deze woorden neerzweefden:

 
Quis est homo, qui non fleret
 
Christi Matrem si videret
 
In tanto supplicio?
 
Wie is mensch en zou niet weenen,
 
Zag hij Christus' Moeder stenen
 
In zoo bitter harteleed?

Toen deze tooverzoete klanken vol van het verhevenste meegevoel van de lippen der bezielde zangeressen vloeiden, zie, toen verdwenen de knagende pijnen van het kwijnende lichaam, toen verhief zich met vollen, vrijen ademtocht de eertijds zoo angstig bewogen kranke borst, een wonderzoete matheid kwam over hem, smachtend strekte hij de armen naar het heiligenbeeld uit, opgetogen blikte hij hemelwaarts en als een zonnestraal gleed een lachje over het gelaat van den jonkman, die ineenzonk, terwijl de uitroep ‘Jesus, Maria!’ wegstierf op zijn bevende lippen.

Giovanni Battista Pergolese was dood.

Het wonderbeeld der treurende Madonna staat sedert lang niet meer op deze eenzame liefelijke plek, die thans met jasmijnstruiken en aloëboschjes bedekt is, en het lichaam van den met roem gekroonden meester, wiens vrome ziel het heerlijke Stabat Mater zong, rust in den koelen dom van Vascorato. Maar moge onder den zwaren voetstap des tijds zijn lichaam en die domkerk worden vertreden, des zangers lied van de smartvolle Moeder Gods zal immer in de katholieke Kerk blijven voortleven, dat is onsterfelijk zijn.

De beroemde toondichter was den 3en Januari 1710 te Jesi in den Kerkelijken Staat geboren. Op zevenjarigen leeftijd kwam hij reeds in het conservatorio te Napels, waar hij eerst vioolspelen leerde en daarna compositie-studies maakte.

Hij dichtte een oratorium, verscheidene opera's en kleinere stukken, alsmede een tienstemmige mis met vespers voor twee orkesten. Grooten bijval vonden zijn kerkelijke composities, waaronder zich ook een Salve Regina bevindt. Hij was van zwakke gezondheid en toen zijn borstkwaal verergerde, ried men hem aan, naar Torre del Greco aan den voet van den Vesuvius te verhuizen, waar men meent dat borstlijders, als er nog herstel mogelijk is, gemakkelijk en spoedig genezen. Hij stierf, juist toen zijn naam begon zich door Europa te verbreiden. Naar het algemeen gevoelen der Italianen heeft niemand hem in muzikale uitdrukking overtroffen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken