Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8 (1891-1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (46.63 MB)

Scans (716.27 MB)

ebook (39.26 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8

(1891-1892)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 322]
[p. 322]

Een Beproeving.
Novelle door P.H.J.S.

I.

Zij was geen beauté, de gezelschapsjuffrouw van mevrouw Stevenaar; voor menigeen was zij niet meer dan een alledaagsche verschijning, niet leelijk maar ook niet mooi, een meisje zooals men er honderden vindt en die men nauwelijks opmerkt. Toch waren er die haar anders beoordeelden. En inderdaad wanneer men met juffrouw van Gamel in aanraking kwam, wanneer men haar meer oplettend gadesloeg, dan kon het niemand ontgaan, dat zij aanspraak had op hooger lof dan die van een alledaagsche verschijning. Wel vertoonde haar gelaat geen klassieke lijnen, maar het was toch zeer fijn gevormd en uit de groote zwart-bruine oogen sprak een teedere, een gevoelige ziel. Dan viel het ook op, dat er iets nobels in haar voorkomen lag, iets, dat dengene, die aanspraken kon doen gelden op een ietwat scherpen blik, met sympathie voor de eenvoudige juffrouw van gezelschap vervulde. Want eenvoud was het groote kenmerk, dat haar onderscheidde, eenvoud, zonder coquetterie, zonder effectbejag.

Mevrouw Stevenaar had dit zelve erkend en deze dame was niet gemakkelijk voor haar gezelschapsjuffers. Melanie van Gamel was de zevende, die zij in den tijd van twee jaar had geëngageerd en die het nu reeds vier maanden bij haar had weten uit te houden. En wat het opmerkelijkst was, juffrouw van Gamel had de nukken harer meesteres niet met wedernukken beantwoord, zij liet zich nimmer een scherp woord ontvallen en scheen niet geraakt, wanneer de oude dame haar onder het een of andere voorwendsel onaangenaam bejegende.

Mevrouw Stevenaar was altijd, lastig van humeur geweest; haar echt was kinderloos gebleven en sinds den dood van haar man, die immer als bliksemafleider had dienst gedaan, waren hare booze luimen er niet op verminderd. Men verbaasde er zich dan ook over, dat juffrouw van Gamel zich zoo goed in hare betrekking kon schikken en er nog altijd geen sprake van was, dat zij een goed heenkomen zocht. Eigenlijk deelde mevrouw Stevenaar in die verbazing. Zij was zich haar lastig humeur zeer goed bewust en soms hinderde het haar, dat Melanie hare grillen met zooveel geduld verdroeg en er zelfs geen notitie van scheen te nemen. Ook gevoelde zij wel eens spijt, wanneer zij het wat al te erg had gemaakt en zonder eenige reden het altijd zachtzinnige meisje harde woorden naar het hoofd had geslingerd. Want in den ietwat melancholischen blik van haar gezelschapsjuffrouw meende zij dan een stil verwijt te lezen, het machtige verwijt van iemand, die geen kwaad met kwaad vergeldt. Dan was zij eenige dagen heel vriendelijk en heel aardig voor het meisje om daarna weer tot haar oud gebrek te vervallen.

Toch was zij in den grond van haar hart niet kwaad; integendeel, zij hield er zelfs van goed te doen; maar zij behoorde tot die ongelukkige menschen, die geen zelfbeheersching bezitten en die door het gemis aan degelijke opvoeding en leiding niet hebben geleerd hun nukken te bedwingen. Ongetwijfeld zou zij geheel anders en veel beter zijn geworden, wanneer hare ouders wier eenig kind zij geweest was, haar niet in alles hadden verwend en een zwakke man niet op die zwakke ouders ware gevolgd. Wanneer zij hare vermeende grieven opsomde had men haar altijd beklaagd, men had dan getracht haar tevreden te stellen door allerlei vleierijen en zenuwachtigheid tegenover zenuwachtigheid gesteld; men had hare denkbeeldige rampen au sérieu[x] genomen en aldus het comediespel aangewakkerd. Ten slotte was ook haar man grillig geworden en zoo hadden zij jarenlang een soort guerilla oorlog gevoerd, waarin geen der beide partijen ooit een beslissende overwinning behaalde.

Was het wonder, dat geen der zes voorgangsters van juffrouw van Gamel het langer dan ettelijke weken, hoogstens enkele maanden bij haar had kunnen uithouden? In stilte bewonderde mevrouw Stevenaar soms haar tegenwoordige juffrouw van gezelschap en maakte zij bij zich zelve de opmerking, dat Melanie waarlijk een buitengewoon meisje was. De oude dame was niet gewoon veel aan anderen te denken, doch nu en dan viel het haar op, dat juffrouw van Gamel wel wat al te ernstig was voor haren leeftijd, en de overtuiging begon zich bij haar te vestigen, dat het meisje een geheim in zich ronddroeg dat haar neerdrukte.

Maar dan was het toch zonderling, dat zij wel is waar nimmer uitgelaten, maar toch ook nooit neerslachtig was en zelfs tegenover de slechtste luimen een kalmte en een opgewektheid wist te bewaren, zooals de oude dame nog bij geen harer voorgangsters had aangetroffen Egoïstisch en verwend als zij was, kon mevrouw Stevenaar zich niet voorstellen, dat iemand eenige zelfbeheersching aan den dag legde en een aangenaam humeur bewaarde bij onaangename gebeurtenissen.

‘Gij zijt toch een zonderling meisje;’ zei de weduwe op zekeren dag toen zij weer eens spijt voelde over eenige harde woorden, ‘altijd vind ik u opgeruimd en tevreden, gij antwoordt nooit iets op mijne aanmerkingen, gij schijnt volkomen gelukkig te zijn en toch.. toch is er iets vreemds, iets raadselachtigs in uw voorkomen; toch komt het mij soms voor dat gij een geheim voor mij bewaart, dat gij door iets wordt gedrukt.’

Melanie had voor de pianino plaats genomen en wasjuist voornemens haar spel te beginnen, toen mevrouw Stevenaar, als altijd aan een plotselinge opwelling gehoor gevend, deze woorden tot haar richtte. Zij wendde het hoofd niet om en gaf ook niet terstond antwoord, maar begon eensklaps met zenuwachtigen haast in haar muziekboek te bladeren

‘Ik ben toch niet indiscreet, kind?’ ging de weduwe voort en de toon harer stem klonk bijna moederlijk teeder.

Melanie had hare zelf beheersching teruggekregen. Zij keerde zich halverwege tot de oude dame en zeide met een gedwongen glimlachje: ‘Wie ondervindt al niet eens wat in zijn leven, lieve mevrouw? Mijne ouders heb ik vroeg verloren en wanneer men geheel alleen staat op de wereld heeft men wel reden zich beklemd te gevoelen.’

Het meisje was zeer bleek geworden, maar mevrouw Stevenaar merkte dit niet op. Stond ook zij niet alleen op de wereld en ondervond zij wel veel vriendschap van hare kennissen? Was zij bovendien niet oud en bijna afgeleefd, terwijl haar juffrouw van gezelschap althans gezond en krachtig was en nog een lang leven voor zich had?

Mevrouw Stevenaar voelde zich gesterkt in hare overtuiging, dat er eigenlijk geen rampzaliger mensch op aarde bestond dan zij en met een zeer ontevreden gezicht luisterde zij naar de welluidende tonen, welke haar juffrouw van gezelschap aan de snaren wist te ontlokken.

II.

Mevrouw Stevenaar leed bij herhaling aan ingebeelde ziekten. Bijna onafgebroken was zij onder behandeling van den dokter, of om het juister uit te drukken (want van behandeling kon eigenlijk geen sprake zijn) vervulde zij met komischen ernst de rol eener patiente. Wee den ongelukkige, die niet verklaarde hare overtuiging op dit punt te deelen en liet doorschemeren, dat hare ongesteldheden niets anders waren dan de uitvloeisels van een dwaze verbeelding en een luimig karakter. Zij moest met alle zorg en omslachtigheid worden gecureerd totdat het haar begon te vervelen langer de lijderes te spelen en de dokter plotseling gedaan kreeg.

Met meer dan één geneesheer had zij door die handelwijze onaangenaamheden gekregen en zoo zou het ook zeer zeker gegaan zijn met den jongen dokter Noordveld, wanneer niet een zekere omstandigheid hem had doen besluiten de luimen der oude vrouw voor lief te nemen en immer met de meeste belangstelling naar haar toestand te komen informeeren. Zijn bezoeken bij mevrouw Stevenaar hadden hem namelijk met juffrouw van Gamel in aanraking gebracht en die kennismaking was hem zeer goed bevallen. De aangename manieren van het meisje, hare ongekunstelde gratie, haar eenvoud en bescheidenheid - dit alles had een diepen indruk op hem gemaakt en die indruk bleek duurzaam te zijn. Wanneer hij met andere meisjes sprak, begon hij onwillekeurig vergelijkingen te maken, en die vergelijkingen vielen nooit ten nadeele der gezelschapsjuffrouw uit. Voor hem stond zij boven allen uit en langzamerhand begon hij een treffende overeenkomst te ontdekken tusschen dit meisje en het beeld, dat hij zich sinds jaren van de vrouw zijner keuze had geschapen. Wanneer men hem thans schertsend de vraag stelde, wanneer hij trouwen ging, steeg hem onwillekeurig een blos naar de wangen en gaf hij verwarde antwoorden. Hij maakte er zich ook niet boos meer over wanneer hij met buitengewonen spoed, als gold het een hoogst ernstig geval, bij mevrouw Stevenaar werd ontboden, want steeds vond hij gelegenheid een klein gesprek met juffrouw van Gamel aan te knoopen en dat waren zijne gelukkigste oogenblikken. Hij vond dan volop gelegenheid hare groote belezenheid, haar fijnen smaak, haar gezond verstand te bewonderen. En daarbij bezat zij dat natuurlijke, dat ongekunstelde, waarin men het beste bewijs vinden kan van een groot, aristocratisch karakter. De sympathie, welke de jonge dokter sinds het eerste oogenblik hunner kennismaking voor het meisje had gekoesterd, ging weldra in een warme genegenheid over. Hij begon te mijmeren, hij maakte plannen en in zijn verbeelding schiep hij zich tafereelen vol huiselijk geluk, tafereelen, waarvan de gezelschapsjuffrouw van mevrouw Stevenaar altijd het middelpunt uitmaakte.

Van haren kant had Melanie bij zichzelve de opmerking gemaakt, dat dokter Noordveld een man was van aangename vormen, een gentleman in den waren zin des woords. En zij kon dan ook in alle oprechtheid een bevestigend antwoord geven, toen mevrouw Stevenaar, na een nieuwe denkbeeldige ongesteldheid, haar de vraag stelde of zij den dokter niet een innemend man vond.

‘Hij staat overal in hoog aanzien,’ ging de oude dame voort, ‘hij is ongetrouwd en heeft een mooie praktijk. Je begrijpt dus, dat hij een gewilde partij is. Bij de Verhovens wordt hij bijna om den anderen dag ten eten gevraagd, in de hoop natuurlijk, dat hij een van de meisjes zal nemen, en de Bruggelaars loopen hem letterlijk achterna. Maar ik geloof dat die malle nesten geen de minste kans hebben Trouwens, Noordveld schijnt nog niet aan trouwen te denken; hij staat min of meer bekend als een tegenstander van het huwelijk; hoewel Louise Griffiers mij dezer dagen vertelde, dat hij in den laatsten tijd geheel veranderd scheen te zijn. Hebt gij daarvan ook iets opgemerkt, Melanie?’

Het meisje maakte een ontkennende beweging.

‘lk vond hem vriendelijk en spraakzaam als altijd,’ gaf zij ten antwoord.

‘Ja jij spreekt hem nog al eens,’ ging mevrouw Stevenaar voort met den vinger dreigende, ‘hij schijnt je conversatie op prijs te stellen, Melanie, en hij vraagt altijd met veel belangstelling naar je.’

De oude dame, die bizonder goed gehumeurd was, sprak deze woorden schertsenderwijze uit, zonder er eenige waarde aan te

[pagina 323]
[p. 323]

hechten, maar op het jonge meisje maakten zij blijkbaar een diepen indruk Zij wendde als bij toeval het hoofd om en haar gelaat werd bleek.

‘Ik geloof, dat zijne toekomstige vrouw, onverschillig wie zij is, zich gelukkig mag rekenen,’ ging mevrouw Stevenaar voort, ‘hij is zoo geheel anders dan de alledaagsche jongelui, die men geregeld ontmoet: akelige zotten en modegekken, die over niets degelijks weten te praten. Hij heeft zoo iets flinks over zich, zoo iets echt mannelijks.’

De oude dame ging voort den lof van dokter Noordveld te verkondigen, doch de gezelschapsjuffrouw was stil en afgetrokken geworden. De schertsende woorden van mevrouw Stevenaar hadden haar plotseling een licht doen opgaan; zij bracht zich daarbij eenige uitdrukkingen te binnen, welke de jonge dokter blijkbaar ondoordacht gebezigd had en waaraan zij aanvankelijk geen beteekenis had willen hechten. Doch thans werd het haar duidelijk, dat de groote voorkomendheid, welke hij tegenover haar aan den dag legde, van meer dan eene gewone beleefdheid getuigde. Hoe dom, dat zij dit niet reeds eerder had opgemerkt!

Gedurende de eerste daarop volgende dagen werd door mevrouw Stevenaar niet meer over den jongen geneesheer gesproken. De oude dame voelde zich bizonder wel en Melanie hoopte van ganscher harte, dat Noordveld voorloopig niet zou behoeven ontboden te woorden. De indruk, welken de schertsende woorden van mevrouw Stevenaar op haar hadden gemaakt, was nog geenszins uitgewischt hoewel zij in sommige oogenblikken er zelve den spot mee dreef. Was het niet onwaarschijnlijk, ondenkbaar zelfs, dat een man van Noordveld's positie zijn oog op haar kon doen vallen? Zij was beschaafd en ontwikkeld, zij had een uitnemende opvoeding genoten en zou in iederen salon op hare plaats zijn, maar een dienstbare kon dr. Noordveld, de man die overal zoo hoog stond aangeschreven en bij zeer voorname families een welkome gast was, toch niet tot zijn echtgenoote verkiezen!

Zij was juist in die gedachte verdiept, toen mevrouw Stevenaar haar, na een bezoek van juffrouw Louise Griffers, mededeelde, dat er sprake was van een verloving tusschen dr. Noordveld en freule Plaster.

Melanie kon den blos niet weerhouden, die haar naar de wangen steeg, doch gelukkig lette mevrouw Stevenaar nooit veel op anderen, wanneer zij met iets vervuld was.

‘Een schitterende partij,’ ging de oude dame voort, ‘de Plasters behooren tot de eerste familiën en bovendien zijn zij zeer gefortuneerd. Jeanne is daarbij de eenige dochter, het eenige kind en niet onlief ook. Dr. Noordveld heeft goed uit zijn oogen gezien...’

‘En ik, die nog meende, dat hij aan mij denken kon,’ merkte Melanie stilzwijgend bij zich zelve op, terwijl zij glimlachte over hare onnoozelheid.

Toch was het bericht haar oprecht welkom. Zij behoefde thans niet meer met zorg op te zien tegen het tijdstip, waarop hare meesteres den dokter weder zou doen ontbieden en toen zij in den avond van dienzelfden dag den jongen medicus ontmoette aan het ziekbed eener arme vrouw, waarvoor zij zich interesseerde, bracht haar dit in niet de minste verlegenheid. Zonder aarzelen ook aanvaardde zij Noordveld's aanbod haar naar huis te vergezellen. De weg toch, dien zij had af te leggen, was vrij lang en voerde door eenzame straten.

(Wordt vervolgd)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken