Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9 (1892-1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (49.12 MB)

Scans (797.61 MB)

ebook (41.52 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9

(1892-1893)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Wetenswaardig Allerlei.

Het steken van bijen en wespen. -

Nu we in het hartje van den zomer zijn en bijen en wespen in overvloed voorhanden zijn, heeft het misschien zijn nut, er door eenige voorbeelden op te wijzen, dat niet enkel de steken van wespen, maar ook die van bijen zeer gevaarlijk kunnen zijn en reeds menig menschenleven hebben geëischt.

Eenigen tijd geleden werd een stevige jonge boer in een gehucht van Lozère, die bezig was bijenkorven in zijn tuin te verzetten, door een bij gestoken. Weldra werd zijn toestand onrustbarend, zoodat zijn familie den dokter liet roepen Deze was afwezig en toen hij na eenigen tijd kwam was de man dood.

Te Bongival werd een kind van zeven jaar, van een krachtig gestel, door een bij aan de slaap gestoken: bijna oogenblikkelijk werden zijn trekken akelig verwrongen, zijn lichaam met klam zweet bedekt en een uur later was het dood.

In het graafschap Chester werd zekere George Grevalli, een krachtige en gezonde jonge man, door een bij in de wang gestoken. Daar hij zijn krachten voelde afnemen, ging hij naar bed, viel in bezwijming en stierf reeds na een kwartier.

Een rijke pachter in het graafschap Berckx, Henri Stizal geheeten, bezweek na vier en twintig uren van vreeselijke pijnen en nuttelooze zorgen, ten gevolge van de steek eener kleine bij.

Te Busgyau in Hongarije werd een jonge herder, vol kracht en gezondheid, door een bij die hij woedend gemaakt had, door met steenen tegen haar korf te werpen, in den hals gestoken. Men zocht, men vond, men haalde den angel uit, men verpleegde hem zoo zorgvuldig mogelijk. Alles tevergeefs; na verloop van tien minuten waggelde de jonge man, stamelde een paar woorden en viel dood neer.

In weerwil van deze gevallen - die bij de bij veel zeldzamer zijn dan bij de wesp - moet men dit nijvere insect niet als een vergiftiger van beroep beschouwen. De natuur heeft den angel niet geschonken om den dood te geven maar om was en honing te garen en den mensch door haar vlijt en schranderheid tot voorbeeld te strekken.

Veel geduchter dan van de bij is de steek der wesp. In den arm, aan den hals, aan de hand, aan den vinger kan zij doodelijk zijn. De wetenschap heeft tal van voorbeelden daarvan opgeteekend.

Voor twee of drie jaar plukte een jonge dame van de hooge wereld te Parijs een abrikoos in haar tuin, bracht ze naar den mond en slaakte een kreet. In de vrucht was een wesp verborgen, die, woedend in haar maaltijd gestoord te worden, onmiddellijk opvloog en de jonge dame aan de keel stak. De keel zwol op en na twee uren van ongehoorde pijnen gaf het ongelukkige meisje den geest.

Een soortgelijk ongeluk gebeurde het vorig jaar te Beaumont, een dorp in Normandië, en onder bijzonder treurige omstandigheden Een bruilofsstoet begaf zich naar het gemeentehuis; alles was gereed, men wachtte nog enkel op een getuige, die zich wat verlaat had. Een kind kwam met een heerlijk korfje pas geplukte perziken voorbij; de bruid nam er een van, die haar toekomstige echtgenoot haar aanbood en slaakte een kreet van smart; een kleine wesp had haar aan het verhemelte gestoken. De geheele mond zwol vreeselijk op en een uur later was het jonge meisje dood.

In den afgeloopen herfst werd in een dorp der Pyreneeën, op twee mijlen van Tarbes, een flinke jongen van veertien jaar door een wesp gestoken. Hij kreeg de koorts, ijlde, wrerd op bed gelegd en was na veertig minuten een lijk. Voor twee jaar joeg een dame te Lyon, die door een wesp, welke rond haar gezicht fladderde, werd lastig gevallen, deze met haar zakdoek weg, ontving onmiddellijk een vinnigen steek en was ondanks de zorgvuldigste verpleging, binnen twee uur dood.

Dergelijke feiten zijn niet zeldzaam, de steek eener wesp kan even gevaarlijk zijn als de beet van een ratelslang. De slang is de trouwelooze dood, die zich schuil houdt, die vlucht, dien men uitdaagt; de wesp is de dood, die rondfladdert, die gonst, die zweeft en ten laatste onverhoeds haar giftigen angel in het menschelijk lichaam plant.

Hoe de Amerikaan Astor een nabob werd. -

Korten tijd geleden is de schatrijke Amerikaan William Astor gestorven, wiens nalatenschap op niet minder dan 750 millioen geraamd wordt. Niet onaardig is het, te vernemen, hoe zooveel millioenen door een self-made man - want dat was John Jacob Astor, de vader van William - zijn bijeengegaard.

John Astor had te New-York een bescheiden handel in pels- en bontwerk opgezet. Hij dacht een vernuftig middel uit om deze waren in overvloed en goedkoop te verkrijgen, door zich in betrekking te stellen met Peter Smith.

Deze Peter Smith was een dier onverschrokken trappers, wiens beeld ons door Fenimore Cooper zoo juist geschetst is. Hij maakte jacht op de bevers, die aan de oevers van de St. Laurens-rivier en de groote Canadeesche meren in grooten overvloed voorhanden waren. Daar hij al twintig jaar met de Indianen omging, was hij hun vriend geworden. Toen John Astor hem als compagnon had aangenomen, kocht Peter Smith de huiden der dieren, die de Indianen doodden, in ruil voor tabak, stoffen en dekens. De Indianen voeren er wel bij, maar nog meer Astor en Smith.

Spoedig waren beide vrienden rijk. Zij vergenoegden zich niet met geld bijeen te garen, maar wisten het ook vruchtbaar te doen zijn. Zij plaatsten hun geld niet in staatspapieren, maar kochten er grond voor John Astor. vol vertrouwen op de toekomst van New-York, kocht groote uitgestrektheden grond ten westen der stad, want hij had de wet begrepen, die de steden dwingt zich naar het westen uit te breiden.

Terwijl John Astor aldus te New-York fortuin maakte, kocht Peter Smith gronden in het Noord-westen, daar hij op de landverhuizing rekende, die den bodem zou dwingen, de kosten honderdvoud te vergoeden. Maar hij had niet het geduld, noch zelfs de standvastigheid om zijn onderneming voort te zetten. De droefgeestigheid, die zooveel vat heeft op personen, die gewoon zijn in een uitgestrekte eenzaamheid te leven, maakte zich van Peter Smith meester. Nog tijdens zijn leven droeg hij al wat hij bezat, aan zijn zoon Gerrit Smith over, en behield voor zich enkel een pachthoeve waar hij stierf.

Gerrit Smith stond aan het hoofd van een onmetelijk grondgebied, dat niet zooveel en niet zoo gemakkelijk produceerde als het onroerend vermogen van John Astor. Weldra had hij zelfs door landbouwwerkzaamheden en bouwen al zijn beschikbaar kapitaal ingebrokt. Hij dacht aan John Astor en schreef hem. Astor antwoordde hem, dat hij hem wachtte. Zij dineerden te zamen en gedurende den maaltijd bracht de oude millionnair het gesprek op de moeilijkheden, waarmee hij en Peter Smith in het begin hadden te worstelen gehad. Hij bracht in herinnering, dat beiden vaak hun balen bont op den rug hadden vervoerd. Daarna zei hij tot zijn gast:

‘Je hebt geld noodig... Hoeveel?’

‘Tweehonderd vijftig duizend dollars.’

‘Onmiddellijk?... In eens?’

‘Ja’

‘Goed, morgen zal je ze hebben.’

John Jacob Astor hield woord. Maar reeds weinige jaren later was Gerrit Smith in staat, de geleende som, die voor dien tijd een zeer aanzienlijk bedrag was, terug te geven. Hij werd op zijn beurt schatrijk, maar evenals zijn vader kreeg hij een afkeer van zijn millioenen.

‘Ik ben een agrariër geworden,’ zei hij, ‘en ben van meening, dat elke mensch recht heeft

[pagina 32]
[p. 32]

op het bezit van een hoeve, maar dat niemand meer moet hebben.’

Dit was bij hem niet enkel theorie. Een groot gedeelte van zijn vermogen schonk hij weg, en wat zijn roerende goederen betrof, na den secessie-oorlog schonk hij drie duizend hoeven aan evenveel slachtoffers van den burgeroorlog.

De zoon van John Jacob Astor, de onlangs overleden William, was niet dezelfde beginselen toegedaan. Gedurende zijn leven heeft hij de vaderlijke nalatenschap verdubbeld, volgens sommigen verdriedubbeld.

Electrische perronverlichting door spoortreinen. -

Daartoe heeft een ervaren electricien een middel bedacht, dat hierin bestaat, dat in een der wagens een electriciteitsbron en aan den buitenkant van elken waggon een of meer electrische lampen worden aangebracht. Bij het binnenrijden van een station wordt door een toestel de rij lampen aan den kant, waar uitgestapt moet worden, aangestoken en daardoor een voortreffelijke en goedkoope perronverlichting in het leven geroepen. Bovendien kunnen de seinlichten aan den trein zelf uit deze electriciteitsbron gevoed worden, wat voordeelig is, daar electrische lampen noch door den wind uitgewaaid, noch door andere invloeden van het weer beschadigd kunnen worden.

Slijkvisschen. -

Het aquarium te Berlijn is onder meer een kist met klonten klei rijk van de grootte van een kegelbal. Deze zijn van Senegambië afkomstig. In elken klont is een gat, dat een slijkvisch herbergt, die daar zooveel als zijn winterslaapje houdt. Wanneer in het droge jaargetijde der tropen rivieren, meren en beken uitdrogen, kruipt de slijkvisch in den modderigen grond en slaapt daar tot de regentijd weer begint. In dezen toestand ademt de visch door longen, in het water door kieuwen. Indien men zulk een klont klei door water weekt, kan men daardoor den slijkvisch weer tot het leven opwekken.

Waarom kraait de haan? -



illustratie
gezicht op kortenhoef, naar de teekening van adolf van dijk.


De alledaagsche natuurverschijnselen zijn gewoonlijk het moeilijkst te verklaren. Met hun nieuwsgierige of weetgierige vragen, waarom dit en waarom dat geschiedt, brengen de kinderen ons dikwijls in verlegenheid. Waarom zingt de vogel? Deze vraag kan niet als de loop der sterren op wiskundige wijze verklaard worden; de scherpzinnigheid der natuurvorschers wordt bij de beantwoording daarvan op een zware proef gesteld. Onlangs werd onder vogelliefhebbers een prijsvraag voor het beste antwoord uitgeschreven, maar ook hierdoor was het vraagstuk niet opgelost. Zoo staat het ook met de vraag: ‘Waarom kraait de haan?’ De natuurkundigen van den nieuwen tijd laten ze doodeenvoudig links liggen; maar die van vroeger hadden voor de oplossing van dergelijke vraagstukken zekere voorliefde, en het is wel eens aardig te weten, wat antwoord zij op die vraag hadden uitgedacht. In een werk uit het begin der vorige eeuw lezen wij daarover het volgende:

‘Kort na middernacht, als de zon geheel onder de aarde komt te staan, ondergaat de lucht een groote verandering, van de gesteldheid, die ze des avonds en bij zonsondergang vertoont, grootelijks te onderscheiden. Deze verandering der lucht worden de hanen en andere vogels veel eerder gewaar dan de menschen. Wanneer zij deze nu gevoelen, worden ze hierdoor aangezet tot kraaien. Wanneer de dag na bij komt, hoe vaker zij hun gekraai en dit dikwijls achter elkaar herbalen. Zoodra nu echter de dag aanbreekt, houden zij weder op met kraaien. Dit komt omdat dan het weer anders wordt, evenals zij ook buitentijds des middags of des avonds of wanneer ook hun stem laten hooren, als er verandering van weer intreedt. Misschien heeft de alwijze Schepper dit voor den armen landman om twee redenen zoo geordend: eensdeels, omdat hij, indien hij geen klok of uurwijzer in de nabijheid heeft, ongeveer zou weten, wanneer zoowat de morgen zou aanbreken: anderdeels, opdat hij, wanneer dieven zouden inbreken, door het kraaien van den haan gewekt zou worden. Sommige natuurkundigen willen het vroege kraaien van den haan liever hieraan toeschrijven, dat na volbrachte spijsvertering de haan het vermeerderd bloed en de gewonnen krachten voelt, waarop hij van vreugde met de vleugels klapt en kraait.’

De haan, de voorbode van den dag, moet reeds toen tot klachten wegens verstoring der nachtrust aanleiding hebben gegeven, want de schrijver van bewust artikel geeft ook raad, hoe men het kraaien van den haan kan beletten. ‘Indien men den haan een ring van wijngaardranken of ander hout om den hals legt,’ zoo heet het daar, ‘zal hij in het geheel niet meer kraaien.’

We geven de verklaring van het hanengekraai en het voorbehoedmiddel daartegen beide voor wat ze zijn.

Amerikaansch! -

De redacteur van een Amerikaansch dagblad deelde daarin onlangs het volgende mee: ‘Een geschenk in den vorm van een flesch fijne, oude, Schotsche whisky werd verleden Donderdag 's namiddags om tien uur aan de expeditie van ons blad allervriendelijkst afgegeven. Tien minuten later was er geen druppel meer in de flesch, tien minuten daarna had de loopjongen der redactie de flesch bij een handelaar in lompen en beenderen in de buurt verkocht. Om half drie werden drie man naar den politiepost gebracht, omdat zij dronken waren en zich op de straat grove onbetamelijkheden hadden veroorloofd.

De uitgever van dit blad betuigt hiermee zijn hartelijken dank aan den gever van het welgemeende geschenk, maar zou zich tot nog meer dank verplicht achten, wanneer de schenker van de whisky wilde oversturen: twee en zeventig shilling, tot betaling der kosten, een politiehelm voor die door een der beschonkenen onbruikbaar werd geslagen, een nieuwen loopjongen voordien hij heeft moeten ontslaan, vier vensterruiten en een bel voor die stuk geslagen werden, en - geen whisky meer.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken